Skip to main content

Ewbank Donald

Ewbank | Donald

  • Voornamen

    Donald

  • Leeftijd

    25

  • Geboortedatum

    1919

  • Datum overlijden

    10-11-1944

  • Servicenummer

    5771938

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Royal Norfolk Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    III. D. 13.

  • Donald Ewbank

    Donald Ewbank

    Donald Ewbank

  • Graf Donald Ewbank

    Graf Donald Ewbank

    Graf Donald Ewbank

Biografie

Donald Ewbank stierf op 25-jarige leeftijd op 10 november 1944 in de Slag om Overloon. Hij was soldaat (reg.nr. 5771938) bij het 1e Bataljon van het Royal Norfolk Regiment dat in die slag bijzonder veel slachtoffers maakte. Zijn dood kwam ergens na de belangrijkste betrokkenheid van het Regiment bij de inname van Overloon en Venray, toen het Regiment betrokken was bij het uitvoeren van patrouilles, nog steeds onder gevaarlijke omstandigheden, in Venray.

Donald werd geboren op 11 augustus 1919 in 6 Walliker Street, Kingston upon Hull. Zijn moeder was Amy Ewbank die werkte als textielmedewerkster en op dat adres woonde. Men denkt dat zij toen bij haar ouders woonde. Er werd geen naam van de vader gegeven, wat erop wijst dat Donald buitenechtelijk werd geboren. Amy had al eerder een kind genaamd Doreen in 1917, ook buiten het huwelijk.

Amy’s ouders waren Thomas Ewbank en Marion Elizabeth Mellon, die in 1888 getrouwd waren. Thomas had verschillende banen in zijn leven, waaronder spoorwegbediende, spoorwegopzichter, tramconducteur en schoolopzichter, hoewel hij in 1921 samen met zijn twee zonen werkloos was. Marion’s vader was een Master Mariner en Humber Pilot.

Amy Ewbank trouwde in 1920 in Hull met Albert Victor Lucas.

Rond de tijd dat Amy van plan was met Albert Lucas te trouwen, was haar moeder ziek en Amy hielp haar te verzorgen. Dit betekende dat ze moeite had om voor twee jonge kinderen te zorgen. Ze koos ervoor Doreen te houden en Donald onder te brengen bij de Board of Guardians van Sculcoates Union Workhouse aan Beverley Road in Hull. Hier werd Donald Ewbank dan ook geregistreerd bij de volkstelling van 1921, toen hij net 1 jaar en 9 maanden oud was. Amy kon echter moeilijk betalen wat nodig was om hem in deze opvang te houden. Daarom werd hij onder de hoede gesteld van Doctor Barnado’s Charity, die kwetsbare kinderen opvangt.

In de volkstelling van 1921 woonden Amy en Albert Lucas bij haar zus Marion en zwager Herbert Jones in Hull. Aanwezig was ook het 3 maanden oude eerste kind van Amy en Albert, Phillip Henry Lucas (die zelf omkwam in WO2), maar ook de 3 jaar oude Doreen Ewbank. Amy’s moeder Marion was toen net onverwacht overleden op 57-jarige leeftijd en haar vader Thomas stierf slechts 3 jaar later in 1924 op 59-jarige leeftijd.

Albert en Amy Lucas kregen in totaal zes kinderen tussen 1921 en 1937 en ze hadden niets meer met Donald te maken. Albert was juwelier en horlogemaker. Hij had aanzienlijke financiële problemen, waardoor hij twee keer failliet werd verklaard, in 1926 en 1930. Hij kreeg ook een boete in 1933 voor het verpanden van drie horloges die door klanten ter reparatie werden gebracht en een gevangenisstraf van 3 maanden in 1937 voor het frauduleus verkopen van twee stukken glas als diamanten. Albert Lucas overleed in Leeds in 1947 en Amy in Harrogate in 1967 op 73-jarige leeftijd.

Donald’s dochter, Maureen Harenburg, heeft begrepen dat Donald door Dr Barnado’s van Hull misschien naar Dagenham in Essex werd weggehaald, maar dat hij tegen de leeftijd van 3 jaar in een pleeggezin werd geplaatst bij Oliver en Thurza Pinfold in Middleton Cheney in Oxfordshire. Hij was een van de twee jongens die de Pinfold’s in huis namen toen hun eigen kinderen volwassen waren. De andere was Donald Wood. Zij gaven hen een broodnodige gelukkige en stabiele jeugd. Ze kwamen regelmatig terug om hun pleegouders te bezoeken en voelden grote genegenheid voor hun. Donald Ewbank werd in 2012 nog herinnerd als “een goede jongen”.

Rond de tijd dat hij naar het voortgezet onderwijs ging, werd hij door Dr Barnado’s overgeplaatst naar een school in Norwich. Toen hij die verliet, ging hij meteen in dienst bij het Royal Norfolk Regiment, vermoedelijk op 16-jarige leeftijd, en werd naar India uitgezonden. Het bataljon keerde in 1940 terug in Engeland en werd toegewezen aan de thuisverdediging. Bij zijn terugkeer trainde hij voor de landingen op D-Day. Ergens in deze periode werd hij gestationeerd in Walton on Thames. Maureen’s moeder, Kathleen A. Christian, woonde daar toen met haar ouders en werkte in een munitiefabriek. Ze was op een dag aan het fietsen, maar duwde haar fiets een heuvel op op hetzelfde moment dat Donald met een vriend een brief ging posten, zodat ze elkaar passeerden. Donald’s collega werkte voor Kathleen’s baas, dus Donald kon contact met haar opnemen om te vragen of hij haar mee uit mocht nemen. Hij had op een gegeven moment wat medische kennis opgepikt. Op een dag zei Kathleen’s moeder dat ze niet met hem uit kon gaan omdat ze ziek was van uitslag veroorzaakt door de chemicaliën in de munitie. De volgende dag kwam hij terug met medicijnen om de uitslag te genezen. Hij was ook bandleider in het regiment en speelde klarinet.

Donald Ewbank and his clarinet
Donald Ewbank and his clarinet

Hij en Kathleen trouwden begin 1943 in Surrey. Zij was geboren in Chertsey in Surrey in 1923, dus was toen net 20, terwijl Donald 23 was. Ze kregen een dochter, Maureen A Ewbank.

Hij lijkt zijn verstoorde vroege jeugd goed te hebben verwerkt en ontwikkelde zich tot een knappe en aangename jongeman. Kathleen hield veel van hem, maar helaas werd zij weduwe toen hij stierf in de Slag om Overloon in 1944, ongeveer een jaar na de geboorte van Maureen. 

Na Donalds dood woonden Maureen en haar moeder bij de ouders van haar moeder, totdat haar moeder in 1948 hertrouwde en nog 11 kinderen kreeg. Af en toe bezochten Maureen en haar moeder mevrouw Pinfold, maar dit was niet frequent omdat het moeilijker was om contact te houden in die tijd met minder gemakkelijk vervoer en beperkt gebruik van telefoons.

