Skip to main content

Dawson John William

Dawson | John William

  • Voornamen

    John William

  • Leeftijd

    28

  • Geboortedatum

    1916

  • Datum overlijden

    13-10-1944

  • Servicenummer

    4343023

  • Rang

    Private

  • Regiment

    East Yorkshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    I. A. 13.

Graf John William Dawson

Graf John William Dawson

Graf John William Dawson

Biografie

John William Dawson werd op 13 oktober 1944 op 28-jarige leeftijd gedood in de Slag om Overloon. Hij was soldaat in het 2e Bataljon van het East Yorkshire Regiment (dienstnummer 4343023). De Army Roll of Honour geeft aan dat hij geboren is in Hull.

Er is nog geen foto van John William Dawson gevonden. Als iemand die dit leest een foto van hem heeft of meer informatie over hem – of als u hierna fouten in zijn biografie ziet, verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen.

Het is moeilijk gebleken zijn familie met zekerheid te identificeren, want de naam John William Dawson is niet ongewoon. Zijn leeftijd bij zijn dood suggereert dat hij eind 1915 of begin 1916 geboren is, maar in 1914-18 werden vier John W Dawsons geboren binnen een straal van 20 mijl van Hull.

De meest waarschijnlijke is de John William Dawson die begin 1915 in Hull werd geboren. Zijn ouders waren Samuel Dawson die in 1901 in het Mansfield Register Office in Nottinghamshire getrouwd was met Winifred Mannion. Zij zouden 9 kinderen hebben gehad, als volgt: Mary Ann in 1901; Henry in 1903; Lucy in 1906; James Albert in 1908; tweeling Ellen en Louisa in 1910; Lily in 1912; John W in 1915 en Thomas in 1917. Mary Ann werd geboren in Bramley, Leeds en Henry in Mansfield, Nottinghamshire, terwijl de rest in Hull werd geboren. James A Dawson overleed in 1914 in Hull.

In 1911 woonde het gezin in 6 Vaults Lane, Waterside Road Barton upon Humber, Lincolnshire, dat is aan de zuidoever van de Humber, tegenover Hull. Samuel was 36 jaar oud, geboren in Tibshelf in Derbyshire en omschreven als een General Dealer, terwijl Winifred 32 jaar oud was, geboren in Bolton, Lancs. en omschreven als een Hawker. Alle zes kinderen die tegen die tijd geboren waren, waren bij hen.

Winifred Dawson overleed echter in 1918 in Hull, 39 jaar oud, toen John net 3 jaar oud zou zijn geweest en Samuel achterbleef met acht kinderen onder de 18 jaar. Vanaf 1922 zijn er aanwijzingen dat het gezin een zeer bewogen leven leidde. 

Het kan zijn dat John William Dawson besloot zich bij het leger aan te melden zodra hij de ellende en ontberingen van zijn jeugd kon ontvluchten. Tegen 1935 was hij er zeker bij, want op 29 oktober 1935 werd hij voor de krijgsraad gebracht in Aldershot wegens desertie. Hij werd ook beschuldigd van verlies van publieke eigendommen – bijvoorbeeld zijn uniform en andere militaire uitrusting. Hij pleitte schuldig en werd veroordeeld tot 28 dagen hechtenis en inhouding van loon.

Het 2nd Battalion had tussen de oorlogen enige tijd in Palestina doorgebracht, maar was in 1939 terug in Plymouth en maakte deel uit van de 8th Infantry Brigade voordat het op 7 september naar Bridport, Dorset, verhuisde en deel ging uitmaken van de 3rd Infantry Division in diezelfde Brigade. In 1940 maakte het deel uit van de British Expeditionary Force die naar Frankrijk ging. In juni van dat jaar trok het zich terug op de stranden van Duinkerken en was het één van de laatste bataljons die geëvacueerd werden. Het keerde terug naar het Verenigd Koninkrijk en bracht tijd door met het voorbereiden van verdedigingswerken aan de zuidkust en in 1942 begon het aan de training voor de Dieppe raid in Frankrijk op 19 augustus, maar in plaats daarvan namen de Canadezen deze raid voor hun rekening. Voor D-Day ging het bataljon naar Schotland voor training in strandaanvallen.

Het 2e Bataljon nam vervolgens deel aan de landingen op D-Day in juni 1944 en verloor daardoor veel mannen. Het moest eind juli aanzienlijk worden versterkt toen het over de Orne was teruggekeerd naar Beuville, bij Caen in Frankrijk. Het speelde medio augustus een rol in de actie om een wegkruising bij Vire veilig te stellen, maar speelde verder geen rol in de Slag om Normandië. In september waren ze in België en staken met succes het Scheldekanaal over als onderdeel van de mislukte operatie Market Garden. Op 26 september arriveerden ze in Gemert in Nederland, waar ze een geweldig welkom kregen. Leden van het regiment werden tot 1 oktober in het gebied ingekwartierd, meestal in schuren met stro om op te slapen.

De Slag om Overloon begon op 12 oktober en woedde tot de 15de onder voortdurende regen en modder. De East Yorkshires begonnen hun aanval om 12 uur ’s middags op 12 oktober door een bos te ontruimen, hoewel ze al snel onder aanzienlijk granaat- en mortiervuur kwamen te liggen. Terwijl ze enige vooruitgang boekten, verloor één compagnie haar officieren en compagniesadjudant-majoor en werd het bevel gevoerd door een korporaal. Tegen 19.00 uur waren de doelstellingen van de dag echter bereikt. Gedurende de hele nacht waren er aanzienlijke vijandelijke beschietingen en mortiervuur. Het gebied was zwaar ontmijnd, zodat de bewegingsvrijheid zeer beperkt was. Er waren 48 gewonden en drie doden. De volgende dag, 13 oktober, bleef het bataljon in positie terwijl de beschietingen en mortierbeschietingen met tussenpozen doorgingen, hoewel er in het oorlogsdagboek voor die dag geen slachtoffers werden vermeld.

Officiële documenten geven aan dat John Dawson werd gedood op 13 oktober. Het is mogelijk dat hij één van degenen was die in de vroege uren van die ochtend sneuvelden.

