Skip to main content

Bayley Herbert

Bayley | Herbert Sydney

  • Voornamen

    Herbert Sydney

  • Leeftijd

    28

  • Geboortedatum

    05-07-1916

  • Datum overlijden

    13-10-1944

  • Servicenummer

    1074827

  • Rang

    Private

  • Regiment

    King’s Shropshire Light Infantry, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    II. C. 4.

  • Herbert Bayley

    Herbert Bayley

    Herbert Bayley

  • Graf Herbert Bayley

    Graf Herbert Bayley

    Graf Herbert Bayley

Biografie

Herbert Sydney Bayley (dienstnr. 1074827) sneuvelde in de strijd op 13 oktober 1944. Hij was soldaat in het 2e Bataljon van de King’s Shropshire Light Infantry. Hij werd aanvankelijk begraven op Cemetery P. Borghs, Overloon en later herbegraven op 13 mei 1947 in graf II. C. 4 op de Oorlogsgravenbegraafplaats van het Gemenebest in Overloon. Zijn inscriptie luidt “Ik heb je niet zien sterven, liefste ik weet alleen dat je bent heengegaan en geen afscheid kon nemen”.

Bert (zoals hij bij zijn familie bekend stond) was de zoon van Emily Rebecca Bayley uit Kensal Green, Londen en de echtgenoot van Doris May Bayley, ook uit Kensal Green.

Emily Rebecca Bayley was in 1907 getrouwd met George Sydney Thomas Bayley in de wijk Willesden in Londen. Emily was geboren in 6/8/1883 en George in 1881 – beide in Londen. Ze hadden kinderen: George 1910, Florence Lydia 6/6/1914, Herbert Sydney 5/7/1916, Mabel Rose 11/11/1917 – allemaal geboren op 50 Pember Road, Kensal Green, Willesden. In 1911 woonden George en Emily met hun eerste kind op 50 Pember Road. George (Snr) was kruideniersassistent.

Bertrancourt-Military-Cemetery
Bertrancourt Militaire Begraafplaats

Helaas sneuvelde George op 18 juni 1918 in de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk. Zijn gegevens geven aan dat hij geboren was in Old Ford, Londen en dat hij in Kensal Green, Londen woonde. Hij had dienst genomen in Willesden en zat oorspronkelijk in het East Surrey Regiment (Servicenummer 33270). Ten tijde van zijn dood was hij soldaat in het 1/10e Bataljon van het Manchester Regiment (Servicenummer 42717). Hij ligt begraven in perceel 2. Rij C. Graf 40 op de militaire begraafplaats Bertrancourt in Frankrijk. De CWGC gegevens geven aan dat hij de zoon was van George en Agnes Burgess, van 12, Bridge Place, Lower Halling, Kent en de echtgenoot van Emily Rebecca Bayley, van 50, Pember Road, Kensal Green, Londen. Maar George Burgess was in feite zijn stiefvader, want zijn moeder, Agnes Bayley, was in 1902 met George Burgess getrouwd.

In 1921 woonde Emily nog steeds in Pember Road 50 met haar vier jonge kinderen. Haar jongste dochter, Mabel Rose Bayley, trouwde in 1938 met William Lindsey in het Willesden District en haar oudste dochter, Florence Lydia Bayley, trouwde in 1939 met William Herbert Waldron in het Paddington District. Ze kregen allebei kinderen, hoewel het eerste kind van Mabel in 1940 op jonge leeftijd overleed.

Bert trouwde in 1939 met Doris May Brooks in het Willesden district. In september 1939 woonden Bert en Doris op 50 Pember Road met Berts moeder Emily. Bert werkte als matrassenmaker en Doris als machiniste bij de Vi-Spring Matrassenfabriek.

Bert en Doris kregen een kind, David Roy Bayley, in 1942 in het Uxbridge district, Londen.

Militaire carrière

Bert Bayley verlaat zijn thuis in uniform
Bert Bayley verlaat zijn thuis in uniform

Het lijkt erop dat Bert in 1940 bij de Royal Artillery ging. Hij werd op 15/10/40 ingezet bij Coastal Defence en Anti Aircraft, maar hij schijnt op 17/11/43 te zijn overgeplaatst naar de Norfolks. Ten tijde van zijn dood zat hij echter in het 2e Bataljon KSLI.

Dit bataljon nam deel aan de landingen op D-Day (Operatie Overlord), waar ze er niet in slaagden het D-Day doel Caen te veroveren door de aanwezigheid van de 21ste Panzerdivision. Ze trokken door België en Nederland, maar de slechts gedeeltelijk succesvolle Operatie Market Garden, die tot Nijmegen reikte maar er niet in slaagde Arnhem in te nemen, liet de Geallieerden in een nogal precaire smalle salient achter.

Tussen 2 en 8 oktober 1944 bevond het 2de Bataljon zich in Mook dat op de oostelijke oever van de rivier de Maas ligt, ten zuiden van Nijmegen en ten noorden van Overloon. Het doel was om de vijand in het oosten in het Reichswald aan te vallen, maar de prioriteiten veranderden in het verbreden van de salient door naar het zuiden te trekken om Overloon, Venray en de oversteek van de Maas bij Venlo in te nemen. Het bataljon daalde daarom af naar Oeffelt en bereikte Rijkevoort op 12 oktober.

Bij het eerste licht op 13 oktober voerden de bevelvoerend officier en de compagniescommandanten een verkenning uit van de bossen ten zuiden van Overloon waar het bataljon doorheen zou trekken, terwijl het bataljon zijn verzamelplaats ongeveer 950 meter ten noorden van Overloon bereikte voorafgaand aan de aanval zelf die om 12 uur ’s middags begon.

Het bataljon kreeg steun van een eskader Churchill tanks van de Coldstream Guards en een spervuur van de artillerie. Het plan was dat de compagnieën W en Z respectievelijk de twee voorste compagnieën links en rechts zouden zijn. Y compagnie zou oprukken aan de oostelijke rand van het bos en bescherming bieden aan de aanval vanaf die flank. X compagnie moest in reserve blijven. De aanval bleek moeilijk omdat de Churchill tanks vastliepen of vertraagd werden door mijnenvelden en de radiocommunicatie in de dichte bossen slecht was. De twee voorste compagnieën slaagden erin om ongeveer de beoogde posities te bereiken, maar Y compagnie ontdekte dat de bosrand op de kaart op de grond verre van duidelijk was. Ze slaagden erin hun gebied te bereiken na veel omzwervingen door het bos. Het bataljon leed die dag ongeveer 19 slachtoffers, waaronder de dood van Herbert Bayley.

Het volgende artikel verscheen een paar jaar na de oorlog in een Britse krant.

“NEDERLANDSE KINDEREN VERZORGEN ZIJN GRAF

Eerbetoon aan een soldaat uit Kensal Rise

De familie van soldaat Bayley, een man uit Kensal Rise aan Pember Road, die tijdens de oorlog in Nederland stierf, ontving een brief van een Nederlandse vrouw met de mededeling dat het graf van de soldaat goed verzorgd werd.

Soldaat B. stierf in de buurt van Overloon Holland, samen met vier van zijn kameraden en ze liggen begraven in Overloon. De Nederlandse vrouw mevrouw Johanna Borghs, die in Overloon woont, stuurde ook een foto van het graf. Mevrouw Borghs kent geen Engels en een vriend van de Bayleys vertaalde haar brief. De communicatie was ongevraagd en mevrouw Borghs kwam in contact met de Bayleys door bemiddeling van het Oorlogsgravencomité.

De brief luidt: ‘Het zal u misschien behagen om een brief uit Nederland te ontvangen. Ik heb u al eerder willen schrijven, maar het taalverschil en het feit dat ik niet wist hoe ik met u in contact kon komen, verhinderden dat.

Toch dacht ik elke dag weer hoe troostend het voor de familie moet zijn om te weten hoe hun geliefden, die ons vrijheid brachten ten koste van hun jonge levens, nu rusten

BEPLANT MET BLOEMEN

Bijgaand stuur ik jullie een foto van de plek waar jullie dierbare doden, met 4 kameraden, in onze tuin begraven liggen.