Oliver en Thurza Pinfold waren erg ontdaan toen ze van zijn dood hoorden en zijn naam wordt herdacht op de oorlogsmonumenten van Middleton Cheney. Zijn pleeg-“broer”, Donald Wood was ook in dienst gegaan toen de oorlog werd verklaard (regiment onbekend) en verloor een voet als gevolg van vijandelijke actie – hij bleef de Pinfolds nog vele jaren na de oorlog bezoeken.

Maureen trouwde in 1963 met John E Harenburg. Donald heeft nu vier kleinkinderen, geboren tussen 1964 en 1973, en ook acht achterkleinkinderen die met succes hun weg in het leven zoeken.

Behalve dat ze wist dat haar vader dood was, had Maureen tot laat in haar leven weinig kennis van hem. Maureen noch haar moeder hadden tot voor kort contact met de familie Lucas. In recentere tijden is ze echter aanzienlijk meer te weten gekomen over zijn leven, zowel van haar moeder, haar eigen onderzoek en ook van familieleden die de familiegeschiedenis hebben bestudeerd.

Maureen heeft Overloon War Cemetery bezocht om het graf van haar vader te zien. Ze verwelkomt het idee dat hij opgenomen zal worden in de Overloon War Chronicles, zodat hij niet vergeten wordt.

Middleton-Cheney-War-Memorial

Middleton Cheney War Memorial

Donald Ewbank Memorial

Middleton Cheney War Memorial

Bronnen en credits

FindMyPast: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
Militaire gegevens van de website ForcesWarRecords
Website van het Royal Norfolk Regiment Museum
Informatie uit “Thank God and the Infantry – from D-Day to VE-Day with the 1st Battalion, the Royal Norfolk Regiment” door John Lincoln.
Artikelen uit de Hull Daily Mail
Foto en herinneringen van mevrouw Maureen Harenburg (Donalds dochter)
Foto’s van Middleton Cheney War Memorial van Middleton Cheney Historical Society en warmemorialsonline website

Aanvullende informatie van Nancy E Long (vrijwillige dorpsarchivaris van Middleton Cheney) met herinneringen aan Donald van mevrouw Josephine Harvey, achterkleindochter van Oliver en Thurza Pinfold.

Research Elaine Gathercole

Lees verder

Drake Alfred Walter James

Drake | Alfred Walter James

  • Voornamen

    Alfred Walter James

  • Leeftijd

    30

  • Geboortedatum

    04-08-1914

  • Datum overlijden

    16-10-1944

  • Servicenummer

    5118748

  • Rang

    Lance Corporal

  • Regiment

    Royal Norfolk Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    III. B. 10.

  • Alfred Walter James Drake

    Alfred Walter James Drake

    Alfred Walter James Drake

  • Graf Alfred Walter James Drake

    Graf Alfred Walter James Drake

    Graf Alfred Walter James Drake

Biografie

Alfred Walter James Drake sneuvelde in de Slag om Overloon op 16/10/1944 en ligt begraven op de begraafplaats aldaar. Hij was een Lance Corporal in het 1st Battalion van het Royal Norfolk Regiment (Service no. 5118748). Hij was 30 jaar oud.
 
Het 1ste Bataljon van het Royal Norfolk Regiment was nog in India toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Het bleef daar tot juli 1940, toen het naar huis terugkeerde. Het landde in Normandië op D-Day (6 juni 1944). Tijdens de daaropvolgende campagne in Noordwest-Europa won het regiment twee van de vijf Victoria Crosses van de oorlog, het hoogste aantal voor één regiment. Het leed bijzonder zware verliezen in de Slag om Overloon.
 
In het boek “Thank God and the Infantry – from D-Day to VE-Day with the 1st Battalion, the Royal Norfolk Regiment” door John Lincoln staan twee verwijzingen naar de dood van korporaal Drake:
 
p116: Ook in B-compagnie herinnert luitenant Balsom zich:
“Terwijl we aanvielen, brak een Duitse tank dekking en begon zich terug te trekken in de richting van Venraij en terwijl hij ging vuurde hij een reeks Parthische schoten in onze richting af; één kwam helaas midden in de sectie van L/Corporal Drake terecht, waarbij hij onmiddellijk werd gedood en anderen in zijn sectie werden verwond.”
 
P119: Lance Corporal Ernie Seaman MM, één van de slechts drie brancarddragers in het bataljon die ongedeerd het einde van de campagne overleefde:
“…. De grote slag was Overloon en Venraij, een zeer scherp gevecht en slechte omstandigheden, erg nat, veel slachtoffers….. Hier had ik mijn gelukkigste ontsnapping – L/Cpl Drake werd direct geraakt door een 88mm granaat…”

Alfred werd geboren op 4 augustus 1914 in Stepney in East End van Londen.
 
Zijn vader was Alfred Thomas Drake die lantaarnopsteker was en zijn moeder was Louisa Drake (geboren Hinkley). Zij waren in 1896 getrouwd in Tower Hamlets. Louisa was toen kleermakeres en haar vader was vleesconservenhandelaar. Beiden waren geboren in East End van Londen. Alfred en Louisa kregen 8 kinderen (twee zonen en 6 dochters) tussen 1897 en 1914, waarvan Alfred de jongste was. Allen werden geboren in East End. Het oudste kind, John Alfred Drake, stierf op jonge leeftijd en een dochter, Gladys, stierf op 1-jarige leeftijd.
 
Helaas stierf Alfred Thomas Drake in 1917 in Stepney op 42-jarige leeftijd, zodat Louisa bij de volkstelling van 1921 als weduwe werd vermeld, 45 jaar oud. Bij haar waren haar overgebleven zoon Alfred en vijf van haar dochters plus haar broer James Hinkley, die een 39-jarige alleenstaande glazenwasser was. De vier oudste meisjes werkten allemaal – twee in de kledinghandel, een als barmeid en de andere als kruideniersassistente.
 
In 1939 woonde Alfred WJ Drake op 135 Parsloes Avenue, Barking & Dagenham, Essex. Hij was nog steeds ongehuwd en werkte als Stuff-over Frame Maker. Hij was ook een ARP (Air Raid Precautions) First Aider. Hij woonde samen met zijn weduwe zus, Louisa E Robinson, die nog steeds in de kledinghandel werkte. Daar woonde ook hun oom, James Hinkley, nog steeds alleenstaand en glazenwasser.
 
Ten minste drie van zijn andere zussen waren inmiddels getrouwd en ook verhuisd van East End naar Harrow in Middlesex. Ze woonden allemaal in hetzelfde huishouden, samen met hun kinderen en een van hun echtgenoten. Een andere echtgenoot woonde nog steeds in Stepney, woonde op zichzelf en werkte daar in een staalfabriek. Het is duidelijk dat de drie zussen uit East End van Londen waren verhuisd, misschien als reactie op het advies om Londen te evacueren, een verstandige voorzorgsmaatregel gezien de verwoesting van East End die tijdens de oorlog zou volgen.
 
In 1940 trouwde Alfred WJ Drake met Hilda P B Cox in Brentwood, Essex. Zij woonde in 1939 in Dagenham, Essex en was stoffeerster, geboren op 20 augustus 1918. Na het overlijden van Alfred WJ Drake in 1944 bleek uit een testament dat hij in Ilford, Essex woonde en zijn nalatenschap werd beheerd door zijn weduwe, Hilda P Drake.
 