Maar jaren na de oorlog, in 1984, vertelde korporaal T. Hall van het East Yorkshire Regiment hoe John Dawson om het leven kwam. Hij zei dat het gebeurde toen het regiment in Venray was, dus op of na 17 oktober in plaats van 13 oktober. Het is niet duidelijk of de officiële gegevens fout zijn of dat korporaal Hall zich de datum verkeerd herinnerde.

Hij zei dat een soldaat genaamd Payne, die 19 jaar oud was, een hechte band had opgebouwd met een oudere soldaat van 28 jaar genaamd Dawson. Ze vochten als een team. Hij vertelt dat er ’s ochtends vroeg vaak zware beschietingen waren vanaf de Siegfriedlinie. Hij zegt dat op een van die ochtenden: “Dawson zei dat hij op zoek ging naar wat vet, zodat we friet konden eten. Hij ging weg en we zagen hem niet meer terug totdat we op patrouille gingen en hem zonder hoofd vonden. Maar toen Payne zijn vriend zag, stortte hij letterlijk in. Hij begon heel hard te huilen en emotioneel was hij kapot. Hij kon geen ledemaat stilhouden. Al zijn uitrusting en alles viel van zijn armen. Hij was uitgeput, helemaal kapot.”

Dit was een voorbeeld van shell shock. Eerder, op 17 oktober, toen ze Venray naderden en midden in de strijd waren, had korporaal Hall van een Canadese officier de opdracht gekregen een Duitse soldaat te doden die zich had overgegeven. Korporaal Hall gaf het bevel door aan soldaat Payne, die deed wat hem was opgedragen. De gevangene werd neergeschoten en viel op de grond, maar was nog niet dood. Hij wees naar zijn hoofd en Payne schoot nogmaals. Hall vermoedde dat Payne een verband zag tussen de gevangene die hij had vermoord en de dood van zijn vriend. Hij zei: “In zekere zin hebben zij alle drie hun hoofd verloren.”

Bronnen en credits

FindMyPast: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensgegevens; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire gegevens; Brits krantenarchief – Hull Daily Mail.
Militaire gegevens van de website ForcesWarRecords
Informatie over het East Yorkshire Regiment uit een proefschrift geschreven door Tracey Cragg voor haar promotie bij het Department of History, University of Sheffield 2007 “An `Unspectacular’ War? Reconstructie van de geschiedenis van het 2e Bataljon East Yorkshire Regiment tijdens de Tweede Wereldoorlog”.
Oorlogsdagboeken van het East Yorkshire Regiment
Film: “The Forgotten Battle 2 of 2 – The Liberation of Overloon and Venray (Holland) in 1944” door Jac van Sinten

Research Elaine Gathercole

Lees verder

Jones Robert Stanley Bertram

Jones | Robert Stanley Bertram

  • Voornamen

    Robert Stanley Bertram

  • Leeftijd

    34

  • Geboortedatum

    04-02-1911

  • Datum overlijden

    15-04-1945

  • Servicenummer

    6478652

  • Rang

    Fusilier

  • Regiment

    Royal Fusiliers (City of London Regiment),1st Bn.

  • Grafnummer

    III. A. 12.

Graf Robert Stanley Bertram Jones

Graf Robert Stanley Bertram Jones

Graf Robert Stanley Bertram Jones

Biografie

Robert Stanley Bertram Jones was fuselier in het 1e Bataljon Royal Fusiliers (City of London Regiment) (dienstnummer 6478652). Dit bataljon was actief in de campagnes in het Midden-Oosten en Afrika en in de Italiaanse campagne.

Robert werd bij de afdeling Slachtoffers van het Ministerie van Oorlog gemeld als krijgsgevangene, op 30/09/1942 in het Midden-Oosten. Hij werd eerst naar een krijgsgevangenenkamp in het dorp Fossoli, Carpi, Emilia-Romagna in Italië gebracht. Dit kamp was op 30 mei 1942 door het Koninklijk Italiaans Leger opgezet voor Britse, Zuid-Afrikaanse en Nieuw-Zeelandse militairen die tijdens militaire operaties in Noord-Afrika gevangen waren genomen en heette oorspronkelijk Campo PG 73.

De krijgsgevangenen werden ondergebracht in 191 tenten in het zogenaamde “oude kamp”, het Campo Vecchio. Na de capitulatie van Italië op 8 september 1943 werd het kamp ontruimd en werden alle krijgsgevangenen naar Duitsland overgebracht. Later werd het gebruikt als concentratiekamp voor Joden. Robert Jones werd overgebracht naar Stalag IV-F, een krijgsgevangenenkamp in Hartmannsdorf bij Chemnitz, Saksen. Dit kamp was in februari 1941 geopend. Het huisvestte voornamelijk Franse soldaten die tijdens de Slag om Frankrijk waren gevangengenomen en Britten die in Noord-Afrika waren gevangengenomen. De krijgsgevangenen werden ter plaatse ingedeeld bij verschillende Arbeitskommando’s (“werkdetachementen”). Het kamp werd in maart 1945 door Amerikaanse troepen bevrijd.

Op 16 oktober 1945 werd gemeld dat RSB Jones op 15 april 1945 was overleden. Op 30 oktober 1945 werd dit bericht gecorrigeerd en werd vermeld dat hij was gesneuveld. Het is niet met zekerheid bekend hoe hij zo kort na zijn bevrijding om het leven is gekomen, maar zijn situatie was wellicht vergelijkbaar met die van Arthur Clare Reeve Redford, die ook in hetzelfde kamp gevangen zat. Het lijkt erop dat er in 1945 enkele gevangenen zijn overgeplaatst en dat Arthur in april 1945 door de Amerikanen werd bevrijd in een kamp in Nederland. De Amerikanen vroegen vrijwilligers om te helpen bij het ontruimen van een nabijgelegen dorp van Duitsers. Arthur had gewoon naar het Verenigd Koninkrijk kunnen worden gerepatrieerd, maar koos ervoor om de Amerikanen te helpen. Helaas werd hij op 22 april 1945, slechts zes dagen na Robert Jones, gedood. Beiden werden aanvankelijk begraven op een begraafplaats in Margraten, maar later herbegraven in Overloon.