Ik hoop dat het een troost voor u is om te weten dat hun graven worden verzorgd en beplant met blauwe bloemen, die sinds de lente onafgebroken hebben gebloeid en nog steeds grotendeels in bloei staan. De kinderen hebben ze in de vorm van een kruis geplant en nu is bijna het hele graf bedekt met groen en blauw. Bovendien bezoeken veel bezoekers die het slagveld van Overloon komen bezoeken ook het graf. Op het kruis staat: Pte Bayley H 1074827 K&L 13-10-’44

29 sept ’44 werden we van huis verdreven door de Duitsers en we keerden 20 april ’45 terug. Het dak was eraf geschoten en er was niets meer over van wat we hadden achtergelaten. Maar wat betekent dat tegenover één mensenleven. Mijn man en twee oudste zonen werden naar Duitsland gedeporteerd, maar keerden gelukkig ongedeerd terug na de Duitse capitulatie. Nu moeten de jongens binnenkort in dienst en zullen ze waarschijnlijk naar Indonesië (Nederlands-Indië) moeten. Mijn blad is bijna vol, want ik eindig met de verzekering van ons medeleven en de hartelijke groeten.”

Mevr Borghs bij het graf van Herbert
Mevr Borghs bij het graf van Herbert Bayley

De mannen werden later zij aan zij begraven op de Overloon CWGC Cemetery: Private W V Woodfield, Lieutenant M H C Bellamy, Private J Fereday (All 2 KSLI) en Sapper L. Harrison (Royal Engineers). Leden van de familie Borgh hebben alle vijf de graven geadopteerd en betuigen vandaag de dag nog steeds hun respect aan deze mannen.

Bert’s vrouw en kind woonden tijdens en na de oorlog tegenover Bert’s moeder op 17 Pember Road.

Ze trouwde in 1956 met George A. Sharp in de wijk Ealing in Londen. Later verhuisden ze naar Guilford. Ze kregen geen kinderen. Doris M. Sharp overleed in 1989.

Emily Rebecca Bayley overleed in 1972. Ze had haar hele leven sinds haar huwelijk op 50 Pember Road gewoond, eerst door het verlies van haar man in de ene oorlog en daarna van haar zoon in de andere.
Bert’s zus, Mabel Rose Lindsey, stierf in 1997 in Surrey en zijn andere zus, Florence Lydia Waldron, stierf in 2003 in Gloucester. Er is weinig informatie gevonden over zijn broer, George Henry Bayley. Zijn neef bevestigde dat hij vroeg in zijn leven getrouwd was, maar dat het geen stand hield en dat er geen kinderen uit dat huwelijk kwamen.

De zoon van Bert en Doris, David Roy Bayley, trouwde in 1965 met Margaret Ann Woodcock in de wijk Hendon. David Roy Bayley, geboren op 19 juli 1942, woonde in Hillingdon, Londen. Helaas stierf hij op 29 april 1995 op 52-jarige leeftijd. David en Margaret hadden twee kinderen die in Hillingdon geboren werden. De dochter van David en Margaret woont in de buurt van Margaret in Buckinghamshire. Hun zoon woont in New York met zijn vrouw en zoon. Bert’s achterkleinzoon is de jongste van de Bayley generatie.

Krantenartikel over het overlijden van Herbert Bayley

Krantenartikel over het overlijden van Herbert Bayley

Krantenartikel over het overlijden van Herbert Bayley

Bronnen en credits

FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers; Brits krantenarchief.

Wikipedia: King’s Own Shropshire Light Infantry King’s Own Shropshire Light Infantry Oorlogsdagboek van de website Traces of War

2nd Battalion KSLI 1944-45 D-Day Normandië Noordwest Europa door Major G.L.Y. Radcliffe met Capt. R. Sale Krantenartikel verstrekt door de familie Borghs – van een kopie in het Nederlands terugvertaald naar het Engels
Met dank aan Roy Waldron, Bert’s neef, voor informatie, een krantenartikel met Bert’s foto en foto’s van zijn grootvader, GST Bayley’s graf in Frankrijk en aan Margaret en Shona Bayley (zijn schoondochter en kleindochter) voor foto’s en andere informatie.

Research Elaine Gathercole, Iwan Van Dijk

  

Lees verder

Sharp Thomas Albert

Sharp | Thomas Albert

  • Voornamen

    Thomas Albert

  • Leeftijd

    22

  • Geboortedatum

    1922

  • Datum overlijden

    26-11-1944

  • Servicenummer

    5961628

  • Rang

    Private

  • Regiment

    East Yorkshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    I. D. 11.

  • Thomas Sharp

    Thomas Sharp

    Thomas Sharp

  • Graf Thomas Sharp

    Graf Thomas Sharp

    Graf Thomas Sharp

Biografie

Thomas Albert Sharp (Servicenummer 5961628) werd per ongeluk gedood op 26 november 1944 toen hij in Nederland diende in WO2. Hij was 22 jaar oud en soldaat in het 2e Bataljon van het East Yorkshire Regiment. Hij werd aanvankelijk begraven op de Begraafplaats A. vd Wijst in Overloon en herbegraven op 13 mei 1947 in graf I.D.11 op de Oorlogsgravenbegraafplaats Overloon. De inscriptie op zijn graf luidt: “Voor altijd bij de Heer! Amen; Zo zal het zijn”.

Militaire carrière

Het is niet bekend wanneer Thomas Albert Sharp in dienst ging. Een foto geeft echter aan dat hij aanvankelijk in het 2e Bataljon van het Hertfordshire Regiment zat. Dit bataljon bracht de eerste jaren van de oorlog door met anti-invasietaken. In juli 1943 veranderde het zijn rol om het infanterie-element van een ‘Beach Group’ te worden. De taak van deze nieuwe eenheden was te zorgen voor plaatselijke verdediging en communicatie op de landingsstranden tijdens de invasie van Europa. Naast de infanterie bestonden ze uit een aantal specialistische secties uit de technische takken en uit ballon- en luchtdoelartilleriedetachementen. De totale troepenmacht bedroeg ongeveer 5.000 man. De 2nd Hertfordshires sloten zich aan bij 9 Beach Group en de bevelvoerend officier, luitenant-kolonel J.R. Harper, werd benoemd tot algemeen bevelhebber. Op D-Day, 6 juni 1944, werd het toegewezen aan Gold Beach waar ze in de vierde golf landden en de hele dag betrokken waren bij gevechten. In de dagen daarna assisteerde het bataljon de Royal Engineers bij het ruimen van landmijnen en het verplaatsen van voorraden van het strand. Ondanks Harper’s hoop dat het na deze taak als infanterie zou worden ingezet, werd het op 17 augustus ontbonden en werden de soldaten als vervangende troepen naar andere eenheden gestuurd. Het was waarschijnlijk op dat moment dat Thomas werd overgeplaatst naar het 2e Bataljon van het East Yorkshire Regiment.

Het 2e Bataljon van het East Yorkshire Regiment had deelgenomen aan de landingen op D-Day en verloor veel mannen als gevolg daarvan. Een aanzienlijk aantal versterkingen sloot zich eind juli bij het bataljon aan toen het over de Orne was teruggekeerd naar Beuville, vlakbij Caen in Frankrijk. Het speelde een rol in de strijd om een verkeersknooppunt bij Vire midden augustus, maar speelde verder geen rol in de Slag om Normandië. In september waren ze in België en staken met succes het Scheldekanaal over als onderdeel van de noodlottige operatie Market Garden. Ze kwamen op 26 september aan in Gemert in Nederland waar ze een geweldig welkom kregen.