Alfred en Hilda hadden een zoon die ook Alfred heette in 1943 in Olney, Buckinghamshire. Hij trouwde in 1976 in Redbridge, Essex met Dianne M Hannan. Alfred (Junior) overleed in 2018. Zij hadden geen kinderen. Zijn weduwe, Dianne, gelooft dat de vader van haar man met verlof naar huis kwam en zijn zoon kon zien. Hij was erg terughoudend om terug te gaan naar zijn regiment en moest door een plaatselijke politieagent worden overgehaald.
 
Hilda trouwde in 1949 in Ilford in Essex met Cyril T Campbell. Zij kregen één kind, Shirley O Campbell in East Ham in 1950. Hilda Campbell overleed in Havering in Essex in 2005. Shirley Campbell is nu ook overleden, evenals een van haar twee dochters.
 
Dianne Drake herinnerde zich dat Alfred’s weduwe, Hilda, en zijn zus Ethel in 1946/47 met andere familieleden Overloon bezochten – en Alfred en Dianne Drake hadden zelf de begraafplaats vele malen bezocht. Zijn moeder, Hilda, had gevraagd dat de helft van haar as op elk van de graven van haar echtgenoten zou worden uitgestrooid. Haar zoon kreeg hiervoor speciale toestemming van de War Graves Commission, die deze wens inwilligde. Alfred (Junior) was een vriend van het Overloon museum. De dag dat zij Hilda’s as verstrooiden was de dag dat het museum na uitbreiding heropende.
 
Emil Molineaux, Alfreds achterneef, vertelde dat zijn familie uit East End van Londen was gebombardeerd en daardoor naar Essex was verhuisd.
 
Alfreds neef, James Molineaux, heeft een aantal foto’s verstrekt, waaronder een van Alfred in uniform en verschillende van zijn en Hilda’s trouwdag. Hij herinnert zich: “Ik kan me niet veel herinneren van zijn jonge jaren, behalve misschien een bezoek aan ons in Dagenham. Hij was erg dol op een goede kop thee en mijn moeder had een enorme mok van één liter speciaal voor hem. Hij had ook een onbedaarlijke lach, je weet wel ha-ha-ha, ho-ho-ho.”

Familiefoto’s

Young Alfred age 4 or 5
     Jonge Alfred leeftijd 4 of 5

Young Alfred kneeling age 15
   Jonge Alfred knielend leeftijd 15 jaar

Wedding Alfred Drake with Bridge Hilda Cox
   Bruiloft Alfred Drake met Hilda Cox

Bruiloft Alfred Drake met zijn 5 zussen en moeder
   Bruiloft Alfred Drake met zijn 5 zussen en moeder

Familie Drake Hilda zittend rechts en Alfred Junior achter haar
Familie Drake, Hilda zittend rechts en Alfred Junior achter haar

Bronnen en credits

Van FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
Militaire gegevens van de website ForcesWarRecords
Fragmenten uit “Thank God and the Infantry – from D-Day to VE-Day with the 1st Battalion, the Royal Norfolk Regiment” door John Lincoln.
Foto’s en herinneringen van James Molineaux (de neef van Alfred)
Herinneringen en hulp van Dianne Drake (Alfreds schoondochter) en Emil Molineaux (Alfreds achterneef)  

Research Elaine Gathercole

Lees verder

Shortland Leslie Joseph Horace

Shortland | Leslie Joseph Horace

  • Voornamen

    Leslie Joseph Horace

  • Leeftijd

    25

  • Geboortedatum

    20-03-1919

  • Datum overlijden

    19-10-1944

  • Servicenummer

    5114581

  • Rang

    Gunner

  • Regiment

    Royal Artillery, 7 Field Regt.

  • Grafnummer

    II. B. 14.

Graf Leslie Joseph Horace Shortland

Graf Leslie Joseph Horace Shortland

Graf Leslie Joseph Horace Shortland

Biografie

Leslie Shortland, zoon van Horace Shortland en Mercy Lillian Shaw die in 1917 in Stone in Staffordshire waren getrouwd. Horace was geboren in Lutterworth en zijn vader was schoenmaker. Leslie is geboren op 20-03-1919 in Stirchley dat grenst aan King’s Norton in Birmingham en was dus net 25 toen hij stierf.

In 1921 woonde Leslie met zijn ouders in het huis van zijn grootouders van moederskant, Richard en Annie Shaw, op 13, George Road, Selly Oak, in het zuiden van Birmingham. Richard was metselaar. Een groot aantal broers en zussen van zijn moeder waren ook aanwezig in wat een klein rijtjeshuis lijkt te zijn.

Leslie’s moeder werd aangeduid als M. Lillian Shortland die in 1895 was geboren in Stoke on Trent. Zijn vader werd beschreven als een “Discharged Soldier, Crippled” die in 1897 in Leicester was geboren en dus net 24 jaar oud was.

Men denkt dat de volledige naam van Leslie Shortland’s vader Horace Alfred James Shortland was, die in de Oxford and Bucks Light Infantry had gediend in WO1 (dienstnr. 28976). Hij meldde zich aan op 7-12-1915 en werd op 26-7-1918 ontslagen toen hij nog maar 21 was en nog steeds soldaat. Hij werd ontslagen op grond van voorschriften in verband met verwondingen, wat lijkt aan te sluiten bij zijn beschrijving in 1921.

Uit onderzoek blijkt dat Leslie waarschijnlijk nog broers en/of zussen had. Dit wordt nog nader onderzocht in de hoop nog familie te vinden die ons verder kan helpen bij het vinden van foto’s en achtergrond informatie over Leslie. 

Leslie JH Shortland trouwde met Betty Baldwin in Birmingham in 1941. Zij lijken geen kinderen te hebben gehad.

Leslie Joseph Horace Shortland werd gedood op 19-10-1944 bij Overloon. Hij was schutter bij het Royal Artillery 7th Field Regiment (soldaat nr. 5114581). 

Op 19 oktober 1945 stonden er twee berichten over het overlijden van Leslie Shortland in de Birmingham Mail:
“Shortland (Leslie), – Als de hele wereld van ons was, zouden we het geven, ja, en meer, om het gezicht van iemand die we liefhadden, lachend door de deur te zien komen. – Mam en pap Baldwin.

“Shortland – Leslie, gesneuveld in 1944, De tijd verandert veel, maar één ding verandert nooit, de herinnering aan die gelukkige dagen, toen we allemaal samen waren. – Mary, Josie en Sid.”
Mary, Josie en Sid waren de broers en zussen van Betty Baldwin.

Bronnen en credits

From FindMyPast: Civil Birth, Marriage and Death Records; England Census and 1939 Register Records; Electoral Rolls; Military Records; Birmingham Mail (Reach PLC)  

Lees verder

Tomlinson Raymond

Tomlinson | Raymond

  • Voornamen

    Raymond

  • Leeftijd

    22

  • Geboortedatum

    07-11-1921

  • Datum overlijden

    14-10-1944

  • Servicenummer

    6208073

  • Rang

    Lance Corporal

  • Regiment

    South Lancashire Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    I. A. 14.