Robert werd op 4 februari 1911 geboren in Fulham, Londen. Hij was de zoon van Charles Bertram Jones en Rose Emily Licence, die in 1910 in Fulham waren getrouwd. Charles was geboren in Oxford en Rose Emily in Deal in Kent. Charles werd op verschillende momenten omschreven als elektricien, elektrotechnisch inspecteur bij de L & N W Railway en elektrotechnisch inspecteur bij de LMS Railway. Ze lijken tussen 1911 en 1917 drie kinderen te hebben gekregen, waarvan Robert de oudste was. Het gezin was in 1917 naar Willesden verhuisd en zijn ouders woonden in september 1939 nog steeds in die buurt.

Robert S.B. Jones trouwde in 1935 in Willesden met Marjorie V. Whitehead en lijkt in 1935 in Hammersmith, Londen, een kind te hebben gekregen, John E. Jones. In september 1939 woonden ze op Rucklidge Avenue 110 in Willesden, maar er woonden geen kinderen bij hen. Het is niet duidelijk of de zoon van Robert en Marjorie was overleden of mogelijk was geëvacueerd, aangezien de naam te algemeen is om te traceren. Robert werkte destijds als schoonmaker van elektrische treinapparatuur voor de LMS-spoorwegen.

Een testament uit 1946, na Roberts overlijden in 1945, vermeldt het adres 36 Tudor Court, Wembley, Middlesex. Zijn executeur was zijn weduwe, Marjorie Vera Jones.

Marjorie trouwde voor de tweede keer in 1948. Haar echtgenoot was Archibald Roy Le Breton, geboren op 15 april 1912 in Jersey. Archibald had van 22 juni 1940 tot 11 mei 1946 gediend in het Corps of Royal Electrical and Mechanical Engineers. Vermoedelijk kregen zij in 1950 in Jersey een dochter, Carol Ann Le Breton. Zij zou in 1969 zijn getrouwd, maar de naam van haar echtgenoot is niet bekend.

Marjorie Vera Le Breton stierf op 6 februari 1960 in St Helier, Jersey, en is daar begraven. Archibald Roy Le Breton stierf op 20 september 1980 in St Helier. Hun dochter Carol Ann stierf op 2 mei 2005 in St Helier.

Bronnen en credits

FindMyPast: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
Militaire gegevens van de website ForcesWarRecords
Wikipedia
Biografie van Redford Arthur Clare Reeve 
Ancestry trees showing Archibald Roy Le Breton

Research Elaine Gathercole

Lees verder

Rowntree John

Rowntree | John

  • Voornamen

    John

  • Leeftijd

    36

  • Geboortedatum

    1-12-1909

  • Datum overlijden

    18-04-1945

  • Servicenummer

    13015608

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Pioneer Corps

  • Grafnummer

    IV. A. 14.

  • John Rowntree

    John Rowntree

    John Rowntree

  • Graf John Rowntree

    Graf John Rowntree

    Graf John Rowntree

Biografie

John Rowntree werd op 1 december 1909 in Cleckheaton geboren als zoon van John Robert Rowntree en zijn vrouw Elizabeth (meisjesnaam Sanderson). Cleckheaton ligt net ten zuiden van Bradford. Het gezin woonde toen op 6 St John’s Row, Cleckheaton en hij werd daar gedoopt in St John’s Church. John werd in zijn geboorteregister aangegeven als John, maar hij stond in zijn jeugd meestal bekend als Jack of Jackey.

Zijn vader, John Robert Rowntree, was geboren in Middlesbrough en was daar in 1905 getrouwd met Elizabeth Sanderson, hoewel zij uit een lang gevestigde familie in Thorne bij Doncaster kwam. John Robert Rowntree’s moeder, weduwe, woonde in 1911 met een andere zoon in Little Horton Lane in Bradford en Elizabeth werkte vanaf 1901 als dienstmeisje voor een dominee en zijn gezin in Great Horton Road, Bradford, dus zo zouden ze elkaar ontmoet kunnen hebben.

Ze begonnen hun huwelijksleven echter in Stockton on Tees en verhuisden eerst rond 1908 naar Cleckheaton en daarna tussen 1911 en 1914 naar Bradford. Ze kregen in totaal zeven kinderen. Vermoedelijk overleed Elizabeth in 1922. John Robert Rowntree bleef achter met een jong gezin om op te voeden, waaronder de jonge John van slechts 13 jaar oud. John Robert Rowntree trouwde in 1928 met Annie Corcoran. Zij was ongeveer 16 jaar jonger dan hij. Er wordt gedacht dat ze nog meer kinderen kregen. In zijn jonge jaren was John Robert Rowntree een Groom en bij John’s geboorte in 1909 werd hij beschreven als een “Teamer” die een team paarden bestuurde, maar in 1921 was hij een Store Keeper voor Bradford Town Council.

In 1933 trouwde John Rowntree in Bradford met Nellie Marson.

John en Nellie Rowntree
John en Nellie Rowntree

Nellie werd op 29 juni 1910 geboren in het dorp Kinsley in het district Hemsworth. Haar ouders waren Walter en Ellen Marson (geboren Attwood). Walter werd geboren in Ackworth (tussen Pontefract en Hemsworth) en Ellen in Staffordshire. Ze kregen in totaal elf kinderen. Walter was mijnwerker in Hemsworth Colliery.

In september 1939 woonden John en Nellie Rowntree in 98 Butler Street, Bradford. John werd beschreven als een Monumental Works Labourer – d.w.z. een steenhouwer. Tegen die tijd hadden ze twee kinderen: Patricia Elizabeth, geboren op 5 april 1934 en John Neal Brian, geboren op 3 februari 1937. In 1941 kregen ze er nog een, Norman. Men denkt dat zijn vader Norman nooit heeft gezien. Ze werden allemaal in Bradford geboren.