In oktober was het 2de Bataljon betrokken bij enkele van de zwaarste gevechten sinds eind juni, te midden van voortdurende regen en modder. Het bataljon speelde een rol bij de verovering van Overloon en Venray tussen 12 en 17 oktober, met een aanzienlijk aantal slachtoffers. Op 19 oktober trok het bataljon naar het St Servatius gebied van Venray, waar het 2nd Warwickshire Regiment werd afgelost. Ze hielpen bij de evacuatie van patiënten en vluchtelingen uit de psychiatrische inrichting St Servatius terwijl ze dicht bij de vijand waren. De rest van oktober bezetten ze een tussenruimte tussen eenheden van de 11th Armoured Brigade tijdens een Duitse dreiging bij Meijel. Generaal-majoor GPB Roberts DSO MC sprak in een brief zijn dank uit aan het 2e Bataljon: “Ze bezetten een onplezierig gebied voor een tamelijk lange tijd zonder ooit te mopperen. Ze deden enkele uitstekende patrouilles onder zeer onplezierige omstandigheden”.

Op 1 november verplaatste het bataljon zich om het 1st Hereford Regiment bij Griendtsveen af te lossen en bleef daar een week lang, waarbij het het slechte weer trotseerde en een systeem van staande patrouilles overdag en zwervende patrouilles ’s nachts afdwong in een gebied van veenmoerassen, moerassen en ondergelopen velden. Op 10 november ging het bataljon in reserve bij Overloon en sloot zich weer aan bij de 3de Divisie. Op 22 november trok het bataljon Smakt binnen, dat een zwaar mijnengebied bleek te zijn, en ontdekte dat de brug was uitgerust met een bom van 500 kilogram. D’ Company stuurde een patrouille uit om te zien of het dorp Maashees geëvacueerd was en toen bleek dat het vrij was van Duitsers, volgde de rest van de compagnie. Op 25 november viel de 1st Suffolks zonder succes het nabijgelegen kasteel Geijsteren aan. Het kasteel lag net ten zuiden van Maashees. Op 26 november vielen Typhoons het kasteel aan. Het was op 26 november dat Thomas Sharp door een ongeluk om het leven kwam. De aard van het ongeluk is op dit moment niet bekend. Verdere aanvallen op het kasteel in de volgende twee dagen vernietigden het volledig.

Familiegeschiedenis

Militaire gegevens geven aan dat Tom de zoon was van William George en Melita Sharp uit Harpurhey, Manchester. Hij werd geboren in 1922 in Manchester.

William George Sharp werd geboren op 12 april 1892 in Dukinfield, Lancashire. Melita Williams werd geboren op 21 februari 1895 in Manchester. Zij trouwden op 27 september 1916 in St Catherine’s Church, Manchester (Prestwich District). Hij was 24 jaar oud en werd beschreven als soldaat. Melita was 21 jaar oud. Beiden woonden in 19 Sand Street. William’s vader was Thomas Sharp, een arbeider. In een ander document van de familie staat dat zijn moeder Margaret heette. Melita’s vader was William Williams en was kruier geweest, maar was ten tijde van haar huwelijk overleden. William en Melita kregen de volgende kinderen, allemaal in Manchester: William G 1920 (bekend als Bill), Thomas A 6/7/1922 (bekend als Tom), Melita 21/6/1926 (bekend als Leta), Margaret 28/5/1928 en Arthur C 1933.

In 1921 woonden William en Melita op 24, Bronze Street, Manchester. William was een Wagon Sheet Repairer en Store Keeper voor de Stores Dept. van de Lancs and Yorks Railway. Hun eerste kind, Bill, was aanwezig.

In september 1939 woonden ze in het School House Alfred Street, Harpurhey, Manchester. William was nu conciërge van de gemeentelijke school en Melita was assistent-schoolconciërge. Tom was het enige aanwezige kind. Hij werkte als boekhouder in de luchtvaart.

Op dit moment woont hun dochter Leta in het huishouden van James en Annie Eyre in 127 Hermitage Street, Rishton, een klein stadje ten oosten van Blackburn in Lancashire. James werd geboren op 08 maart 1905 en werkte in een papierfabriek, terwijl Annie werd geboren op 02 april 1906. Er schijnen vijf kinderen in het huishouden te zijn geweest van wie de namen niet bekend zijn gemaakt. Twee verschenen achter Leta’s naam. Het is mogelijk dat dit haar jongere zus Margaret van 11 en jongere broer Arthur van 6 waren. Leta zelf was pas 13 en zat op school. Margaret’s zoon herinnert zich dat zijn moeder zei dat ze maar heel kort geëvacueerd waren vanwege de oorlog, misschien maar een paar dagen of een week of twee, maar dat ze naar huis werden geroepen door hun moeder, die zoiets zei als “als we gaan, gaan we allemaal samen”.

Het is niet bekend wanneer Tom in het leger ging. Hij overleefde het bijna, maar zoals we hebben gezien, stierf hij helaas op 26 november 1944. Hij liet een vriendin achter, Kitty, en ook zijn ouders en broers en zussen.

Zijn broer Bill zat ook in het leger tijdens WO 2 en diende in Arnhem. Zijn familie heeft begrepen dat Bill probeerde om Tom overgeplaatst te krijgen naar zijn eigen regiment. Hij ging naar Overloon maar was te laat omdat hij al was gesneuveld. Bill schreef in het bezoekersboek op de begraafplaats “Sorry onze jongen. Te laat aangekomen”. Dit was waarschijnlijk toen hij met zijn oudste zoon en zijn gezin op bezoek ging na de oorlog.

Tom Sharp wordt herdacht op de grafsteen van zijn vader en moeder op Blackley Cemetery in Manchester.

William en Melita bezochten Toms graf kort na het einde van de oorlog en ontmoetten politiesergeant Wim Weijmans die zijn graf had geadopteerd. Hij was niet alleen politieman, maar was tijdens de oorlog ook erg actief geweest in het verzet. Andere familieleden hebben Toms graf in recentere tijden verschillende keren bezocht.

William George Sharp stierf in 1956 en Melita Sharp in 1977 – beide in Manchester.

Tom’s broers en zussen trouwden en op Arthur na kregen ze allemaal kinderen. Sommige van hun nakomelingen hebben zich in Canada en Australië gevestigd.

De geboortefamilie van zijn vader

Hoewel het niet zeker is, wordt gedacht dat William George Sharp de zoon was van Thomas en Margaret Sharp die respectievelijk in 1857 en rond 1860 in Liverpool werden geboren. Thomas was een metselaar. Ze schijnen de volgende kinderen te hebben gehad: Margaret 1879, Thomas A 1882, Emma 1888, Mary G 1891, William 1893, Jane 1899. William werd geboren in Dukinfield en Jane in Manchester, terwijl de anderen in Liverpool werden geboren. Het geboorteregister van William in Dukinfield is echter niet gevonden en nogal vreemd is dat de echtgenoot van Margaret in 1891 Thomas heet, maar in 1901 Albert. Dit kan gewoon een fout zijn van degene die de volkstelling heeft gedaan.

In 1891 woonden ze in Court 3, 3, Prince Edwin Lane, Everton, maar in 1901 in 15, Silver Street, Manchester. In 1911 werd Margaret nog steeds getoond als getrouwd, maar Thomas was niet aanwezig. Ze woonde in 2 Bronze Street, Collyhurst, Manchester. In 1911 was er ook een kostganger, Joseph Sims geboren in 1869 in Manchester, die werkte als traveller. Bronze Street is dezelfde straat waar William en Melita in 1921 woonden en, zoals we zullen zien, waar Melita voor haar huwelijk woonde – dus waarschijnlijk hebben ze elkaar daar ontmoet.

In 1901 werkte Thomas (Jnr) als marskramer. In 1911 werkten Emma en Mary als kapmachinist en William was een Sheet Repairer, hetzelfde beroep als hij later had in 1921, hoewel hij soldaat was ten tijde van zijn huwelijk in 1916. Emma Sharp was getuige bij het huwelijk van William en Melita.

Geboortefamilie van zijn moeder

De moeder van Thomas, Melita Williams, werd in 1895 in Manchester geboren. In 1901 woonde ze met haar vader, William Williams, die weduwe was, op 26, Bronze Street, Manchester, dezelfde straat als waar haar aanstaande man woonde in 1911 en waar ze later woonden in 1921, na hun huwelijk. Melita’s moeder was dus overleden voordat ze 6 was. Haar vader was net 39 en een marktkoopman, geboren in 1862 in Norbury, vlakbij Bishop’s Castle in Shropshire.