  • Raymond Tomlinson

    Raymond Tomlinson

    Raymond Tomlinson

  • Graf Raymond Tomlinson

    Graf Raymond Tomlinson

    Graf Raymond Tomlinson

Biografie

Raymond Tomlinson sneuvelde op 14 oktober 1944. Hij was een Lance Corporal in het South Lancashire Regiment, 1st Bn. Hij werd aanvankelijk begraven op de Begraafplaats A. vd Wijst in Overloon en op 15 mei 1947 bijgezet in graf I.A.14. op Overloon War Cemetery.

Op zijn grafsteen staat: In liefdevolle herinnering, aan mijn lieve man, verdwenen maar niet vergeten. Vrouw en baby.

Familieachtergrond

Raymond Tomlinson wordt geboren op 07-11-1921 in Brentford, Middlesex in United Kingdom. Zijn ouders zijn Ezra Cecil Tomlinson (1896-1966) en Edna Mary Holder (1893-1964). Hij heeft een broer Water Clive Tomlinson (1924-1997).
Op 22 mei 1943 trouwt hij met Gladys Rose Arthur. Raymond doet op dat moment dienst bij het Corps of Military Police. Gladys werkt op de administratie van General Aircraft Ltd.

In 1945 wordt hun dochter Glenys Tomlinson geboren, die Raymond helaas nooit heeft gekend.

Militaire carrière

Raymond begon als cadet bij de Royal Fusiliers en sloot zich voor de oorlog aan bij “D” Company van het Middlesex Regiment, Territorial Army.
Bij het uitbreken van de vijandelijkheden werd hij geplaatst bij het Cheshire Regiment en later overgeplaatst naar het Korps Militaire Politie, waar hij dienstdeed in IJsland.
Op zijn eigen verzoek werd hij overgeplaatst naar een infanterie-eenheid en ging op D-Day (+3) naar Frankrijk.
Aangenomen wordt dat hij zich toen aansloot bij het South Lancashire Regiment 1st Btn.

1ST BN SOUTH LANCASHIRE REGIMENT

DUINKERKEN 1940

Aan het begin van de oorlog met Duitsland vertrok het 1st South Lancashire Regiment naar Frankrijk met respectievelijk de 4e en 1e Divisie van de British Expeditionary Force (BEF). Begin oktober 1939 had het bataljon posities ingenomen langs de Belgische grens.
Op 10 mei 1940 veranderde de situatie drastisch toen Duitsland België en Nederland binnenviel. De British Expeditionary Force rukte op naar België, maar de Duitse ‘blitzkrieg’ overrompelde het geallieerde front snel. De Britten werden gedwongen tot een reeks strategische terugtrekkingen en evacuaties vanuit Duinkerken terug naar het Verenigd Koninkrijk.
Churchill en zijn adviseurs hadden verwacht dat het mogelijk zou zijn om slechts 20.000 tot 30.000 mannen te redden, maar in totaal werden 338.000 troepen uit Duinkerken gered, waarvan een derde Fransen. Helaas bleven 90.000 man achter die gevangen genomen werden en de BEF moest ook noodgedwongen het grootste deel van haar tanks en zware kanonnen achterlaten. Het verzet in Duinkerken eindigde op 4 juni 1940.

TRAININGEN

Na terugkeer in het Verenigd Koninkrijk werd het 1e Bataljon van het South Lancashire Regiment overgeplaatst naar de 8e Infanterie Brigade (waartoe ook het 1e Suffolk Regiment en het 2e East Yorkshire Regiment behoorden) verbonden aan de 3e Infanterie Divisie, bijgenaamd Monty’s Ironsides.
Midden 1943 neemt het regiment deel aan trainingen in het zuidoosten van Schotland. Begin 1944 zijn ze ook in Schotland om aanvalslandingen te oefenen.
Met deze divisie landde het op D-Day (6 juni 1944) op Sword Beach.

NORMANDIË LANDINGEN

Op D-Day, 6 juni 1944, landden de 1st South Lancashires, als één van de leidende aanvalsbataljons van de 3rd Division, op Sword Beach om 7:20 uur ’s morgens. Ondanks zware verliezen, waaronder die van hun commandant, rukten ze op door de Duitse verdediging en veroverden Hermanville tegen 9 uur ’s morgens.
In de daaropvolgende dagen veroverden ze Plumetot, Cresserons, La Deliverande, het ‘Trout’ bolwerk en de beroemde Pegasusbrug over de Orne.

CAEN

Het bataljon speelde een sleutelrol in de Britse opmars naar Caen en werd geconfronteerd met intense gevechten en aanzienlijke verliezen, vooral op 22-23 en 26 juni, bij Le Londel.
In juli was het bataljon betrokken bij Operatie Goodwood, een Brits offensief, uitgevoerd van 18 tot 20 juli 1944 tijdens de grotere slag om Caen in Normandië. De operatie was erop gericht om vanuit het bruggenhoofd bij de Orne zuidwaarts op te rukken om de resterende delen van Caen en de Bourguébus heuvelrug veilig te stellen.

FALAISE

Het offensief was in volle gang en zette een groot deel van het Duitse leger vast ten westen van Falaise. Op 11 augustus leidde de 1st South Lancashires een opmars in deze pocket langs de weg Vire-Tinchebray. Ondertussen veroverde de 1st East Lancashires op 12 augustus Bois Halbout en rukte op ten westen van Falaise. Op 19 augustus was de omsingeling compleet, wat het effectieve einde betekende van de strijd om Normandië.

BELGIË EN NEDERLAND

Van 16 september tot 18 september trokken ze in drie etappes door België om Lille St Hubert te bereiken, net ten zuiden van de Nederlandse grens ten zuiden van Eindhoven. Hier moesten ze het East Yorkshire Regiment en de Suffolk Regiments assisteren bij het maken van een bruggenhoofd over het Scheldekanaal dat ze op 20 september overstaken om Hamont te bereiken, net ten westen van de Nederlandse grens en vervolgens op de 22ste Weert in Nederland te bereiken, ondanks dat de Geallieerden moeilijkheden ondervonden door bruggen die vernield waren.

Ze bleven in deze omgeving tot 25 september toen C Company oostwaarts trok naar Schoor als onderdeel van een plan om de westelijke oever van een kanaal dat verder naar het oosten lag vrij te maken. Het hele bataljon zou hier de volgende dag aan deelnemen, maar er was besloten dat ze die dag naar Maarheeze zouden trekken, dus nam alleen C Company hieraan deel. Hun vooruitgang was traag, dus kregen ze het bevel zich terug te trekken en na de rest van het bataljon verder te trekken naar Maarheeze. Op 27 september trokken ze weer verder om Bakel te bereiken, dat net ten noordoosten van Eindhoven ligt. De volgende dag trokken ze weer iets noordelijker naar Mortel om de Amerikaanse 7de Pantserdivisie het gebied bij Bakel te laten bezetten. De Amerikanen trokken door naar St Anthonis. Het bataljon bleef in Mortel tot 1 oktober toen ze verder noordwaarts trokken naar Heumen dat net ten zuiden van Nijmegen en ten noorden van Cuijk ligt en vervolgens naar het nabijgelegen Mook op 3 oktober.

