Percy was the son of William Arthur Chambers and Caroline S Chambers (nee Hillier). He had a twin brother called Reginald, an older sister called Edith and an older brother called Leslie. He was married to Lilian Cecilia Ruth Colbourne on 14th November 1942 in The Parish Church, Selly Hill, Birmingham.
Percy Chambers sneuvelde op 19 oktober 1944 in de buurt van Overloon. Hij was een Private in het King’s Own Scottish Borderers, 1st Bn. (Servicenummer 5116538). Hij werd aanvankelijk begraven op Begraafplaats A. vd Wijst in Overloon en herbegraven op 13 mei 1947 in graf II.B.13. op de CWG Begraafplaats Overloon.
Familieachtergrond
Percy was de zoon van William Arthur Chambers en Caroline S. Chambers (geboren Hillier). Hij had een tweelingbroer die Reginald heette, een oudere zus die Edith heette en een oudere broer Leslie genaamd. Hij was getrouwd met Lilian Cecilia Ruth Colbourne op 14 november 1942 in The Parish Church, Selly Hill, Birmingham.
Militaire carrière
Het is op dit moment nog niet duidelijk wanneer Percy zich aansloot bij het King’s Own Scottish Borderers 1st Bn.
In juni verbleef het regiment in Noord Frankrijk, na de landingen op D-Day in Normandië. Ze speelden een rol in Operatie Goodwood in juli, als onderdeel van de grotere slag om Caen. Het bataljon kwam op 9 augustus in actie bij Vire, maar werd tijdens de aanvallen op Tinchebray in reserve gehouden. Van 20 augustus tot 3 september volgden ze een trainingsperiode. Van 5 tot 16 september waren ze in Etrepangy, waar ze opnieuw rustten en nog eens 30 manschappen als versterking kregen, bovenop de 6 officieren en 91 manschappen die ze sinds D-Day al hadden gekregen.
Vervolgens trokken ze snel via Brussel en Leuven op om het 2e Bataljon van de Royal Ulster Rifles en het 2e Bataljon van het Lincolnshire Regiment te ondersteunen bij de oversteek van het Maas-Scheldekanaal en verder naar België en Nederland, waar ze op 28 september Milheeze bereikten. Op dit punt vermeldt het oorlogsdagboek dat de badunit arriveerde en “het hele bataljon zich voor het eerst sinds Etrepagny” weer schoon voelde, wat meer dan 3 weken geleden was.
Op 1 oktober bereikten ze St Hubert, waar ze zeer goed werden ontvangen door de inwoners. Ze bleven daar tot 12 oktober. Ze brachten hun tijd door met trainen, maar hadden ook tijd voor ontspanning. Er werd een voetbalwedstrijd georganiseerd tegen het 6e bataljon van het regiment op het voetbalveld van St Hubert. Ze verloren met 4-1 en de Pipe Band speelde tijdens de rust en na afloop van de wedstrijd. Op 10 en 11 oktober waren er ook twee filmvoorstellingen. In het dagboek staat dat ze op 12 oktober na een aangenaam verblijf van tien dagen St Hubert verlieten.
Op 12 oktober bereikten ze een verzamelplaats net ten westen van Sint Anthonis. Die dag slaagde het 1e Suffolks erin Overloon te veroveren en een positie in te nemen net ten zuiden van de stad. De volgende dag viel het 1stKOSB het bos ten zuidwesten van Overloon aan en bereikte het zuiden van het bos, hoewel het onder vuur kwam te liggen toen het daar aankwam. Ze bleven daar de volgende dag, terwijl het Royal Ulster Regiment en de Lincolns het bos verder naar het oosten aanvielen.