William kan niet lang getrouwd zijn geweest, want in 1891 was hij nog steeds vrijgezel en woonde hij bij zijn ouders, Edward T en Emily Williams in 2, Brydonville Street, Manchester. Zijn familie kwam oorspronkelijk uit Worcestershire/Birmingham, maar in 1891 was het gezin verhuisd naar Manchester. Hij had zes broers en zussen.

In 1901 waren er ook twee bezoekers in het huis van William – Caroline Ward een 43 jaar oude weduwe die kleermaker was geboren in Gloucestershire en Ernest Ward, geboren in 1886 in Manchester.

In 1891, tien jaar voordat ze als bezoeker in het huishouden van William werd gezien, woonde Caroline Ward al in Bronze Street – op nummer 34. Ze was hoofd van haar eigen huishouden. Ze was het hoofd van haar eigen huishouden. Op dat moment was ze geboren in 1855 in Gloucestershire, al weduwe en werkzaam als afwerkster. Bij haar woonde toen haar zoon Ernest en een andere zoon, Edward Simon, geboren in 1876 in Birmingham, die werkte als loopjongen. Er waren ook drie kostgangers. Dit waren Melita Scanlan, geboren 1858 in Newcastle Upon Tyne en werkzaam als Slipper Binder; Isabella Scanlan geboren 1884 in Manchester en Annie Hewitt, geboren in 1890 in Manchester.

In 1911 woonden Melita Williams en haar vader in 4 Bronze Street, Collyhurst, Manchester. Het was nu Caroline Ward die werd weergegeven als het hoofd van het huishouden en nog steeds werkte als kleermakeres. Haar zoon Ernest was nog steeds aanwezig en werkte als monteur. William en Melita Williams werden beschreven als kostgangers. Melita was machinist. Dit klopt met de opvatting van de familie dat een vrouw genaamd Carrie Leta hielp opvoeden nadat haar moeder was overleden. Ze begrijpen dat ze geen familielid was maar een buurvrouw. Melita’s kleindochter kon zich herinneren dat haar oma Carrie haar “moeder” noemde en zei dat ze aardig en liefdevol was, wat in contrast zou staan met haar vroegste ervaringen.

In 1916 was Melita’s vader ook overleden.

Het was moeilijk om Melita’s moeder te achterhalen omdat haar vader pas na 1891 getrouwd kon zijn, zijn vrouw in 1901 was overleden en haar meisjesnaam niet bekend was. Er wordt echter gedacht dat haar moeder Melita Scanlan was, die in 1891 samenwoonde met Caroline Ward in Bronze Street. Er werd geen huwelijk gevonden, maar beide namen geven ruimte voor foute registratie waardoor een huwelijk gemist zou kunnen worden. Een Melita Williams stierf in Manchester in 1896, slechts een jaar nadat Tom’s moeder Melita was geboren.

De familie van Melita Scanlan kwam oorspronkelijk uit Newcastle Upon Tyne. Ze was de dochter van William Scanlan en Elizabeth Scanlan (geboren Topping). Ze had drie oudere broers. Men denkt dat haar ouders in 1881 overleden waren. Maar in 1881 was haar oudste broer William getrouwd en naar Manchester verhuisd. Ze hadden tien kinderen. Tom’s moeder gaf haar dochter een fotoalbum dat toebehoorde aan Melita Scanlan’s nicht, Amelia Scanlan, die in 1910 in Salford trouwde met Alphonse Hertzog. Dit lijkt Melita Scanlan heel duidelijk te linken aan Willaim Williams. Het album bevat ook een foto van Samuel Scanlan, de neef van Melita Scanlan. Hij ging op 19 april 1915 bij het South Lancashire Regiment en sneuvelde op 18 november van datzelfde jaar in de Eerste Wereldoorlog.

Men denkt dat Isabella Scanlan, die in 1891 ook als kostganger in het huis van Caroline Ward in Bronze Street woonde, mogelijk de dochter van Melita Scanlan was en dus Melita’s halfzus. Ze trouwde met Thomas Stanyer op 16 september 1911 in Manchester. Thomas Stanyer was getuige bij het huwelijk van William Sharp en Melita Williams in 1916. Isabella overleed in 1925 in Salford.

  • D-Squad E-Coy 2nd Hertfordshire Regiment

    D-Squad E-Coy 2nd Hertfordshire Regiment

    D-Squad E-Coy 2nd Hertfordshire Regiment

  • zijn vriendin Kitty

    zijn vriendin Kitty

    zijn vriendin Kitty

  • Tom Sharp

    Tom Sharp

    Tom Sharp

  • Bill Sharp

    Bill Sharp

    Bill Sharp

  • William Sharp bij het graf van Tom

    William Sharp bij het graf van Tom

    William Sharp bij het graf van Tom

  • Leta Sharp en Wim Weijmans

    Leta Sharp en Wim Weijmans

    Leta Sharp en Wim Weijmans

  • William en Leta Sharp in Overloon

    William en Leta Sharp in Overloon

    William en Leta Sharp in Overloon

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers
Registers van nalatenschappen
Informatie over het East Yorkshire Regiment uit een proefschrift geschreven door Tracey Cragg voor haar PhD bij het Department of History, University of Sheffield 2007 “An `Unspectacular’ War? Reconstructie van de geschiedenis van het 2e Bataljon East Yorkshire Regiment tijdens de Tweede Wereldoorlog
Oorlogsdagboeken van de website van Oorlogssporen
Wikipedia – Hertfordshire Regiment Informatie
Foto’s en informatie van de nicht van Thomas A. Sharp, Linda Jones, zijn neef, John Leach en andere familieleden.

Research Elaine Gathercole

  

Lees verder

Taylor John

Taylor | John

  • Voornamen

    John

  • Leeftijd

    28

  • Geboortedatum

    1915

  • Datum overlijden

    16-10-1944

  • Servicenummer

    834770

  • Rang

    Serjeant

  • Regiment

    Royal Artillery, 75 Anti-Tank Regt.

  • Grafnummer

    IV. E. 12.

Graf John Taylor

Graf John Taylor

Graf John Taylor

Auteur Arno van Dijk

Biografie

Op de begraafplaats van de Commonwealth War Graves Commission in Overloon, in de volksmond ook wel het Engels kerkhof genoemd, bevinden zich 281 graven. Ieder met een eigen verhaal. In deze reportageserie belicht Stichting Overloon War Chronicles iedere keer 1 zo’n bijzonder verhaal. Deze keer grafnummer 12, vak IV, rij E.
 
John Taylor (1915 – 1944)
 
De slag om Caen en de dodelijke Loobeek

“We gingen richting de elite Duitse pantsereenheden, het was de zwaarste strijd – je kreeg kogels, mortieren, bommen, granaten en alles viel naar beneden als regen en ik bedoel echt regen. Er waren kerels met hoofden eraf geblazen en verbrand – er waren rijen en rijen van hen. Er was een groot château helemaal onderaan Hill 112. We werden daar ingezet met de 16 ponders en we groeven ons in in een greppel. Het château werd gebruikt als veldhospitaal, er stond een grote tent en buiten de tent aan elke zijde lagen rijen en rijen dode lichamen bedekt met jassen.”
(Bron: James Hawkesworth/Jim Constable/bbc.co.uk/history/ww2peopleswar/stories)

John Taylor wordt geboren op zondag 12 december 1915 in Everton, een district in de stad Liverpool. Hij is de zoon van William Taylor (geboren in december 1888) en Sarah Alice Taylor, meisjesnaam Cowley (geboren op 9 augustus 1890 in Liverpool).
William werkt lange tijd als oliemolenwerker (oil mill labourer) bij het bedrijf J. Bibby Sons Limited Cattle Food Oil Refiners Soap, een veevoederbedrijf in Liverpool waar ondermeer via molenstenen zaden worden verwerkt tot veevoer.
William en Sarah trouwen op 3 augustus 1913 in St. Mary in Kirkdale, een wijk in het noorden van Liverpool, gaan wonen op het adres Buckingham Street 104 in Everton en stichten een gezin.
Het gezin bestaat naast William, Sarah en John uit nog 4 andere zonen: William (geboren in juli 1914), Edward Thomas (december 1918), George (oktober 1920), Joseph (1923) en Ernest (14 september 1926).
John wordt officieel gedoopt op 2 januari 1916 in de Christ Church in Everton door W. Hill Melling.
 