Tegen die tijd was Operatie Market Garden verder naar het noorden er niet in geslaagd om de brug bij Arnhem in te nemen. Hierdoor bevonden de Geallieerden zich in een smalle corridor door Nederland. De Amerikaanse 7de Pantserdivisie deed op 30 september een poging om deze corridor te verbreden door Overloon aan te vallen vanaf hun positie bij St Anthonis om te proberen deze corridor oostwaarts naar de rivier de Maas te verbreden, maar deze aanval mislukte.
Het 1ste Bataljon van het South Lancashire Regiment bleef bij Mook tot 8 oktober toen ze zuidwaarts trokken naar Wanroij. Er was besloten dat de Amerikanen zich zouden terugtrekken en het verbreden van de corridor door Overloon, Venray en Venlo aan de Britten zouden overlaten. Eerder was het de bedoeling dat de aanval op Overloon op 11 oktober zou beginnen. Dit werd echter uitgesteld tot 12 oktober vanwege het zeer natte weer en de toestand van de grond.

Op 12 oktober begon de aanval ’s middags met een zeer zwaar spervuur van artillerie. Het 2nd East Yorkshire Regiment leidde de aanval op wat omschreven werd als Dog Wood ten westen van Overloon, terwijl het 1st Suffolks Regiment zich richtte op Overloon zelf. Beiden bereikten hun doel om 15.00 uur, maar er moest nog wat geruimd worden. Het 1st South Lancashire Regiment werd eerst in reserve gehouden, maar om 17.00 uur kregen A en D Companies het bevel om op te rukken om een resterend gebied te ontruimen met één troep van de 3rd Grenadier Guards ter ondersteuning van elke vooruitgeschoven compagnie. B en C Companies en nog een troep van de Grenadier Guards werden in reserve gehouden. Ze ondervonden weinig tegenstand en tegen de schemering waren ze in positie aan de voorste rand van een open plek. Op deze dag sneuvelden 5 militairen van het bataljon in de strijd.

Op 13 oktober trokken ze verder richting Overloon. Tijdens de aanval richting Helderse bossen ondervond het bataljon veel last van mijnenvelden. Het Peelkant en -Peelkampsveld worden gezuiverd, met luchtsteun van Typhoons.
De 9e Brigade trok door de linies van het bataljon en nam het gebied ten westen van Overloon over. De 2nd Royal Ulster Rifles en 2nd King’s Own Scottish Borderers vervolgden de aanval.
Aan het einde van de dag trok het bataljon zich terug naar een gebied ten N.O. van Overloon dat werd verkend door de kwartiermakers.

Op 14 oktober vestigt het Hoofdkwartier van het bataljon zich in een boerderij ten N.O. van Overloon (bij de kruising Rondweg – Holthesedijk  – Vierlingsbeekseweg).
Het bataljon ondervond zwaar vuur van Nebelwerfers en mortieren. Verkenningen vonden plaats richting Vierlingsbeek tot Halfweg, en later verder tot de spoorlijn bij Vierlingsbeek.
Ook werd het gehucht “Schaartven” verkend. Daar beschadigde een 88MM kanon drie tanks van de Grenadier Guards. De aanval werd ingezet onder zwaar vuur en over mijnenvelden en er werden krijgsgevangenen gemaakt. Later die dag werd het gebied Schaartven en Halfweg gezuiverd en trokken de Duitse troepen zich terug tot de bossen ten zuiden van de Vierlingsbeekseweg. Er werden nog eens 83 krijgsgevangenen gemaakt.

Het is op deze dag dat Raymond Tomlinson sneuvelde. Hij werd samen met vele anderen begraven op de Begraafplaats A. vd Wijst, in Overloon. Op 13 mei 1947 werd hij herbegraven op Overloon War Cemetery in graf I.A.14.

14 Oktober werd het gebied ten zuiden van Overloon tot aan de Molenbeek veroverd door de Britten, ten koste van vele levens. 
De dag erna reorganiseerden de Britse troepen zich voor de komende aanval op Venray.

In de Middlesex Chronicle verscheen op 13 oktober 1945 een mooi gedicht aan Raymond, geschreven door zijn vrouw Gladys:

Diep in mijn hart ligt een beeld,
meer waard dan zilver of goud,
Het is een foto van mijn lieve man
wiens herinnering nooit oud zal worden.
Ik zit vaak aan je te denken,
Als niemand me kan zien huilen,
Voor velen is de stille traan die ik laat,
Als anderen vast slapen.
Gemist door je liefhebbende vrouw, Gladys, en baby.  

Ook werd in dezelfde krant een herdenkingsbericht van zijn ouders en broer Clive gepubliceerd:

In liefdevolle herinnering aan onze lieve zoon Raymond, gesneuveld in actie in N.W. Europa, 14 oktober 1944.
Diep in ons hart wordt een herinnering bewaard,
van hem waar we van hielden en nooit zullen vergeten.
Mama, papa en Clive

  • Wedding photo of Raymond and Gladys

    Wedding photo of Raymond and Gladys

    Wedding photo of Raymond and Gladys

  • Middlesex Chronicle 15 Mei 1943 over het huwelijk van Raymond en Gladys

    Middlesex Chronicle 15 Mei 1943 over het huwelijk van Raymond en Gladys

    Middlesex Chronicle 15 Mei 1943 over het huwelijk van Raymond en Gladys

  • Gladys Rose Tomlinson

    Gladys Rose Tomlinson

    Gladys Rose Tomlinson

  • Middlesex Chronicle 11 November 1944 about the death of Raymond Tomlinson

    Middlesex Chronicle 11 November 1944 about the death of Raymond Tomlinson

    Middlesex Chronicle 11 November 1944 about the death of Raymond Tomlinson

  • In loving memory clips

    In loving memory clips

    In loving memory clips

Bronnen en credits

War Diaries South Lancashire Regiment 1st Bn
Ancestry diverse bronnen
Piet Peters voor achtergrond informatie
Steven Tomlinson achterneef van Raymond Tomlinson voor news clippings

Research Anny Huberts

Lees verder

Winter George

Winter | George Edwin

  • Voornamen

    George Edwin

  • Leeftijd

    30

  • Geboortedatum

    1914

  • Datum overlijden

    13-10-1944

  • Servicenummer

    5249433

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Royal Warwickshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    III. D. 2.

  • George Edwin Winter

    George Edwin Winter

    George Edwin Winter

  • Graf George Edwin Winter

    Graf George Edwin Winter

    Graf George Edwin Winter

Biografie

George Edwin Winter stierf op 13 oktober 1944 in Overloon aan zijn verwondingen. Hij was 30 jaar oud en soldaat in het 2e Bataljon van het Royal Warwickshire Regiment (dienstnummer 5249433). Hij werd eerst begraven bij het Maria Regina-klooster in Stevensbeek en later overgebracht naar graf III. Op 22 mei 1947 werd hij herbegraven op de huidige oorlogsbegraafplaats van Overloon.

