Joseph Harry Pettitt sneuvelde in de Slag om Overloon op 16/10/1944 en ligt begraven op de begraafplaats aldaar. Hij was korporaal in het 2nd Battalion, East Yorkshire Regiment (Service No. 6151189).
Hij werd op 8 mei 1907 geboren als zoon van Joseph Henry Pettitt en Alice Eliza Elizabeth Pettitt (nee Stone) in Sutton, Surrey. Zijn ouders waren in 1906 getrouwd in Horsey, Norfolk.
In zowel 1911 als 1921 woonde Joseph Harry Pettitt met zijn gezin op 105 Clarence Road, Sutton, Surrey. Zijn vader, Joseph Henry Pettitt, was in 1877 geboren in Pimlico, Londen. Hij werd in 1911 beschreven als melkboer en in 1921 als tramconducteur voor de South Metropolitan Electric Tramways & Lighting Company (hoewel hij in 1939 weer werd vermeld als melkboer). Zijn moeder, Alice, werd in 1876 geboren in West Flegg, Norfolk. Joseph Harry was de oudste van hun kinderen. Zijn broers en zussen waren Charles Louis Claude geboren in 1911, Audrey Sylvia geboren in 1915 en Ralph Cyril geboren in 1917.
Joseph Harry Pettitt trouwde in 1926 in het district Epsom met Winifred M Kendall. Winifred Mildred Kendall was in 1907 geboren in Mildenhall in Suffolk. Ze kregen drie kinderen: Claude W geboren in 1926, Donald geboren in 1934 en Hazel A geboren in 1937.
In september 1939 woonden Joseph en Winifred in 107 Clarence Road, Sutton, Surrey, naast Joseph’s ouders die daar nog steeds woonden met twee van hun volwassen kinderen. Joseph werd beschreven als loodgieter. Het lijkt erop dat Donald en Hazel bij Joseph en Winifred woonden, terwijl hun oudste kind, Claude, naast de ouders van Joseph woonde.
Joseph’s dochter Hazel heeft herinneringen aan de melkronde met haar grootvader.
Ze heeft ook details kunnen geven over zijn militaire dossier.
Het geeft aan dat hij op 19 maart 1942 in dienst trad. Er staat dat hij zich aansloot bij het East Sussex Regiment – hoewel zo’n regiment niet blijkt te hebben bestaan (het dichtstbijzijnde equivalent is het Royal Sussex Regiment) – dus het kan ook het East Surrey Regiment zijn geweest. Het verslag vermeldt verder “opgenomen in het Territorial Army en geplaatst bij 12 (of L2) Infantry Training Corps”. Op 18 augustus 1942 werd hij geplaatst bij het 10de battallion.
Aangenomen dat dit het 10de battallion van het East Surrey Regiment was, was het één van de zes territoriale bataljons in het regiment die alleen voor vijandelijkheden waren bestemd. Het werd op 4 juli 1940 gevormd in Kingston, maar was tot juni 1942 gelegerd in plaatsen in Devon en Cornwall, toen het terugkeerde naar Devonport. Het ging in januari 1943 naar Essex en sloot zich drie weken aan bij de 45ste Divisie voordat het werd uitgezonden naar Cookstown en Portglenone in Noord-Ierland.
Joseph zelf werd op 1 oktober 1942 benoemd tot korporaal. Hij volgde een cursus Regimental Provost Duties in de Military Prison van 13 tot 25 februari 1943 – het is dus niet zeker of hij toen ook naar Noord-Ierland ging.
Het 10de battallion keerde eind 1943 terug naar West Sussex. In deze periode werden veel mannen overgeplaatst voor dienst in het Midden-Oosten en bij de 21ste Legergroep. Zijn laatste taak was het voorbereiden en leiden van een kamp-marshalling subgebied in Hambledon, Hampshire, voor Operatie Overlord, totdat het in augustus 1944 werd ontbonden.
Op 29 maart 1944 werd Joseph bevorderd tot waarnemend korporaal en op 27 juni 1944 kreeg hij de oorlogsonderscheidende rang van korporaal. Hij werd op 13 juli 1944 geplaatst voor overzeese dienst in Noordwest-Europa. Op 270 juli 1944 werd hij overgeplaatst naar het East Yorkshire Regiment en geplaatst bij het 2nd Battalion 21 Army Group.
Een proefschrift van Tracy Craggs is gebaseerd op oorlogsdagboeken, boeken en interviews met betrekking tot het East Yorkshire Regiment. Het geeft informatie over de rol van het 2e battallion vanaf D-Day en daarna.