In september 1939 wonen William en Sarah in de straat Woodfall Close in Huyton, een dorp ten oosten van Liverpool. Op dat moment wonen alleen nog Joseph en Ernest bij hen in huis, de andere zonen zijn het huis uit.
John heeft in 1933 dienst genomen in het Britse leger.
 
Hoe het verder met ze gaat kunt u lezen in de volledige versie van “Gezichten uit het verleden” hieronder. 

John Taylor biografie

Bronnen en credits

Zie de bronnen in de volledige versie.   

Lees verder

Tallon George

Tallon | George

  • Voornamen

    George

  • Leeftijd

    21

  • Geboortedatum

    16-03-1923

  • Datum overlijden

    01-11-1944

  • Servicenummer

    3607626

  • Rang

    Corporal

  • Regiment

    King’s Own Scottish Borderers, 1st Bn.

  • Grafnummer

    II. B. 5.

  • George Tallon

    George Tallon

    George Tallon

  • Graf George Tallon

    Graf George Tallon

    Graf George Tallon

Biografie

Zoon van Richard Harrison Tallon en Daisy Tallon uit Burneside, Westmorland.

George Tallon werd geboren op 16 maart 1923 in Burneside, een dorp ten zuiden van het Lake District in Cumbria. Het gezin bestond, naast hun ouders uit drie kinderen; George, Dick (Richard) en Betty (Elizabeth) Tallon. Na zijn schooltijd gaat George werken bij de lokale papiermolen, Paper Mill James Cropper, totdat in 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbreekt.

Jeugdfoto's van George Tallon
Jeugdfoto’s van George Tallon

George wil graag het leger in, maar na 82 dagen training als soldaat bij de infanterie van het 6e bataljon van The Border Regiment in Edinburgh wordt hij per direct ontslagen vanwege “verkeerde verklaring betreffende leeftijd bij indiensttreding”. Hij is dan pas 16 jaar oud en wordt gevraagd terug te komen als hij “de juiste leeftijd ervoor heeft”.

Op 29 januari 1942 schrijft hij zich opnieuw in bij het leger in Carlisle en volgt daar zijn basistraining als soldaat. Het 1e bataljon van The King’s Own Scottish Borderers, waartoe George behoort, is op D-Day (6 juni 1944) onderdeel van de invasie in Normandië. Via Caen trekken zij door België naar Nederland.

In de brieven die George aan zijn moeder schrijft, vermeldt hij dat hij heel verbaasd is over de vele kanalen en rivieren en het schijnbaar oneindige regenachtige weer. Het doet hem aan thuis denken.

In augustus 1944 wordt George, tot zijn eigen verbazing, bevorderd tot Korporaal. “We are having a hard fight here in Holland”, schrijft hij in één van zijn brieven aan zijn moeder. En op 10 oktober 1944 schrijft hij: “Ik denk dat ik het leven van één van onze mannen heb gered toen we het laatste kanaal overgestoken waren. Hij lag dood te bloeden aan de kant van de weg en ik heb hem naar een verbandpost gedragen. Daar hebben ze meteen voor hem gezorgd en zeiden dat hij het wel zou redden.”

Zelfs tijdens de Slag om Overloon schrijft George nog naar huis dat hij hoopt snel naar Duitsland door te kunnen trekken (“maar dan moeten we wel op gaan passen”), dat er eigenlijk niet zoveel nieuws was en “keep smiling”. De laatste brief van zijn moeder van 28 oktober 1944 zal hij niet meer ontvangen. George Tallon sneuvelt op 1 november 1944 bij Vierlingsbeek, vermoedelijk ten westen van spoorlijn en ten oosten van Overloon.

Korporaal George Tallon wordt tijdelijk begraven bij het Schaartven, bij A. van de Wijst te Overloon. Op 13 mei 1947 wordt hij herbegraven op Overloon War Cemetery.

  • Daisy Tallon

    Daisy Tallon

  • Burneside Church Memorial

    Burneside Church Memorial

  • St Oswald's war memorial

    St Oswald’s war memorial

  • Medailles George Tallon

    Medailles George Tallon

  • George Tallon's identify disk

    George Tallon’s identify disk

  • Croppers Plaquette

    Croppers Plaquette

  • Pagina uit zijn serviceboek

    Pagina uit zijn serviceboek

  • Pagina uit zijn serviceboek

    Pagina uit zijn serviceboek

  • Pagina uit zijn serviceboek

    Pagina uit zijn serviceboek

  • Ouders van George bezoeken zijn graf

    Ouders van George bezoeken zijn graf

  • Bezoek aan Meester Jan Henckens

    Bezoek aan Meester Jan Henckens

  • Tijdelijke graven in 1945

    Tijdelijke graven in 1945

De brieven

  • Brief 21-05-1944

    Brief 21-05-1944

  • Brief 15-08-1944

    Brief 15-08-1944

  • Brief 25-08-1944

    Brief 25-08-1944

  • Brief 07-10-1944

    Brief 07-10-1944

  • Brief 10-10-1944 1e pagina

    Brief 10-10-1944 1e pagina

  • Brief 10-10-1944 2e pagina

    Brief 10-10-1944 2e pagina

Bronnen en credits

Mr. Alan Thompson

Research Nicole van Loon  

Lees verder

Willoughby George

Willoughby | George Victor

  • Voornamen

    George Victor

  • Leeftijd

    19

  • Geboortedatum

    1925

  • Datum overlijden

    13-10-1944

  • Servicenummer

    14713144

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Suffolk Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    II. E. 5.

Graf George Willoughby

Graf George Willoughby

Graf George Willoughby

Biografie

George Victor Willoughby sneuvelde in de strijd op 13 oktober 1944 in Overloon, Nederland. Hij was net 19 en soldaat in het 1ste Bataljon van het Suffolk Regiment (Servicenummer 14713144).

Hij was de zoon van George Thomas Willoughby en Mavis Willoughby (geboren Tillett) uit Sheerness in Kent die trouwden in Watford in 1924.

Terwijl George Victor Willoughby in 1925 in Watford werd geboren, werden zijn drie broers en zussen geboren in Sheppey in Kent: Mavis D 1927, Jean M 1937, Kenneth I 1941. Dit suggereert dat de familie daar waarschijnlijk in 1927 is gaan wonen. In 1939 woonde Mavis met haar eerste drie kinderen in 33 Russell Street, Sheerness.

De jonge George Victor Willoughby raakte in oktober 1939 betrokken als getuige in een rechtszaak in Sheerness toen hij net 14 was. Hij was gestuurd om een radio af te leveren op een adres, maar werd buiten onderschept door de koper die zei dat hij de radio zou meenemen omdat hij buitengesloten was omdat zijn vrouw boodschappen aan het doen was. George merkte dat de sleutel in het slot zat en werd achterdochtig, dus meldde hij het bij zijn manager. De man werd veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf voor deze en andere overtredingen.

Het was echter George zelf, 17 jaar oud, die in september 1942 voor de politierechtbank in Sheerness stond voor winkelinbraak en diefstal. Hij en een andere jongen van 16 hadden ingebroken in een winkel en sigaretten en contant geld gestolen ter waarde van £20. George viel flauw toen de hoorzitting bijna was afgelopen en moest uit de rechtszaal worden gedragen, maar kwam een paar minuten later terug nadat hij weer bij was gekomen. Ze werden op borgtocht vrijgelaten met hun moeder als borg en pleitten hier schuldig aan en bekenden 8 eerdere overtredingen bij East Kent Quarter Sessions in oktober. Er werd erkend dat de jongere jongen en niet George de leider was. Ze werden veroordeeld tot Borstal voor 3 jaar.

Het is niet precies bekend wanneer George zich aanmeldde voor het leger, maar het is bekend dat het voor jongens die naar Borstal werden gestuurd mogelijk was om in plaats daarvan te kiezen voor het leger. Dit is misschien wat hij koos.