Nelly Rowntree and children
Nelly Rowntree en hun kinderen Patricia Norman en John

Children Private John Rowntree
Patricia Norman en John Rowntree

Militaire carrière

Informatie verkregen van de Royal Pioneer Corps Association geeft aan dat John zich aanmeldde in Bradford en op 1 april 1940 in dienst ging voor training. Hij was soldaat in wat toen het Auxilliary Military Pioneer Corps heette (dienstnummer 13015608).

In september 1939 waren een aantal reservisten van de infanterie en cavalerie gevormd in compagnieën van de Arbeidsdienst, die al snel het Auxiliary Military Pioneer Corps (AMPC) werden. Pioniereenheden waren gevechtseenheden die werden ingezet voor lichte technische taken. Ze voerden een grote verscheidenheid aan taken uit in alle oorlogsgebieden, waaronder volledige infanterie, mijnopruiming, het bewaken van bases, het leggen van geprefabriceerde rails op stranden en het uitvoeren van verschillende logistieke operaties. Bijna meteen na het begin van zijn oorlogsdienst werd John Rowntree op 25 mei 1940 gevangen genomen in de buurt van Boulogne in Frankrijk en naar Stalag XXIB Schubin gestuurd (PoW nummer: 2490).

Slag om Frankrijk

De precieze omstandigheden van zijn gevangenneming zijn niet bekend, maar het volgende geeft een indicatie van wat het AMPC op dat moment deed. Tijdens de Slag om Frankrijk in mei 1940 was No. 5 Group AMPC onder bevel van luitenant-kolonel Donald Dean VC bezig met arbeidstaken in de omgeving van Doullens, vlakbij Amiens, toen de groep werd bedreigd door de oprukkende Duitsers. Na het vorderen van een trein en een vuurgevecht met de leidende Duitse eenheden, kon de groep Boulogne-sur-Mer bereiken. Hier kreeg Dean de opdracht om te helpen bij het opzetten van een verdedigingslinie rond de stad. Op 23 mei vielen de Duitsers serieus aan; in felle gevechten bij hun barricades vernietigden de pioniers één tank door er benzine onder te laten ontbranden. De pioniers waren de laatsten die zich terugtrokken uit de perimeter en de meesten werden geëvacueerd uit de haven.

Verder naar het zuiden werd op 18 mei een infanteriebrigade geïmproviseerd uit verschillende AMPC compagnieën onder bevel van luitenant-kolonel J.B.H. Diggle. De brigade, bekend als “Digforce”, werd onderdeel van de Beauman Divisie en vocht op 8 juni 1940 bij de verdediging van de rivieren Andelle en Béthune tegen de 5de en 7de Panzer Divisies. De Digforce brigade en duizenden andere BEF Pioniers werden geëvacueerd naar Engeland in Operatie Aerial. Een onbekend aantal AMPC troepen kwam om toen de HMT Lancastria op 17 juni voor St Nazaire tot zinken werd gebracht. Op 22 november 1940 werd de naam AMPC veranderd in Pioneer Corps. Op 28 november 1946 besloot Koning George VI, als erkenning voor hun prestaties tijdens de Tweede Wereldoorlog, dat het Korps Pioniers de onderscheiding “Koninklijk” aan hun titel moest krijgen.

Krijgsgevangenenkamp

Stalag XXIB Szubin was een Duits krijgsgevangenkamp voor officieren en manschappen, gelegen in Szubin een paar kilometer ten zuidwesten van Bydgoszcz, Polen, dat op dat moment bezet was door Nazi-Duitsland. Het was een voormalige Poolse jongensschool waaraan barakken waren toegevoegd. Het lijkt aanvankelijk gebruikt te zijn voor Poolse burgers en soldaten in 1939. Op 1 december 1939 richtten de Duitsers officieel twee nieuwe permanente krijgsgevangenkampen op. Ze waren elk een Stalag, per definitie voor soldaten, onderofficieren en soldaten: Stalag XXI B1 Schokken (het huidige Antoniewo, ongeveer 70 km van Szubin) en Stalag XXI B2 Schubin (gelegen in Szubin zelf). Tussen maart en mei 1940 verplaatsten de Duitsers de meerderheid van de Poolse krijgsgevangenen naar diep in het Reich. In de weken daarna interneerde de Wehrmacht hier de eerste krijgsgevangenen die tijdens de Franse campagne gevangen waren genomen – dit waren voornamelijk Britse soldaten. Vermoedelijk kwam John Rowntree in deze periode aan in Szubin.

Een reorganisatie van de kampen in dit gebied om onderdak te bieden aan RAF personeel, leidde ertoe dat de bestaande gevangenen in december 1940 verhuisden naar het nabijgelegen Tur met het kamp dat nu bekend staat als Stalag XXI B/H Thure. Dit kamp bestond minder dan een jaar. De meeste overgebleven gevangenen in Tur werden in de herfst van 1941 overgeplaatst naar Stalag XXI D Posen. Dit bestond uit drie aparte kampen, gevestigd in enkele van de achttiende-eeuwse forten van Poznan, samen met dwangarbeiderskampen op het omliggende platteland, die tot 200 km van Poznan verwijderd konden zijn. Hier verbleef John waarschijnlijk tot de krijgsgevangenen werden verplaatst voordat het oprukkende Rode Leger uiteindelijk de stad innam tijdens de Slag om Poznan in februari 1945.

Overlijden van John

John Rowntree stierf op 18 april 1945. Volgens familie stierf hij aan tuberculose toen hij krijgsgevangen was. Hij werd aanvankelijk begraven op een begraafplaats in Margraten, dat tussen Maastricht in Nederland en Aken in Duitsland ligt, voordat hij verder naar het noorden werd bijgezet in Overloon. Het is niet duidelijk hoe hij in 1945 in de buurt van de Nederlandse grens terecht kwam, maar er zijn verhalen van overlevenden uit andere kampen over lange gedwongen marsen om krijgsgevangenen terug naar Duitsland te brengen toen de oorlog ten einde liep. Sommige andere mannen die eerst in Margraten en daarna in Overloon begraven lagen, waren ook krijgsgevangenen. Sommigen van hen werden bevrijd en boden toen aan om verder te vechten.