Joseph zal zich bij het 2e Battallion van het East Yorkshire Regiment hebben aangesloten nadat het al veel mannen had verloren op D-Day. Het battallion had gedurende meerdere jaren veel voorbereiding hierop ondergaan. Veel van de versterkingen hadden misschien niet zo’n uitgebreide training gehad, maar Joseph hopelijk wel, want hij zat sinds 1942 in het leger. Een aanzienlijk aantal versterkingen voegde zich bij het battallion op 31 juli, toen het over de Orne was teruggekeerd naar Beuville, bij Caen in Frankrijk, en Joseph kan deel hebben uitgemaakt van deze versterking van het bataljon.
Het 2e battallion speelde medio augustus een rol in de actie om een wegkruising bij Vire veilig te stellen, maar speelde verder geen rol in de Slag om Normandië. In september waren ze in België en staken met succes het Scheldekanaal over als onderdeel van de noodlottige operatie Market Garden. Op 26 september arriveerden ze in Gemert in Nederland, waar ze een geweldig onthaal kregen.
In oktober was het 2de battallion betrokken bij enkele van de zwaarste gevechten sinds eind juni, te midden van voortdurende regen en modder. Het battallion speelde een rol bij de verovering van Overloon van 12 tot 15 oktober, waarbij 49 slachtoffers vielen.
Op 16 oktober kreeg het battallion nieuwe orders om Venray aan te vallen. Vertragingen betekenden dat het battallion onder rookmortiervuur kwam te liggen en pas om 17.00 uur op weg ging, waarbij een deelnemer zei “het was een van die gevallen van rondhangen en wachten zonder iets te doen onder vuur, waarbij de zenuwen erg gespannen raken”. Toen ze wel op weg gingen, ging het langzaam omdat de sporen moeilijk te volgen waren en het sluipen in de omgeving “de mensen in het donker nogal nerveus maakte”. Rond deze tijd moet Joseph gedood zijn.
De volgende dag werd de aanval op Venray voortgezet, waarbij uiteindelijk de stad werd bereikt. Bij het eerste licht op de 18de hadden de Duitsers zich teruggetrokken en was de strijd voorbij, ten koste van negen “andere rangen” gedood, eenenveertig, waaronder een officier, gewond, en elf man vermist. Overlevenden herinneren zich dat de actie in Venray bijzonder intens was, waarbij al hun training aan bod kwam. De Divisiecommandant beschreef de troepen van de 3e Divisie tijdens deze gevechtsperiode als “wanhopig galante soldaten met een geweldige geest”, nadat hij tot de conclusie was gekomen dat de omstandigheden waaronder ze hadden gevochten “nogal bloederig” waren.
Uit Josephs militaire dossier blijkt dat voor hem de 1939-45 Star, France and Germany Star en War Medal 1939-45 zijn uitgereikt.
Winifred Mildred Pettitt stierf als weduwe in 1952 in een ziekenhuis in Surrey, slechts 45 jaar oud. Uit haar testament blijkt dat ze nog steeds woonde op 107 Clarence Road. Haar beheerders waren haar zoon Claude Stanley William Pettitt en haar weduwe-schoonmoeder, Alice Eliza Elizabeth Pettitt.
Claude trouwde later in 1952 in Surrey met Jean Watkinson. Ze kregen één kind, Keith Pettitt, in 1955, maar allen zijn nu overleden. Donald Pettitt trouwde tweemaal, maar uit geen van beide huwelijken kwamen kinderen en ook hij is overleden.
Hazel Audrey Pettitt trouwde in 1963 in Surrey met Zdzislaw Jozef Feliks Kozera en zij woont nu in Wellington, Nieuw Zeeland. Ze kregen twee kinderen, beiden geboren in Nieuw-Zeeland: Teresa Alicia Kozera (Tereska genoemd) en Veronica Anne Kozera (Veronika genoemd). Tereska trouwde in 1987 met Paul Anthony Alsford, maar behield haar meisjesnaam. Ze wonen in Wellington, Nieuw-Zeeland. Ze hebben 2 zonen, Simon Benjamin Kozera Alsford die met zijn vrouw en kinderen in Nieuw-Zeeland woont en Nicholas James Kozera Alsford die met zijn vrouw en kind in Perth, Australië woont. Veronika trouwde om Veronika Mak te worden, scheidde daarna en is teruggegaan naar haar meisjesnaam. Ze woont in Perth met een zoon, Konrad Dominic Mak, terwijl haar andere zoon, Daniel Alexander Mak, in Christchurch, Nieuw-Zeeland woont. Hazel, Tereska en Veronika hebben allen meegewerkt aan deze biografie.