Na de evacuatie van Duinkerken in mei 1940 bracht het 1e Bataljon van het Suffolk Regiment de volgende vier jaar door met trainen in het Verenigd Koninkrijk voor de invasie van Normandië in 1944, ook wel bekend als D-Day. Ze landden op 6 juni op Sword Beach en waren die dag betrokken bij de aanval op het Hillman Fort. Ze trokken verder door Frankrijk en België, inclusief zware gevechten die veel levens kostten bij Chateau de la Londe en bij Tinchebrai voordat ze in Nederland aankwamen, waar ze op 1 oktober Molenhoek net onder Nijmegen bereikten. Van daaruit draaiden ze om naar het zuiden, via Mook en Rijkevoort om bezet Overloon vanuit het noorden te naderen. Het doel was om Overloon aan te vallen en de vijandelijke salient ten westen van de Maas te zuiveren in wat bekend stond als Operatie Aintree.

De aanval op Overloon werd vertraagd door hevige regen en zeer modderige omstandigheden tot de middag van 12 oktober. Het plan was dat het 1st Suffolk Regiment rechts zou aanvallen terwijl het 2nd Battalion van het East Yorkshire Regiment links verder zou gaan. Het bataljon bereikte die dag met succes een positie net ten zuidwesten van Overloon, maar met één officier en 9 mannen gedood en nog eens 2 officieren en 55 mannen gewond. Gedurende de nacht werd het gebied van het bataljon blootgesteld aan tamelijk zwaar granaat- en mortiervuur. Op de 13de bleef het bataljon op dezelfde positie, waarbij de 185ste Brigade links van het bataljon aanviel om de bossen in het zuidoosten te ontruimen. Later in de middag veranderde het bataljon zijn positie iets naar het oosten om langs de hoofdweg naar Venray te zitten. Hoewel dit een relatief onbewogen dag was voor het bataljon, werden er toch 4 andere rangen gedood (waaronder George Victor Willoughby) evenals 2 officieren en 18 andere rangen die gewond raakten.

De dood van George werd herdacht in de Sheerness Times Guardian in oktober 1945: “Willoughby – In liefdevolle herinnering aan George Victor Willoughby, gesneuveld op 13 oktober 1944 bij Nijmegen. 19 jaar oud, ‘Hoewel het een jaar geleden is dat we iets van je hoorden, spreken we vaak over je en in stilte gedenken we je altijd’. – Mama, papa, Mavis, Jean en Ken. Tot we elkaar allemaal weer ontmoeten.” Een soortgelijke aantekening werd gemaakt in oktober 1948.

George’s vader, George Thomas Willoughby, stierf in het voorjaar van 1980 in het district Swale in Kent waar Sheerness onder valt. Zijn moeder, Jane Mavis Willoughby, overleed eind 1982 in hetzelfde gebied.

De familie van George’s vader

George Willoughby’s vader, George Thomas Willoughby, werd eind 1900 geboren in Watford als zoon van Mary Ann Willoughby, die toen nog ongehuwd was. In 1901 woonde hij in Ballards Buildings, Watford met zijn 27-jarige moeder en 47-jarige grootmoeder Emma Willoughby, die allebei in Amersham in Buckinghamshire waren geboren. In 1911 woonde George nog steeds in Ballards Buildings. Zijn moeder was nu echter getrouwd met William Adams en beiden werden beschreven als landarbeiders. Het lijkt er echter op dat Mary voor haar huwelijk nog twee kinderen had gekregen: Lily Willoughby in 1905 en Lizzie Willoughby in 1909. Zij en George werden beschreven als William’s zoon en dochters. Er waren ook 2 volwassen en 3 kinderlogés.

Dienstgegevens van de Royal Navy voor George Thomas Willoughby (Servicenummer J51395) laat zien dat hij op 2/3/1916, tijdens WO1, in dienst trad bij de Royal Navy als “Boy 2nd Class.” Dit waren jongens van 15-17 jaar met voldoende lengte, gewicht en medische geschiktheid voor de marine en het bewijs van een ‘goed karakter’. Hij werd geplaatst op HMS Ganges, een opleidingsinstituut van de Royal Navy aan de wal in Shotley in Suffolk. Hiervoor werd zijn beroep echter beschreven als “T.S. Arethusa”. Dit was Training Ship Arethusa dat was gestationeerd aan de rivier de Theems bij Greenhithe in Kent. Dit werd gerund door een liefdadigheidsinstelling die bekend stond als “Shaftesbury Homes and Arethusa”. Ze boden onderdak en leerden maritieme vaardigheden aan arme jongens die op straat in Londen hadden moeten slapen en trainden hen voor een carrière bij de Royal Navy of Merchant Navy. De omstandigheden waaronder George naar Arethusa werd gestuurd zijn niet bekend.

George werd in augustus 1916 bevorderd tot “Boy 1st class” en ingedeeld op HMS Marlborough. Op zijn 18e verjaardag op 23 november 1918 werd hij bevorderd tot Ordinary Seaman en tekende hij voor 12 jaar en op 25/8/1920 werd hij bevorderd tot Able Bodied Seaman – een rang die hij bleef houden tot het einde van zijn diensttijd. Hij bleef op HMS Marlborough tot 19/3/1919. Vanaf dat moment tot 1943 bracht hij perioden door op HMS Pembroke, de Royal Navy Shore Barracks in Chatham in Kent, afgewisseld met postingen op schepen op zee waaronder HMS Hawkins van juli 1919 tot april 1921, HMS Royal Oak van november 1921 tot juni 1922, HMS Repulse van augustus tot november 1922, HMS York van augustus 1930 tot april 1932, HMS Cumberland van februari 1933 tot maart 1935 en HMS Kent van juli 1938 tot januari 1941, nu deelnemend aan WO2. Hij diende ook periodes, vooral van 1923 tot 1930 en aan het eind van zijn carrière, op andere walstations, waaronder HMS Columbine in Port Edgar aan de Firth of Forth in Schotland, HMS Egmont in Malta en HMS Eaglet in Liverpool. Hij gedroeg zich over het algemeen goed, hoewel hij in 1921 90 dagen detentie kreeg voor het slaan van de regulerende onderofficier die verantwoordelijk was voor de discipline en 10 dagen straf toen hij in Schotland was voor het veroorzaken van onrust aan de wal. Het is niet helemaal duidelijk, maar men denkt dat hij uiteindelijk op 26/9/1943 uit de marine werd ontslagen.

Ondertussen trouwde hij eind 1924 in Watford met Mavis Tillet, terwijl hij bij de marine was.

Voorafgaand aan zijn huwelijk staat George Thomas Willoughby in 1922 en 1923 geregistreerd op 47 Liverpool Road, Watford in een lijst van afwezige kiezers voor verkiezingsdoeleinden, maar hieruit blijkt dat hij in werkelijkheid gestationeerd was op HMS Pembroke – d.w.z. Chatham. In 1925, nadat hij in 1924 met Mavis was getrouwd, werd hij nog steeds op dezelfde manier weergegeven, maar in 1926 werden zowel George als Mavis weergegeven als wonend op 42 Belgrave Avenue, Watford in hetzelfde huishouden als de moeder van Mavis, Isabella Tillett.

De familie van George’s moeder

Mavis heette eigenlijk Jane Mavis Tillett, geboren in 1905 in Halifax, Nova Scotia, Canada. Ook zij kwam uit een militaire familie. In 1911 woonde ze met haar moeder, Isabella Tillett, en vier broers en zussen in de Malplaquet Barracks in Farnborough (beschreven als “Detention Barracks Commandant’s House Warder’s Quarters”). Haar man was daar vermoedelijk soldaat. Ze waren in 1902 getrouwd. Isabella was geboren in Kaapstad, Zuid-Afrika op 19/8/1884. In 1921 woonde ze op 42, Belgrave Avenue, Watford met inmiddels zes kinderen. Ze werden als volgt geboren: Jane Mavis 1905, William Henry 1907, Alfred John 1908, Harry Edward 1909, Arthur Roderick 1911 en Lillian Rosebella 1920. Behalve Mavis werden ze allemaal in verschillende plaatsen in Zuid-Afrika geboren, behalve het laatste kind dat in Watford werd geboren. Isabella en al haar kinderen waren Britse staatsburgers op grond van hun afstamming. Het is niet bekend wie Isabella’s man was of waar hij was in 1921. Isabella woonde in 1939 nog steeds op hetzelfde adres en werd beschreven als getrouwd vs. weduwe. Daar woonde ook haar jongste kind en wat lijkt op drie mannelijke huurders. Isabella Tillett overleed in 1972 in Watford.