John’s adres bij zijn dood was 5 Heap Lane Bradford.

Nellie trouwde in 1953 in Bradford met Ernest Allen. Ze hadden minstens één zoon.

John’s vader, John Robert Rowntree, leefde nog toen zijn zoon stierf. Hij leefde zelf tot zijn 77e en stierf in 1959.

John’s kinderen, Patricia, John en Norman, leidden hun eigen leven met hun gezinnen.

Bronnen en credits

FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
Gegevens van de Nationale Archieven over dienstplichtigen
Wikipedia voor informatie over het Korps Pioniers en Stalag XXI-B
Vereniging Koninklijk Korps Pioniers
Foto’s en informatie van Denise Spurden, John’s kleindochter 

Research Elaine Gathercole

Lees verder

Swart Edward Cornelius Martin

Swart | Edward Cornelius Martin

  • Voornamen

    Edward Cornelius Martin

  • Leeftijd

    24

  • Geboortedatum

    09-10-1920

  • Datum overlijden

    05-11-1944

  • Servicenummer

    1486325

  • Rang

    Sergeant

  • Regiment

    Royal Air Force Volunteer Reserve,102 Sqdn.

  • Grafnummer

    III. A. 9.

  • Edward Cornelius Martin Swart

    Edward Cornelius Martin Swart

    Edward Cornelius Martin Swart

  • Graf Edward Cornelius Martin Swart

    Graf Edward Cornelius Martin Swart

    Graf Edward Cornelius Martin Swart

Biografie

Voor deze biografie gaan alle credits naar Lennard Bolijn van het team TracesofWar die met medewerking van familie van Edward en op basis van een oneindige lijst aan externe bronnen deze biografie heeft samengesteld. 

Deze biografie nemen wij, op verzoek van Lennard, grotendeels over maar verwijzen dan ook graag door naar uitgebreide informatie en bronvermelding over diverse onderdelen op de pagina van Edward op TracesofWar.

Veel dank gaat dan ook uit naar hem en alle bronnen die wij onderaan deze biografie zoveel mogelijk vermelden.

Voorgeschiedenis

Het verhaal van Edward Cornelius Martin Swart begon op 9 oktober 1920 in het dorp Wath upon Dearne, South Yorkshire, in de buurt van Rotherham in Engeland. Hij werd vernoemd naar zijn opa’s: Edward aan moederszijde en Cornelis Martinus aan vaderszijde. Edward werd geboren als het tweede kind en de eerste zoon van het ouderlijk paar Gijsbertus de Swart (later ook bekend als George Swart) en Beatrice Swart-Joel. Op dat moment hadden zij al een dochter, Marie (18 september 1919, Sheffield). In de jaren erna groeide het gezin uit tot acht leden met Edwards jongere broer Sidney (6 mei 1923, Schiedam), zijn jongere zus Beatrice en zijn jongere broers Geoffrey (3 mei 1930) en George (1935).

Nederlandse ‘roots’

Zoals hun achternaam al doet vermoeden, ligt een deel van de familiegeschiedenis van de familie Swart in Nederland. Vader Gijsbertus de Swart werd namelijk op 6 augustus 1896 geboren in Buren, Gelderland. In zijn eerste levensjaren verhuisde Gijsbertus regelmatig met zijn ouders. Na Asperen (vanaf 22 april 1899), Kedichem (vanaf 14 september 1910) en Nieuwerkerk aan den IJssel (vanaf 1 januari 1914) belandde het gezin De Swart uiteindelijk in Schiedam op 10 juli 1915.

Familienotities
Familienotities uit het Familie-archief Linda Woods-Sharples

In de familie gaat het verhaal dat Gijsbertus vervolgens naar Engeland verhuisde om de dienstplicht te ontlopen. Volgens de gezinskaart van de gemeente Schiedam bleef Gijsbertus wel in Schiedam ingeschreven. Ook de rest van de familie De Swart woonde tot minimaal 1924 in Schiedam, maar elk kind ging op een andere datum weg uit de gemeente.

Eenmaal in Engeland trouwde Gijsbertus in 1919 met de latere moeder van Edward, de Britse Beatrice Joel. Beatrice Joel was de dochter van Ed(ward) Henry Joel en Eliza Ann Joel-Cox. Gijsbertus en Beatrice trouwden bij de Registry Offices in West Barr, Sheffield op Paaszondag, 19 april 1919. Nog hetzelfde jaar werd hun dochter Marie geboren.

Terug naar Schiedam

Uit familienotities blijkt dat het vierkoppige gezin, na de geboorte van Edward op 29 november 1920, Sheffield kort daarop verliet voor Hull, om daar aan boord te gaan van het stoomschip Jerveaulx Abbey op reis naar Rotterdam. Edward was op dat moment drie weken oud. Nu de Eerste Wereldoorlog voorbij was kon Gijsbertus zich weer zonder probleem in Schiedam vertonen, waar hij nog altijd ingeschreven stond. Er wordt in de familie aangenomen dat Gijsbertus met zijn gezin bij zijn ouders verbleef na terugkomst, met de bedoeling dat dit verblijf enkele weken zou duren. Beatrice werd echter ziek, waardoor dit uiteindelijk maar liefst vier jaar duurde. Beatrice had extreem gebogen benen, omdat ze rachitis (Engelse ziekte) in haar jeugdjaren had. Tevens kan ze ook een hartaandoening hebben gehad. Het is onduidelijk hoelang het gezin in Nederland wilde blijven, maar een vierjarig verblijf bij de grootouders van Edward stond vast niet in de planning. Sidney werd door dit verlengde verblijf als enige van de kinderen geboren in Schiedam. Gijsbertus was ondertussen als gasfitter werkzaam, aldus de gezinskaart van de gemeente Schiedam.

Eindbestemming Engeland?