Op de 15e trokken ze iets verder naar het zuiden en op de 16e zetten ze hun opmars naar het zuiden voort, in de verwachting daar die nacht te blijven. In plaats daarvan kregen ze het bevel om het 4e bataljon King’s Shropshire Light Infantry ten oosten van Overloon in het gebied bij Smakt af te lossen, waarbij de compagnieën zich in noord-zuidelijke richting ten westen van de spoorlijn opstelden. Ze namen de positie pas om 19.30 uur over, in zeer hevige regen, waardoor de verkenningseenheden hun posities voor het donker nauwelijks konden zien. Op 17 oktober vermeldt het oorlogsdagboek dat het bataljon de zwaarste beschietingen met granaten en mortieren tot dan toe te verduren kreeg. Ze brachten hun tijd door met patrouilleren in het gebied ten westen van de spoorlijn en het in de gaten houden van vijandelijke posities. De zware beschietingen gingen op 18 en 19 oktober door. Op de 19e vermeldt het oorlogsdagboek successen in het bestrijden van vijandelijke activiteiten door middel van artillerievuur en het opzetten van een observatiepost in een boerderij genaamd “Hoeve de Knol”. Het was echter op die dag, vlak bij die boerderij, dat Percy Chambers sneuvelde.
Met Percy sneuvelden die dag ook Edward Fenn, William Cluett en Thomas Wilson, kameraden uit hetzelfde regiment. Onze stichting ontving een brief van de familie van Edward Fenn, waarin het dramatische voorval op die dag duidelijk omschreven is. De sergeant die hierin beschreven wordt is zeer waarschijnlijk Thomas Wilson en de twee anderen William Cluett en Percy Chambers. De graves concentration reports van deze militairen ondersteunen deze gedachte.
Een gedeelte uit deze brief:
“We vochten tegen de Duitsers in een heel groot bos en slaagden erin hen naar het open veld te drijven, zodat onze compagnie daar kon uitrusten. De Duitsers bevonden zich dus in het open veld op een spoordijk en wij waren in het bos. Aan het einde van het bos, tegenover de Duitsers, lag een boerderij en daar bevond zich het peloton waar Ted (Edward Fenn) deel van uitmaakte.
Op de ochtend van 19 oktober om 10.00 uur kreeg Ted het bevel om met een patrouille van de boerderij naar een bepaalde plek in het open veld te gaan. Toen hij daar aankwam, zag hij een groep Duitsers op zich afkomen en hij zei meteen tegen zijn mannen dat ze moesten gaan liggen en stil blijven liggen, omdat hij wilde wachten tot de Duitsers dichtbij waren en dan proberen hen allemaal gevangen te nemen.
Alles ging goed en toen de Duitsers dichterbij kwamen, begon het mis te gaan. Een van de mannen verloor zijn zelfbeheersing, sprong op en rende weg. Toen brak er paniek uit onder de mannen en nog een man rende weg, waardoor Ted met twee mannen achterbleef. Met drie mannen tegen een bende Duitsers was het hopeloos en daarom was er maar één ding te doen: ieder voor zich. Toen de drie helden opstonden, werden er twee gedood en Ted werd gezien terwijl hij zijn buik vasthield en weg rende.
Ondertussen viel de eerste man die was weggerend terwijl hij probeerde terug te komen naar de boerderij. Een sergeant rende hem tegemoet en werd door een machinegeweer neergeschoten en op slag gedood. Terwijl dit alles gebeurde, vuurde ons machinegeweer vanuit het huis op de Duitsers, die onmiddellijk hun wapens op de boerderij richtten.
De eerste man die was weggerend, bereikte de boerderij zonder problemen. Op dat moment kregen wij, die op dat moment in het hoofdkwartier waren, het nieuws over wat er was gebeurd en meteen werd een reddingsploeg gevormd om de doden en gewonden binnen te halen. We slaagden erin de mannen van de boerderij binnen te halen, maar toen we probeerden de dode sergeant en Ted binnen te halen (van wie we dachten dat hij nog leefde), werden we beschoten door de Duitsers.
Toen zei de officier dat het hopeloos was en dat we moesten wachten tot het donker werd. De duisternis viel en de reddingsploeg ging op pad. We vonden de sergeant en brachten hem binnen. Drie uur later besloten we een derde poging te doen om Ted binnen te halen en om 22.30 uur vonden we hem, dood.”
De volgende dag op 20 oktober 1944, werden de kameraden begraven op de Begraafplaats A. vd Wijst, Overloon en later herbegraven op Overloon War Cemetery, dichtbij elkaar.