Voorafgaand aan zijn huwelijk staat George Thompson Willoughby in 1922 en 1923 geregistreerd op 47 Liverpool Road, Watford in een lijst van afwezige kiezers voor verkiezingsdoeleinden, maar hieruit blijkt dat hij in werkelijkheid gestationeerd was op HMS Pembroke – d.w.z. Chatham. In 1925, nadat hij in 1924 met Mavis was getrouwd, werd hij nog steeds op dezelfde manier weergegeven, maar in 1926 werden zowel George als Mavis weergegeven als wonend op 42 Belgrave Avenue, Watford in hetzelfde huishouden als de moeder van Mavis, Isabella Tillett.

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; volkstelling in Engeland en registers uit 1939; militaire registers, kieslijsten
Oorlogsarchieven
Nationaal Archief Document ADM/363/164/131 GT Willoughby Dienststaat
Suffolk regiment oorlogsdagboek

Wikipedia voor informatie over Boy Seamen, HMS Arethusa en andere marineschepen
Hulp van de Historical Research Group van Sittingbourne en Tony Pointing van Sheppey Family History Society
Sheerness Times Guardian (data 6/10/1939, 11/9/1942, 1/10/1945, 22/10/1948)
Kentish Express 9/10/1942

Research Iwan van Dijk, Leo Janssen, Elaine Gathercole  

Lees verder

Hopson Joseph

Hopson | Joseph

  • Voornamen

    Joseph

  • Leeftijd

    26

  • Geboortedatum

    22-12-1917

  • Datum overlijden

    14-10-1944

  • Servicenummer

    5113550

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Royal Warwickshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    III. D. 9.

  • Joseph Hopson

    Joseph Hopson

    Joseph Hopson

  • Graf Joseph Hopson

    Graf Joseph Hopson

    Graf Joseph Hopson

Biografie

Joseph Hopson werd gedood op 14 oktober 1944 bij Overloon. Hij was 26 jaar oud en soldaat in het 2de Bataljon van het Royal Warwickshire Regiment (dienstnr. 5113550). Hij werd aanvankelijk begraven in het Maria Reginaklooster in Stevenbeek en werd op 22 mei 1947 overgebracht naar de huidige begraafplaats van de Oorlogsgravencommissie Overloon.

Het 2nd Battalion, Royal Warwickshire Regiment maakte aan het begin van de oorlog deel uit van de British Expeditionary Force en nam deel aan de Slag om Frankrijk, waarbij overlevenden in juni 1940 uit Duinkerken werden geëvacueerd. Na Duinkerken verhuisde het bataljon naar Somerset om een mogelijke Duitse invasie tegen te gaan, maar begin december werd het overgeplaatst naar Londen en werd het, in tegenstelling tot de rest van het leger, niet ingezet voor strandverdedigingstaken. In september 1942 werd het overgeplaatst naar de 185e Infanterie Brigade die vervolgens werd opgenomen in de 3e Infanterie Divisie die op D-Day landde op 6 juni 1944 met de eerste aanval op de Normandische stranden. Het regiment vocht vanaf de Slag om Caen en de uitbraak uit Normandië tot aan de oversteek van de Rijn. Vanaf D-Day tot aan het einde van de oorlog sneuvelden 286 officieren en manschappen van het 2nd Battalion, Royal Warwickshire Regiment in de strijd, terwijl nog eens bijna 1000 mannen in alle rangen gewond raakten, vermist werden of leden aan uitputting.

Het bataljon kwam op 22 september 1944 Nederland binnen bij Asten. Dit is ten oosten van Eindhoven. Op 1 oktober trokken ze in een regenbui noordoostwaarts naar Malden dat tussen Nijmegen en de Maas ligt. In dat stadium was het plan dat de Amerikaanse 7de Pantserdivisie zuidoostwaarts zou trekken via Overloon en Venraij naar de westelijke oever van de Maas tegenover Venlo, terwijl Britse troepen, waaronder de 3de Divisie, oostwaarts zouden trekken, over de Duitse grens, en het bosgebied bekend als het Reichswald zouden veroveren, van waaruit de Duitsers tegenaanvallen hadden gelanceerd.

Op 9 oktober veranderde het plan echter. Een poging van de Amerikaanse 7de Pantserdivisie om Overloon en Venraij in te nemen had veel mannen en tanks verloren zonder veel vooruitgang te boeken. Veldmaarschalk Montgomery besloot dat hij de aanval op Reichswald moest uitstellen. Hij moest de Scheldemonding vrijmaken om de broodnodige havenfaciliteiten van Antwerpen te ontsluiten en de mindere, maar ook essentiële taak om de Duitse troepen ten westen van de Maas uit te schakelen. Dit laatste doel werd toevertrouwd aan 8 Corps, inclusief de 3de Divisie. De 3de Divisie moest aanvallen in zuidoostelijke richting naar Venraij, in de hoop vijandelijke troepen af te leiden terwijl drie andere divisies zich voorbereidden om oostwaarts naar Venlo op te rukken.

Het bataljon werd daarom zuidwaarts omgeleid en op 12 oktober waren ze bij Wanroy, een dorp ten zuiden van de Maas en net ten noorden van Overloon. Ze namen het over van de 8ste Infanterie Brigade die er die dag in slaagde Overloon te veroveren, maar niet in staat was door de bossen ten zuiden ervan verder te komen.

Sgt. George W A Davis gaf later een levendige beschrijving van de omstandigheden die zouden komen: “De laatste goede, lange slaap die we hadden was ongeveer op 10 of 11 oktober. Onze kleren waren smerig, we waren bijna uitgeput door gebrek aan voedsel en slaap. Het was erg koud en het regende en sneeuwde de hele tijd, dus we waren allemaal nat. Er waren overal granaten, mortierbommen, machinegeweren, Moaning Minnies, raketten en Duitse sluipschutters.”

De volgende dag verplaatste het bataljon zich naar een positie op slechts 500 yds ten noordwesten van Overloon met als doel, samen met het 2e bataljon van de King’s Shropshire Light Infantry, deze bossen vrij te maken zodat het 1e Norfolk Bataljon er doorheen kon en op kon rukken naar Venray. Het bataljon bereikte zijn doel, maar ze kwamen onder zwaar vuur te liggen van vijandelijke mortieren, artillerie en handvuurwapens en ook van twee tanks toen ze het open terrein ten zuiden van het bos bereikten en het langer geduurd had dan verwacht om het bos vrij te maken. Tegen de tijd dat het doel bereikt was, was het al zo laat dat besloten werd om het 1ste Norfolk Bataljon pas de volgende dag door te laten stoten. De Warwickshires groeven zich in aan de zuidelijke rand van het bos.

De volgende dag was 14 oktober, de dag waarop Joseph gedood werd. De 1st Norfolks gingen bij het eerste licht door met de opmars en trokken door het Warwickshire bataljon langs de hoofdweg, terwijl de 9th Infantry Brigade de bossen naar het westen aanviel. Ze stuitten gedurende de dag op zware tegenstand en kregen te maken met moerassige grond, maar tegen 18.00 uur hadden de 1st Norfolks de hoge grond ten noorden van de Molenbeek veiliggesteld en de 9th Infantry vestigde zich in het noordelijke deel van het bos. Het 2de Bataljon van de Warwickshires kreeg toen het bevel om op te rukken en het terrein tussen de 1ste Norfolks en de 9de Brigade veilig te stellen. B en D compagnieën voerden deze taak uit en groeven zich tegen het vallen van de avond in aan de rechterkant van de Norfolks met uitzicht op de Molenbeek, terwijl A en C compagnieën en het bataljonshoofdkwartier op hun oorspronkelijke posities bleven. Op deze dag werden vijf andere manschappen van het 2e Bataljon Warwickshires gedood (inclusief Joseph) terwijl majoor GFJ Jerram en veertien andere mannen gewond raakten.