Nederlands was de eerste taal in het huishouden, maar op 29 juli 1924 verhuisde het gezin wederom, ditmaal terug naar Sheffield, terug naar de geboortegrond van moeder Beatrice. Hier woonden ze de daaropvolgende jaren naar tevredenheid, terwijl er nog meer kinderen de familie verrijkten.
In het jaar 1931 ging fabrieksdirecteur Frank Parkinson naar Sheffield om personeel te werven voor de glasblazerij van zijn fabriek in Guiseley, vlakbij Leeds in Yorkshire. Gijsbertus ging op het aanbod in en het gezin verhuisde opnieuw, naar Guiseley. Blijkbaar had Gijsbertus, net zoals zijn vader ondertussen een ervaren glasblazer, talrijke Nederlandse en Belgische vrienden in Sheffield. Sommigen kwamen mee naar Guiseley, waar hun vriendschappen voortduurden. Mede door deze vriendschappen werd er thuis nog altijd veel Nederlands gesproken.

Weer wat jaren verstreken, totdat bijna twaalf jaar na hun immigratie naar het Verenigd Koninkrijk Gijsbertus op 10 januari 1936 naturaliseerde tot Brit. Hij zou verder door het leven gaan onder de naam ‘George Swart’, zoals hij zich waarschijnlijk al langer noemde. Sidney, als enige van de kinderen ook geboren in Nederland, naturaliseerde eveneens deze dag. Edward en zijn broers en zussen zouden voortaan, net als hun moeder Beatrice, de achternaam Swart aanhouden, zonder het Nederlandse ‘de’. In 1940 kwam vader George te overlijden.

Militaire carrière

Edward gaat in dienst

Na Edwards jeugd in Sheffield en Guiseley ging hij direct vanuit de schoolbanken werken in de glasblazerij van de fabriek van Frank Parkinson, waar ook zijn vader werkte. Generaties in zijn familie waren hem voorgegaan als glasblazer, maar Edward vond dit werk niet leuk, dus ging hij niet veel later aan de slag als wever en magazijnman bij Edward Denison and Co in de Westfield Mills wolfabriek. Deze fabriek stond in Yeadon, West Yorkshire, niet ver van Guiseley.

Westfield Mill
Westfield Mill

Het is onbekend hoe lang hij in beide fabrieken werkte, maar de Tweede Wereldoorlog was ondertussen begonnen en het Verenigd Koninkrijk was in oorlog.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat zijn jongere broer Sidney in dienst ging in het leger (bij het Reconnaissance Corps) en zijn andere broer Geoffrey uiteindelijk ook in het leger terechtkwam, zag Edward meer heil in een rol bij de RAF. Zodoende ging hij op woensdag 30 juli 1941 naar no.3 recruitment centre RAF Padgate, tussen Liverpool en Manchester, om daar in dienst te treden als Royal Air Force Volunteer Reserve. Hier kreeg hij zijn dienstnummer 1486325 en begon zijn militaire carrière.

  • Sidney Swart

    Sidney Swart

    Sidney Swart

  • Geoffrey Swart

    Geoffrey Swart

    Geoffrey Swart

  • Edward Cornelius Martin Swart

    Edward Swart

    Edward Swart

Roerige tijden in de opleiding

In de jaren die daarop volgden zag Edward een goed deel van het Verenigd Koninkrijk. In zijn dossier is onder meer te lezen dat hij via Recruits Centre Blackpool, een Aircraft Delivery Unit en een Reception and Disposal Unit uiteindelijk pas op 28 november 1942 voor het eerst bij een squadron belandde, het 2769e op West Malling en later Biggin Hill, beiden ten zuiden van Londen. Via RAF Hunmanby Moor in Noord-Engeland, een trainingskamp, komt hij op 11 september 1943 uit bij een Initial Training Wing, waarschijnlijk in St Leonards in Sea and Bridlington, eveneens gelegen in Noord-Engeland.

Waarschijnlijk begon Edwards training hier pas echt, want een maand later op 23 oktober kwam hij in de Air Gunners School terecht, waar hij werd opgeleid tot zijn uiteindelijke functie van boordschutter. Via nog een trainingsunit en een ‘Ferry Pilots Pool’ werd Edward op 25 juli 1944 toegewezen aan zijn definitieve squadron, het 102nd ‘Ceylon’ squadron op RAF Pocklington, ongeveer 20 kilometer ten oosten van York. Dit is dan reeds zijn vijfentwintigste entry in zijn ‘unitdossier’.
Tegen die tijd was Edward via vier promoties en één degradatie opgeklommen tot Temporary Sergeant, ten tijde van zijn Air Gunner School.

Bij het Ceylon Squadron

Een maand nadat Edward bij het squadron kwam, maakte hij zijn eerste ‘combat flight’ mee als Air Gunner, in de crew van Flight Officer A.C. Cameron. Deze vlucht overdag op 15 augustus 1944 in een Halifax III met kenteken LW158 maakte een aanval op de ‘airport runway’ (start- en landingsbaan) van Fliegerhorst Eindhoven, Nederland. Edward was zo toch weer even terug in Nederland, al was het maar kortstondig en in de lucht.

In de maanden augustus, september en oktober volbracht Edward in verschillende crews in totaal twintig missies. Hij vloog steevast in Halifax III’s, het vaakst (vijf keer) in het toestel met kenteken MZ800. Hij nam deel aan missies bij dag en nacht op doelen in Nederland, Duitsland en Frankrijk.

Bijzondere vluchten waren drie geplande ‘Gardening sorties’, waarbij mijnen geplaatst moesten worden in aangewezen zeewateren; twee daarvan gingen door, één werd geschrapt voor opstijgen. Ook bijzonder zijn vijf opeenvolgende vluchten naar vliegbasis Melsbroek, België (B58 Melsbroek). Deze transportmissies (operation ‘Petrol’) brachten elke keer 750 gallons (ongeveer 2.800 liter) aan brandstof voor het front.