Militaire carrière

Een overlijdensbericht in de Gloucester Citizen van 28 oktober 1944 geeft een korte beschrijving van de militaire carrière van George Edwin Winter: “Soldaat George Edwin Winters, de jongste broer van de heer A.E. Winters uit Morpeth Street 17, is overleden aan zijn verwondingen in Noordwest-Europa. Hij ging in 1932 in dienst en diende vijf jaar in India. Van daaruit ging hij naar Noord-Afrika, waar hij zich aansloot bij het 8e leger en deelnam aan gevechten in Sicilië en Italië. Na zijn terugkeer in Engeland vertrok hij in juli naar Frankrijk.”

In september 1942 werd het 2e Bataljon van het Royal Warwickshire Regiment overgeplaatst naar de 185eInfanteriebrigade, die toen deel uitmaakte van de 3e Infanteriedivisie, die op D-Day, 6 juni 1944, met de eerste aanval op de stranden van Normandië landde. Het vocht vanaf de Slag om Caen en de doorbraak uit Normandië tot aan de oversteek van de Rijn. Vanaf D-Day tot het einde van de oorlog verloor het 2e Bataljon van het Royal Warwickshire Regiment 286 officieren en manschappen die sneuvelden, en bijna nog eens 1.000 manschappen van alle rangen raakten gewond, werden vermist of leden aan uitputting.

Het bataljon kwam op 23 september 1944 bij Asten in Nederland. Dat ligt ten oosten van Eindhoven. Op dat moment waren de geallieerden nog bezig met Operatie Market Garden, waarbij grond- en luchtstrijdkrachten probeerden om zo ver mogelijk op te rukken tot aan de brug bij Arnhem. Op 26 september moest deze operatie echter worden opgegeven omdat het niet lukte om deze brug in te nemen.

Het nieuwe plan was dat de Amerikaanse 7e Pantserdivisie zuidoostwaarts zou oprukken via Overloon en Venray naar de westelijke oever van de Maas tegenover Venlo, terwijl Britse troepen, waaronder de 3e Divisie, oostwaarts zouden trekken, de Duitse grens zouden oversteken en het bosgebied dat bekend stond als het Reichswald zouden veroveren, van waaruit de Duitsers tegenaanvallen hadden uitgevoerd.

Op 1 oktober trok het 2e bataljon van het Warwickshire Regiment in de stromende regen noordoostwaarts naar Malden, tussen Nijmegen en de Maas. Op 9 oktober werd het plan echter opnieuw gewijzigd. De poging van de Amerikaanse 7ePantserdivisie om Overloon en Venray in te nemen had veel manschappen en tanks gekost zonder dat er veel vooruitgang was geboekt. Veldmaarschalk Montgomery besloot dat hij de aanval op het Reichswald moest uitstellen. Hij moest de Schelde vrijmaken om de broodnodige havenfaciliteiten van Antwerpen te openen en de minder belangrijke, maar ook essentiële taak uitvoeren om de Duitse troepen ten westen van de Maas uit te schakelen. Deze laatste taak werd toevertrouwd aan het 8e Corps, waaronder de 3e Divisie. De 3e Divisie moest in zuidoostelijke richting Venray aanvallen, in de hoop de vijandelijke troepen weg te lokken terwijl drie andere divisies zich voorbereidden om in oostelijke richting Venlo op te rukken.

Het bataljon werd daarom naar het zuiden omgeleid en op 12 oktober waren ze in de buurt van Wanroy, een dorp ten zuiden van de Maas en net ten noorden van Overloon. Die dag was de 8e Brigade erin geslaagd Overloon te veroveren, maar ze konden geen vooruitgang boeken in de bossen ten zuiden ervan.

Sgt. George W A Davis gaf later een levendige beschrijving van de omstandigheden die zouden volgen: “De laatste keer dat we echt goed hebben geslapen was rond 10 of 11 oktober. Onze kleren waren smerig, we waren bijna doodmoe door gebrek aan eten en slaap. Het was super koud en het regende en hagelde de hele tijd, dus we waren allemaal nat. Overal waren granaten, mortiergranaten, machinegeweervuur, Moaning Minnies, raketten en Duitse sluipschutters.”

De volgende dag trok het bataljon op naar een positie op slechts 500 meter ten noordwesten van Overloon met als doel om samen met het 2e bataljon van de King’s Shropshire Light Infantry deze bossen te ontruimen en vervolgens het 1eNorfolk Battalion door te laten om op te rukken naar Venray. Het bataljon haalde zijn doel, maar kwam onder zwaar vuur te liggen van vijandelijke mortieren, artillerie en handvuurwapens, evenals van twee tanks toen ze het open terrein ten zuiden van het bos bereikten. Het had langer geduurd dan verwacht om het bos te zuiveren. Toen het doel eenmaal was bereikt, was het al zo laat dat werd besloten om het 1e Norfolk Battalion pas de volgende dag door te laten. De Warwickshires groeven zich in aan de zuidelijke rand van het bos.

Op die dag werden luitenant Douglas Brodie Brown en twee andere soldaten gedood en raakten luitenant H.T.C. Merryweather en 18 andere soldaten gewond. Dit was de dag waarop George Edwin Winter stierf aan verwondingen die hij waarschijnlijk die dag had opgelopen.

Naast de hierboven al genoemde overlijdensadvertentie verscheen er nog een bericht in de Gloucester Citizen van 13 oktober 1945. Daar stond: “Winters: Ter nagedachtenis aan L/Cpl George E. Winters, overleden aan zijn verwondingen op 13 oktober 1944. Weg maar niet vergeten – Van een paar vrienden.” Het is interessant om op te merken dat hier zijn rang als korporaal wordt vermeld. In het Grave Concentration rapport stond aanvankelijk ook korporaal, maar dit werd later veranderd in soldaat.

Familieachtergrond

George Edwin Winter was de zoon van George Winter en Laura Ellen Green, die in 1895 in Winchcombe, Gloucestershire, waren getrouwd.

George Winter (sr.) werd in 1866 in Northleach, Gloucestershire, geboren, terwijl Laura in 1877 in Winchcombe, Gloucestershire, werd geboren.

In 1901 woonden George (sr.) en Laura in de High Street in Bisley, Stroud, Gloucestershire, met hun eerste twee kinderen: Gladys Ellen, geboren op 2 februari 1898, en Reginald James, geboren op 12 november 1900. George werkte als herder op een boerderij. Gladys was geboren in Miserden, tussen Cirencester en Gloucester, terwijl Reginald geboren was in Bisley, net ten oosten van Stroud, wat erop wijst dat het gezin tussen 1898 en 1900 naar Bisley was verhuisd.

Voor 1911 kwamen er nog drie kinderen bij. Elsie Victoria A. werd op 2 augustus 1902 in Bisley geboren, daarna kwam Albert Edward Richard op 6 juli 1905 in Daglingworth, net ten noorden van Cirencester. Kate Matilda werd in 1909 in de buurt van Cirencester geboren, maar stierf als baby. Het lijkt er dus op dat het gezin tussen 1902 en 1905 weer is verhuisd.