Hoeve de Knol. Foto Céline van Someren. Begraafplaats vd Wijst Schaartven
Sarah Endicott voor de foto’s en toelichting op Findagrave.com
Deze biografie is mede samengesteld door onze Stichting, op basis van eigen onderzoek en verhalen van andere militairen die dienden in hetzelfde regiment of deelnamen aan dezelfde strijd op die dag. Hierbij is deels gebruikgemaakt van collectief werk binnen de stichting.
Edward Everard Henry Gerald Dawson, bekend als Bertie, werd op 8 januari 1910 in Lincoln geboren als zoon van Blanche (née Wilson) en Herbert Dawson, een legerofficier. Hij werd opgeleid aan The Oratory School, Caversham. Bertie Dawson ging op 12 oktober 1928 naar Worcester College, maar vertrok wegens geldgebrek voordat hij aan zijn tweede jaar kon beginnen. Na zijn vertrek uit Oxford werkte hij als effectenmakelaar.
Na het uitbreken van de oorlog diende Bertie Dawson als ambulancechauffeur voordat hij naar een officiersopleiding ging waar hij op 29 april 1940 als 2e luitenant in het 2e Bataljon Lincolnshire Regiment werd aangesteld. Hij was één van de officieren die zich bij het bataljon voegde op hun basis in Castle Cary in Somerset, bij terugkeer van de gevechten in Frankrijk en België.
In januari 1944 onderging het bataljon gecombineerde operatietraining in Noord-Schotland, ter voorbereiding op de invasie van Europa. Bertie Dawson werd benoemd tot commandant van S Company. Op 6 juni 1944, D-Day, landde het bataljon op Sword Beach en Dawson werd belast met het opzetten van een seinpost bij de strandafgang bij Hermanville-sur-Mer om de aankomst van de rest van het bataljon en zijn transport te coördineren. Gedurende de volgende maand was het bataljon zwaar betrokken bij de gevechten rond Caen en Bertie Dawson raakte gewond bij Cambes Wood, waarna hij werd geëvacueerd voor behandeling.
Bertie Dawson voegde zich op 10 oktober 1944 weer bij zijn bataljon in Nederland, toen hij het commando kreeg over D Company. Hij nam de volgende dag deel aan Operatie Aintree, die de stad Overloon veroverde en vervolgens oprukte naar het Laag Heide Bos. Major Edward Dawson werd gedood tijdens de aanval waarbij het bos werd veroverd, op 14 oktober 1944, 34 jaar oud.
Bertie Dawson ligt begraven op de oorlogsbegraafplaats van Overloon en wordt herdacht op het oorlogsmonument in Worcester College, Oxford.
Edward Everard Henry Gerald Dawson, known as Bertie, was born at Lincoln on 8 January 1910, the son of Blanche (née Wilson) and Herbert Dawson, an army officer. He was educated at The Oratory School, Caversham. Bertie Dawson entered Worcester College on 12 October 1928, but left before he could start his second year due to a lack of funds. After leaving Oxford he worked as a stockbroker.
Following the outbreak of war Bertie Dawson served as an ambulance driver before attending an Officer Training Unit from where he was commissioned as a 2nd Lieutenant in the 2nd Battalion Lincolnshire Regiment on 29 April 1940. He was one of several officers who joined the battalion at their base at Castle Cary in Somerset, on its return from the fighting in France and Belgium.
In January 1944 the battalion underwent combined operations training in northern Scotland, in preparation for the invasion of Europe. Bertie Dawson was appointed to the command of S Company. On 6 June 1944, D-Day, the battalion landed on Sword Beach and Dawson was tasked with establishing a signal station at the beach exit at Hermanville-sur-Mer to co-ordinate the arrival of the rest of the battalion and its transport. During the next month the battalion was heavily engaged in the fighting around Caen and Bertie Dawson was wounded at Cambes Wood, after which he was evacuated for treatment.
Bertie Dawson re-joined his battalion in Holland on 10 October 1944, when he was appointed to the command of D Company. He took part in Operation Aintree the following day, which captured the town of Overloon, and then advanced to the Laag Heide Woods. Major Edward Dawson was killed during the attack that captured the woods, on 14 October 1944, aged 34.
Bertie Dawson is buried at Overloon War Cemetery, and commemorated on the war memorial at Worcester College, Oxford.