Crash van de Halifax III MZ772

De fatale vlucht

Op 2 november 1944 vloog de crew van Edward voor het eerst met de Halifax III MZ772 met markering DY-Q op een missie naar Düsseldorf. Dit vliegtuig werd al eerder gebruikt, maar nog niet door deze crew. Opvallend is ook dat Edward niet op deze vlucht zat, maar werd vervangen door ene Sergeant Wilson. Ook de vlucht daarvoor had Edward al om onbekende reden ‘vrijaf’ gekregen op een missie naar Keulen. De volgende vlucht zou Edward weer terugkeren in de vaste formatie, maar dit zou zijn allerlaatste keer zijn.
Op 4 november 1944 om 17:41 uur vertrok de MZ772 vanaf RAF Pocklington voor de zoveelste nachtelijke raid. De crew bestond naast Edward uit:

  • Flying Officer Anthony Carlyle CAMERON (415923), Pilot
  • Flying Officer Robert Frederick HUDSON (156283), Navigator
  • Flying Officer Martin Peter FROBISHER (153321), Bomb Aimer
  • Flying Officer Eric BOLTON (157916), Wireless Operator
  • Sergeant Jack Madeley WILBY (1595172), Mid Upper Gunner
  • Sergeant Thomas JONES (3010723), Flight Engineer.

Het doel deze avond: Bochum, Duitsland. In totaal namen 749 vliegtuigen deel aan deze aanval, waarvan er uiteindelijk 28 verloren zouden gaan (3,7%), voornamelijk als gevolg van aanvallen door Duitse nachtjagers. Voor de RAF was het een zeer geslaagde aanval met als resultaat zware schade in het centrum van Bochum. Meer dan 4.000 gebouwen werden verwoest, inclusief de staalfabriek. 994 mensen werden gedood. Dit was de laatste grote aanval op Bochum. 

Locatie crash en begraafplaatsen Edward Swart
Locatie crash en begraafplaatsen Edward Swart

De MZ772 met Edward aan boord stortte volgens de officiële registratie neer bij Laurensberg, op 4 kilometer ten noordwesten van Aken, Duitsland. Het exacte tijdstip en de oorzaak van verlies is nooit vastgesteld, aldus de Aircraft Loss Card die na de oorlog door de Air Historical Branche is samengesteld. Er is dus ook niet bekend of het vliegtuig naar Bochum of van Bochum terug onderweg was. Hoewel Laurensberg dicht in de buurt was, was de vermoedelijke crashlocatie echter Soers. Twee ooggetuigen zijn hiervoor de belangrijkste primaire bronnen.

Zeven graven, vier begraafplaatsen

Het ‘loss record’ van deze vlucht toont ons dat de zeven bemanningsleden allen gevonden werden, vermoedelijk door de Amerikanen, in het recentelijk bevrijde gebied. Documentatie hiervan aan Amerikaanse zijde was er door de chaos waarschijnlijk niet. Ze werden in eerste instantie (als Britten) eerst op een Amerikaanse begraafplaats begraven, wat de aanname versterkt dat alle bemanningsleden door de Amerikanen zijn geborgen op de crashplaats of in de buurt daarvan.

Opvallend is wel dat alle bemanningsleden, behalve Edward, begraven werden op de Amerikaanse begraafplaats Henri-Chapelle, terwijl Edward werd begraven op de Amerikaanse begraafplaats Margaten, Nederland. Vervolgens werden alle zeven in 1947 weer naar de voor hen dichtstbijzijnde oorlogsbegraafplaats van het Gemenebest overgebracht. Zo kwamen de zes uiteindelijk op Hotton War Cemetery in België terecht.

Kennelijk zijn Edward en de overige bemanningsleden in Duitsland op verschillende tijdstippen of plaatsen geborgen, hetgeen de twee verschillende begraaflocaties mogelijk verklaart.
Edward werd uiteindelijk herbegraven op de Oorlogsbegraafplaats van het Gemenebest Overloon op 1 mei 1947. Zo eindigde het verhaal van een Brit met Nederlandse wortels op een rustige, groene begraafplaats in Nederland, waar hij tot de dag van vandaag rust.

Onderscheidingen

Onderscheidingen Edward Swart

credits

Lennard Bolijn team TracesofWar  

Diverse foto’s Marja van Heusden

Westfield Mills Wool Factory, Stephen Craven, Geograph.co.uk.
The Yorkshire Evening Post, October 17, 1945.
Timenote.info – Edward Cornelius Martin Swart
Air Forces WW2 Casualty : Sergeant E C M SWART (1486325), Royal Air Force Volunteer Reserve [RAFCommands]
Sergeant Edward Cornelius Martin Swart | War Casualty Details 1486325 | CWGC
Edward Cornelius Martin Swart (1920 – 1944) – Genealogy
SGLO Verliesregister
Edward Cornelius Martin Swart’s Family Tree
Pocklington History
Forces War Records – Record Details for E C M Swart (Raf Pocklington)
Forces War Records
RAFcommands.com
Westfield Mills

Bronnen

Timenote.info – Edward Cornelius Martin Swart
Air Forces WW2 Casualty : Sergeant E C M SWART (1486325), Royal Air Force Volunteer Reserve [RAFCommands]
Sergeant Edward Cornelius Martin Swart | War Casualty Details 1486325 | CWGC
Edward Cornelius Martin Swart (1920 – 1944) – Genealogy
SGLO Verliesregister
Edward Cornelius Martin Swart’s Family Tree
https://pocklingtonhistory.com/history/20thcentury/pocklingtoninww2/AircraftLosses/Pock%20Losses%20(1%20Mar%202021).pdf
https://www.forces-war-records.co.uk/records/13984832/edward-swart-royal-air-force-royal-air-force/
https://www.rafcommands.com/forum/showthread.php?13206-RAF-Manpower-and-Deferred-Service
https://www.forces-war-records.co.uk/records/99239/sergeant-e-c-m-swart-royal-air-force-raf-pocklington/
https://www.aireboroughhistoricalsociety.co.uk/yeadon/westfield-mills-1979.aspx
Chorley: https://books.google.nl/books?id=I6jctAEACAAJ&dq=inauthor:%22W.+R.+Chorley%22+1944&hl=nl&sa=X&redir_esc=y
Service number RAF Padgate https://www.ab-ix.co.uk/pdfs/rfc_raf.pdf
https://discovery.nationalarchives.gov.uk/browse/r/h/C2503448
https://discovery.nationalarchives.gov.uk/details/a/A13531670 -> West Yorkshire Archive Service, Leeds, over dienstverband bij Edward Denison and Co.
Tagesbuch Antonia Jünger, Heimatsverein Kohlscheid
Laurensberger Heimatfreunde http://www.schuetzen-laurensberg.homepage.t-online.de/pages/heimat.html

Lees verder

Brear Harvey

Brear | Harvey

  • Voornamen

    Harvey

  • Leeftijd

    21

  • Geboortedatum

    1923

  • Datum overlijden

    18-10-1944

  • Servicenummer

    4546647

  • Rang

    Private

  • Regiment

    East Yorkshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    II. A. 7.