Familiegeschiedenis

Josephs ouders waren Joseph en Eliza Hopson (geboren Burrows). Eliza Burrows werd op 1 april 1897 geboren en Joseph Hopson (Snr) een paar maanden later op 14 juni 1897, allebei in de omgeving van Dudley. Ze trouwden in dat gebied in 1917 en kregen de volgende vier kinderen: Joseph 22/12/1917, Lawson 29/8/1919, Mary 2/2/1922 en William 22/7/1923.

Het gebied rond Dudley stond in de 17e en 18e eeuw al bekend om zijn spijker- en kettingindustrie en glasindustrie. De ijzerindustrie bloeide op in de 19e eeuw en ook de glasindustrie bleef floreren. In deze tijd ontstond ook een baksteenindustrie, die gebruik maakte van de plaatselijke klei en een grote aanvoer van steenkool uit nabijgelegen kolenmijnen. In de 20e eeuw werden de traditionele industrieën in Dudley minder belangrijk, maar de industrie werd diverser. Terwijl de metaal- en glasindustrie in het gebied bleven bestaan, kwamen er nieuwe industrieën bij, zoals plastic, elektronica en chemicaliën.

In 1921 woonden Joseph en Eliza bij Eliza’s 61 jaar oude moeder, Maria Burrows, op 5, Shropshire Row, Kingswinford. Daar woonden ook de jonge Joseph en zijn broer Lawson en Maria’s 18 jaar oude dochter Ethel. Joseph (Snr) werkte als kleimijnwerker bij Mr J Waterfield & Sons Fire Brick Works. Eliza en Ethel werkten allebei als vuursteenmakers voor Mr G Chance bij de Himley Fire Brick Works.

Hoewel als adres wordt vermeld Kingswinford, was 5 Shropshire Row een gebied ten westen van Dudley en Gornalwood, net ten zuiden van Himley en ten noorden van Kingswinford, nu allemaal in de West Midlands. Het is waarschijnlijk de plek waar Josephs moeder Eliza en al haar kinderen, inclusief Joseph, werden geboren. Er wordt aangenomen dat zijn vader Joseph (Snr) in het nabijgelegen Lower Gornal of Gornalwood is geboren, net als de ouders van Eliza.

Tegen 1939 woonden Joseph en Eliza in hun eigen huis op 2 Redhall Road in Gornalwood. Joseph (Snr) werkte als baksteenbewerker bij een mergelgroeve. Eliza was nu huisvrouw in plaats van een betaalde betrekking te hebben. Al hun kinderen werkten: Joseph (Jnr) werkte als een Cutting Machine Brick Worker en maakte vuurvaste materialen. Lawson werkte als handvormer voor een fabrikant van vuurvaste klei, Mary was kleermaker en William werkte als molensteenbewerker.

Joseph’s broer, Lawson, trouwde in 1942 met Annie Friend en Joseph trouwde in 1943 met Annie’s zus, Violet E Friend.

De ouders van Annie en Violet, William en Edith Friend (nee Westwood), waren in 1914 getrouwd. Ze hadden de volgende 8 kinderen: Mary E 1915, Bert Edward 2/8/1916, Violet E 29/11/1917, Annie 7/9/1919, Ernest John 9/3/1921, George H 5/3/1923, Edith M 1927 en Gloria D 1931. Mary stierf echter in 1916 en Edith in 1927, allebei net 1 jaar oud.

In 1921 woonden William en Edith Friend (respectievelijk 34 en 30 jaar oud) op 9, Prospect Road, Gornalwood, met hun kinderen Bert, Violet, Annie en Ernest. Het hoofd van het huishouden was Edith’s 63 jaar oude vader, Edward Westwood, weduwnaar, en daar woonden ook zijn 21 jaar oude zoon Samuel James Westwood en 18 jaar oude dochter Annie Westwood. Het is waarschijnlijk dat William, Edith en al hun kinderen, evenals Edward en zijn andere kinderen in ditzelfde gebied zijn geboren. William werkte als mijnwerker bij de Baggeridge Colliery Co. – maar zat op dat moment zonder werk. Deze mijn werd in 1902 gesticht door de graaf van Dudley en lag naast Gospel End Village en ruim ten noordwesten van Gornalwood. Edward Westwood werkte als mijnwerker voor de graaf van Dudley, maar ook hij zat zonder werk.

In 1939 woonde Edith op Brookdale 60 in Gornalwood met haar kinderen Bert, Violet, Annie en George. Het is niet bekend waar William was of wat er met hem gebeurd is. Bert werkte als onderhoudstechnicus in een kolenmijn, Violet en Annie waren beiden steenbakker (omschreven als zwaar werk) terwijl George als draaier werkte voor het Ministerie van Luchtvaart. Ernest woonde nog steeds in Prospect Road 9, hoewel zijn tante, Annie Westwood, nu het hoofd van het huishouden was. Hij werkte als Rope Man – een oppervlaktewerker in een Coal & Fireclay Mine.

Annie Friend trouwde in 1942 met Lawson Hopson en Joseph trouwde in 1943 met Violet Friend.

Joseph en Violet Hopson kregen een kind, Brian G Hopson begin 1944 in ditzelfde gebied.

Lawson en Annie Hopson kregen twee kinderen: William J Hopson in 1943 en Lawson D Hopson in 1951.

Het is niet bekend wanneer Joseph Hopson in het leger ging, maar helaas stierf hij op 14 oktober 1944, niet lang na de geboorte van zijn zoon. Zijn naam staat op het Lower Gornal War Memorial dat oorspronkelijk in 1929 werd opgericht en waar veel later namen uit WO II aan werden toegevoegd. Het staat voor de Memorial Hall die in 1925 werd gebouwd.

Violet Hopson trouwde in 1948 met Eli Whitehouse en ze kregen één kind, John M Whitehouse in 1949.

Joseph’s zoon Brian trouwde in 1969 met Patricia M Williams in Dudley. Hun dochter Sharon Hopson werd geboren in 1970 en trouwde in 1996 in Dudley met Mark J Richards. Ze hebben twee kinderen, Josephs achterkleinkinderen, geboren in 1997 en 2001, die nu hun weg zoeken in de wereld.

Violet E Whitehouse overleed op 84-jarige leeftijd in 2002 in Dudley.

Memory Hall gebouw
Lower Gornal War Memorial

Memory Hall
Lower Gornal War Memorial

Memorial Hall
Lower Gornal War Memorial

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; volkstelling in Engeland en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
Foto’s en informatie van Sharon Richards (Josephs kleindochter) en Lawson en Ian Hopson, zijn neef en achterneef.
Sedgley Local History Society voor foto’s van het Lower Gornal War Memorial
Traces of War Website voor de oorlogsdagboeken van het Royal Warwickshire Regiment 
Geschiedenis van het Royal Warwickshire Regiment 1919-1955 door Marcus Cunliffe
Verslag van Sgt George W A Davis van de Royal Warwickshires
Wikipedia voor informatie over het Royal Warwickshire Regiment en Baggeridge Colliery
Lower Gornal Website voor informatie over Waterfield Fire Brick Manufacturers: http://www.lowergornal.co.uk/i_bricks_waterfields.htm
Brocross Website voor informatie over Himley Brick Works:
https://www.brocross.com/Bricks/Penmorfa/Pages/england10a.htm
Nationale Bibliotheek van Schotland voor Ordnance Survey-kaarten
UK BMD voor inzicht in de telgebieden van West Midlands

Research Iwan van Dijk en Elaine Gathercole

Lees verder

volg ons op

e-mail: overloonwarchronicles@gmail.com
correspondentieadres:
Holthesedijk 2 a, 5825JG Overloon

Kvk nummer: 83346422
Banknummer: NL04 RBRB 8835 3869 69
t.n.v. Stichting Overloon War Chronicles
BIC / SWIFT code  RBRBNL21

©2021 Overloon War Chronicles