In 1911 waren ze weer verhuisd, want George en Laura woonden toen met hun kinderen Gladys, Elsie en Albert in Corndean Farm Cottages, Winchcombe, Gloucestershire. George werkte als landarbeider. Winchcombe ligt net ten noordoosten van Cheltenham. Het adres is waar Laura in 1881 met haar ouders woonde. Ten tijde van de volkstelling van 1911 lag de jonge Reginald in het Cheltenham General Hospital.

George en Laura kregen nog zes kinderen tot 1919. Lucy Mary werd op 15 juni 1911 geboren in Winchcombe, daarna kwam George Edwin in 1914 en Dorothy V. in 1913, allebei in Newent, ten westen van Cheltenham, wat laat zien dat ze weer waren verhuisd. Ze lijken rond 1917 naar het district Gloucester te zijn verhuisd, want Monica Marjorie Irene werd daar in 1917 geboren.

Vanaf december 1919 lijkt het gezin echter door rampspoed te worden getroffen. Eerst stierf George (sr.) op 53-jarige leeftijd en werd begraven op 13 december 1919. Na zijn dood, begin 1920, lijkt Laura een tweeling te hebben gekregen. Een van de jongens lijkt te zijn overleden voordat hij een naam kreeg, en het lijkt erop dat Laura zelf toen ook is overleden, mogelijk tijdens de bevalling. Ze werd begraven op 15 maart 1920, 42 jaar oud. De andere tweelingzoon, Leonard Kitchener, stierf ook en werd begraven op 5 april 1920, slechts 24 dagen oud. Ten slotte stierf Monica Marjorie Irene en werd begraven op 19 juni 1920, slechts 2 jaar oud. Ze werden allemaal begraven in de parochie van Quedgeley, in de zuidwestelijke buitenwijken van Gloucester.

Gladys E. Winter was in 1917 in Newent getrouwd met Reginald E. Franklin. Reginald was op 18 november 1894 geboren in Aston, Warwickshire. Zij kregen op 1 december 1917 een zoon, Montague Douglas Edwin, een dochter die bij de geboorte stierf in 1919 en nog een dochter, Doreen Laura Gladys, op 7 maart 1921, allemaal geboren in Quedgeley.

In juni 1921 woonden zij in The Pitch, Quedgeley, Gloucestershire. Zowel Montague als Doreen woonden bij hen. Reginald werkte als oliekoekperser voor Foster Bros. Oil & Cake Mills. Er waren echter ook twee zussen van Gladys: Elsie V. Winter en Mary L. Winter (waarschijnlijk Lucy Mary). Elsie werkte als winkelbediende bij Haines Grocers en Mary ging naar school. Het lijkt erop dat Gladys twee van haar zussen in huis had genomen na de dood van haar ouders.

De oudste zoon van George en Laura, Reginald, diende in juni 1921 als soldaat in het 1e bataljon van het Devonshire Regiment in de infanteriekazerne in Waterford in Ierland. Het is niet bekend wanneer hij in dienst was getreden, maar uit een ziekenhuisdossier blijkt dat hij in december 1918 bij dat regiment zat.

Hun op een na oudste zoon, Albert Edward Richard Winter, lijkt in aanraking te zijn geweest met justitie, want in juni 1921 zat hij in een heropvoedingsschool in Hardwicke, Gloucestershire, vlakbij Quedgeley. Hij was nog maar net 16 jaar oud. Heropvoedingsscholen waren een soort jeugdinrichtingen waar jongeren die een vaak klein vergrijp hadden gepleegd, werden gestraft en gecorrigeerd.

Het is niet bekend waar hun andere twee kinderen, Dorothy V. van 8 jaar en George Edwin van 7 jaar, in juni 1921 waren.

Verschillende broers en zussen van George Edwin Winter trouwden in de daaropvolgende jaren.

Reginald J. Winter trouwde in 1923 in het district Gloucester met Mary E. Burlow. Mary was geboren op 1 januari 1899. Ze kregen een zoon, George Winter, op 18 juli 1923. Elsie V. A. Winter trouwde in 1929 in Cheltenham met Victor C. Mashford. Ze lijkt naar Newbury in Berkshire te zijn verhuisd, want daar werden twee kinderen geboren: Anthony A. J. in 1931 en Amanda R. in 1935. Albert E. R. Winter trouwde in 1929 in Gloucester met Doris E. White. Doris was geboren op 2 september 1907. Ze kregen een kind, Barbara Helen Winter, op 28 juni 1930 in Gloucester. Lucy M. Winter trouwde in 1938 in Gloucester met Albert Dickerson. Albert was geboren op 8 januari 1914.

Zoals we al hebben gezien, ging George Edwin Winter in 1932 op 18-jarige leeftijd in het leger.

In september 1939 woonden zijn oudste zus Gladys Franklin en haar man Reginald met hun twee kinderen in Victoria Street 21 in Gloucester. Reginald werkte als raffinadeur bij een zaadfabriek. Montague was algemeen arbeider en Doreen was machiniste in een speelgoedfabriek.

Zijn broer Reginald woonde met zijn vrouw in Little Cugley, Newent, Gloucestershire, met hun zoon George en ook Edwin T. Clayton, een 51-jarige boerenknecht. Reginald werkte als koeienhoeder.

Zijn zus Elsie woonde op Priory Road 23 in Newbury, Berkshire, maar haar huwelijk leek op de klippen te lopen, want ze woonde samen met Stanley J. Mosson (geboren op 11 januari 1899) en noemde zichzelf Elsie V. A. Mosson. Stanley was hoofdkelner in het Chequers Hotel. Er waren vier kinderen zonder naam, waarschijnlijk ook Anthony en Amanda, en een 13-jarig schoolmeisje genaamd Barbara L. Pitt. Elsie trouwde later met Stanley in 1942 en de twee kinderen, Anthony en Amanda, werden toen op zijn naam geregistreerd.

Zijn broer Albert woonde met zijn vrouw en kind op Morpeth Street 17 in Gloucester. Er waren echter nog twee andere kinderen die niet bij naam genoemd werden. Het is niet bekend wie deze kinderen waren. Albert werkte als vrachtwagenchauffeur.

Zijn zus Lucy woonde met haar man Albert op Slaney Street 24 in Gloucester. Albert werkte als banketbakker. Ze hadden nog geen kinderen. Er woonden twee alleenstaande mannen bij hen in: Edward Doyle, geboren op 28 februari 1911, die bouwvakker was, en Reginald Gale, geboren op 12 augustus 1920, die vliegtuigmonteur was. Dit waren waarschijnlijk kostgangers.

Ook hier is niet bekend waar zijn andere zus Dorothy op dat moment was.

In 1939 was Montague Franklin, de zoon van George’s zus Gladys, bij de Royal Artillery gegaan als kanonnier (dienstnummer 965113). Hij trouwde in 1942 in Gloucester met Kathleen Julienne Dee en op 21 juli 1942 kregen ze een dochter, Christabel Marie Sandra Franklin. Montague kwam echter op 24 juli 1943 om het leven tijdens zijn dienst in India, slechts enkele dagen na de eerste verjaardag van zijn dochter. Hij wordt herdacht op de Kirkee War Cemetery in India.

Gladys’ dochter Doreen trouwde eveneens in 1942 met Philip J. Rust in Gloucester en kreeg op 13 december 1943 in Gloucester een kind, Wendy Doreen Rust. Ze woonden toen samen met Gladys in Victoria Street 21.

Gladys’ man was echter in 1941 overleden, wat betekende dat ze tijdens de oorlog zowel haar man als haar zoon had verloren.

Ze trouwde opnieuw op 31 maart 1943 in de All Saint’s Church in Gloucester. Haar man was Hubert George Cornwall van het Gloucestershire Regiment, die uit Cheltenham kwam.

Tijdens de oorlog, in 1940, kregen George’s zus Lucy (die zichzelf Mary noemde) en haar man ook hun eerste kind, Diana A. Dickerson.

Zoals we hebben gezien, stierf George Edwin Winter op 13 oktober 1944 in de buurt van Overloon aan zijn verwondingen.

Na de oorlog

Na de oorlog kregen George’s zus, Lucy Mary Dickerson, en haar man nog twee kinderen in Gloucester: Patrick Charles op 11 januari 1949 en Keith A. in 1952.

George’s broers en zussen stierven tussen 1957 en 1980: Albert, die op 1 maart 1957 nog steeds woonde in Morpeth Street 17 in Gloucester, Gladys, die op 21 februari 1964 nog steeds woonde in Victoria Street 21 in Gloucester, Lucy Mary in 1970, Reginald in 1978 en Elsie in 1980. Elsie stierf in Newbury, Berkshire, terwijl de anderen allemaal in Gloucester stierven.

Bronnen en credits

Van de website FindMyPast: Burgerlijke en parochiale geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten; Engelse volkstellingen en registers van 1939; kiesregisters; militaire gegevens
Website Traces of War voor oorlogsdagboeken van het Royal Warwickshire Regiment
Geschiedenis van het Royal Warwickshire Regiment 1919-1955 door Marcus Cunliffe
Verslag van sergeant George W. A. Davis van het Royal Warwickshire Regiment
Wikipedia voor info over het Royal Warwickshire Regiment
Gloucester Citizen van 2 april 1943, 16 december 1943, 28 oktober 1944, 24 juli 1945, 13 oktober 1945 en 11 januari 1949

Research Elaine Gathercole

  

Lees verder

Cass James

Cass | James

  • Voornamen

    James

  • Leeftijd

    32

  • Geboortedatum

    13-09-1911

  • Datum overlijden

    14-10-1944

  • Servicenummer

    4349579

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Lincolnshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    I. C. 11.

  • James Cass

    James Cass

    James Cass

  • Graf James Cass

    Graf James Cass

    Graf James Cass

Biografie

James Cass sneuvelde op 14 oktober 1944 in de buurt van Overloon. Hij was toen 32 jaar oud. Hij was soldaat in het 2e Bataljon van het Lincolnshire Regiment (Servicenummer 4349579). Hij werd aanvankelijk begraven op Begraafplaats De Kleffen in Overloon en op 15 juli 1946 bijgezet in graf I.C.11. op de CWG Begraafplaats Overloon. De inscriptie op zijn graf luidt: Geliefde echtgenoot van Freda. Bij het ondergaan van de zon, zullen wij hen gedenken.

James was de zoon van William en Hannah Ellen Cass, echtgenoot van Freda Cass (geboren Brown).

Trouwfoto James Cass
Trouwfoto James Cass en Freda Brown

James (Jim) en Freda trouwden in een Methodistenkerk in Hull op 25 februari 1941, slechts 3 jaar en 8 maanden voor zijn dood en ze hadden geen kinderen.

Hij was een van de 8 kinderen van William en Hannah Ellen en hoewel zijn vader betrokken was bij de vishandel, nadat hij rond 1900 van Scarborough naar Hull was verhuisd, staat Jims beroep in 1939 vermeld als “Houtkistenmaker”.

Zijn broers en zussen waren: George (1895-?), Faith (1897-?), Ellen (Nellie) (1900-?), John William (1902-?), Joseph Henry (1904-1914), Mary Elizabeth (Lizzy) (1906-?) en Annie (1914-1989).

Militaire carrière

Het is niet precies bekend wanneer James werd ingelijfd bij het Lincolnshire Regiment, 2nd Bn.
Het 2nd Battalion van het Lincolnshire Regiment had deelgenomen aan de landingen op D-Day op 6 juni 1944 en was tijdens de hele campagne in Normandië betrokken bij Operatie Charnwood en Operatie Goodwood.

Het oorlogsdagboek van het bataljon vermeldt dat van 20 tot 31 augustus het bataljon er geen gevechten waren met de vijand die zich terugtrok naar de rivier de Seine en verder. Gedurende deze periode werden versterkingen ontvangen waardoor de eenheid op volle sterkte in manschappen kwam maar onder sterkte in Subalterne Officieren. Er staat dat het grootste deel van de versterkingen bestond uit personeel van de 59 Divisie die werd ontbonden en enkele Lincolnshire mannen die vroeg in de campagne gewond raakten en zich nu weer bij het regiment voegden.

De 2nd Lincolnshires kwamen op 16 september België binnen. Er werd verteld dat de burgerbevolking erg enthousiast was, vooral in het gebied van de Belgische grens. Op 25 september trokken ze Nederland binnen.
Na het falen om de brug bij Arnhem in te nemen in Operatie Market Garden eind september 1944, bleven de Geallieerden achter in een zeer precaire smalle frontlijn door Nederland. Het doel van Operatie Aintree was om deze salient te verbreden door vanuit Nijmegen naar het zuiden te trekken om Overloon en vervolgens Venray in te nemen en uiteindelijk een Duits bruggenhoofd aan de Maas bij Venlo uit te schakelen.

In oktober 1944 speelde het 2de Bataljon van het Lincolnshire Regiment hun rol bij de verovering van Overloon en Venray onder vreselijke omstandigheden van regen en natte grond. Een bijzonder slechte dag voor het bataljon was 14 oktober toen het zware verliezen leed door intens artillerie- en mortiervuur bij de nadering van een beek tussen Overloon en Venray. In totaal liggen 32 mannen van dit bataljon begraven in Overloon en de overgrote meerderheid van deze mannen sneuvelde die dag. Het was op deze dag dat James helaas sneuvelde in de strijd.

Aanvankelijk werd hij samen met enkele andere kameraden begraven op Begraafplaats De Kleffen in Overloon en op 15 juli 1946 herbegraven in graf I.C.11. op de CWG Begraafplaats Overloon.

Bronnen en credits

Richard Wriglesworth
Bryan Johncock voor de foto

Research Anny Huberts

Lees verder

volg ons op

e-mail: overloonwarchronicles@gmail.com
correspondentieadres:
Holthesedijk 2 a, 5825JG Overloon

Kvk nummer: 83346422
Banknummer: NL04 RBRB 8835 3869 69
t.n.v. Stichting Overloon War Chronicles
BIC / SWIFT code  RBRBNL21

©2021 Overloon War Chronicles