  • Harvey Brear

    Harvey Brear

    Harvey Brear

  • Graf Harvey Brear

    Graf Harvey Brear

    Graf Harvey Brear

Biografie

Harvey Brear stierf op 18 oktober 1944 op 21-jarige leeftijd. Ten tijde van zijn door was hij soldaat in het 2e Bataljon van het East Yorkshire Regiment. Hij werd aanvankelijk begraven in De Kleffen Overloon, daarna overgebracht naar de CWGC begraafplaats in Overloon. 

Foto’s van Harvey in zijn uniform lijken erop te wijzen dat hij oorspronkelijk bij het Duke of Wellington’s (West Riding) Regiment zat. Op een gegeven moment lijkt hij te zijn overgeplaatst naar het East Yorkshire Regiment.

Het Duke of Wellington’s (West Riding) Regiment maakte deel uit van de 49th (West Riding) Infantry Division. Het is niet bekend wanneer Harvey zich aansloot, maar in mei 1940 was het in IJsland waar het tot 1942 bleef. Een nieuw divisie-insigne, met een ijsbeer op een ijsschots, werd aangenomen en is duidelijk te zien op Harvey’s uniform. De divisie werd getraind in berg- en arctische oorlogvoering. In april 1942 werd de verantwoordelijkheid voor IJsland overgedragen aan de Verenigde Staten. De divisie bracht de rest van 1942 door met trainen in Wales en Engeland, met als doel de nieuwste trainingsmethoden in te halen. In april 1943 werd het aanvankelijk aangewezen als de aanvalsdivisie voor de invasie van Normandië. Major General Evelyn ‘Bubbles’ Barker nam de divisie over en vroeg om een agressiever insigne, met een brullende ijsbeer in plaats van een meer onderdanige.

De divisie werd naar Schotland gestuurd, waar ze begon met zware training in amfibische oorlogvoering en gecombineerde operaties, die gedurende 1943 en in 1944 doorging. Maar toen generaal Sir Bernard Montgomery begin 1944 het bevel kreeg over de 21ste Legergroep en het bevel voerde over alle geallieerde landstrijdkrachten bij de komende invasie, koos Montgomery een andere divisie als één van de twee Britse aanvalsdivisies en werd de 49ste Divisie, ondanks maandenlange training voor deze rol, gedegradeerd tot reserve, wat grote teleurstelling veroorzaakte onder alle rangen. In januari 1944 verhuisde de divisie naar East Anglia waar het verder trainde voor de invasie. Op 13 juni 1944, na iets meer dan twee jaar training, landde het grootste deel van de 49ste Divisie in Normandië als onderdeel van Operatie Overlord.

De divisie arriveerde te laat om deel te nemen aan de Slag om Villers-Bocage, waar de 7th Armoured Division een zware tegenslag te verduren kreeg, maar was wel betrokken bij talrijke pogingen om de stad Caen in te nemen. Na de landing was de divisie alleen betrokken bij relatief kleinschalige schermutselingen, vooral op 16 juni rond Tilly-sur-Seulles, waar het 6de Bataljon, Duke of Wellington’s Regiment, van de 147ste Brigade zo’n 230 slachtoffers maakte – 30% van de sterkte van de oorlogsformatie – in een tweedaagse strijd tijdens een poging om Le Parc de Boislonde te veroveren. De verliezen van dit bataljon waren zo zwaar dat het werd teruggestuurd naar het Verenigd Koninkrijk en ontbonden. De meeste mannen werden overgeplaatst naar het 7de Bataljon, dat bleef vechten in de Normandische campagne.

Het kan zijn dat Harvey toen is overgeplaatst naar het East Yorkshire Regiment. Een familielid herinnert zich een verhaal dat Harvey met verlof was en zich vrijwillig aanmeldde om terug te keren naar het front. Dit zou in deze tijd kunnen zijn.

Het 2e Bataljon van het East Yorkshire Regiment nam in juni 1944 deel aan de landingen op D-Day en verloor daardoor veel mannen. Een aanzienlijk aantal versterkingen sloot zich eind juli bij het bataljon aan, toen het over de Orne was teruggekeerd naar Beuville, bij Caen in Frankrijk. Het speelde medio augustus een rol in de actie om een wegkruising bij Vire veilig te stellen, maar speelde verder geen rol in de Slag om Normandië. In september waren ze in België en staken met succes het Scheldekanaal over als onderdeel van de noodlottige operatie Market Garden. Op 26 september arriveerden ze in Gemert in Nederland, waar ze een geweldig onthaal kregen. 

In oktober was het 2e Bataljon betrokken bij enkele van de zwaarste gevechten sinds eind juni, te midden van voortdurende regen en modder. Het bataljon speelde een rol bij de verovering van Overloon van 12 tot 15 oktober, waarbij 49 slachtoffers vielen.

Op 16 oktober kreeg het bataljon nieuwe orders om Venray aan te vallen. Vertragingen betekenden dat het bataljon onder rookmortiervuur kwam te liggen en pas om 17.00 uur op weg ging, waarbij een deelnemer zei “het was een van die gevallen van rondhangen en wachten zonder iets te doen onder vuur, waarbij de zenuwen erg gespannen raken”. Toen ze wel op weg gingen, ging het langzaam omdat de sporen moeilijk te volgen waren en het sluipen in de omgeving “de mensen in het donker nogal nerveus maakte”. Rond deze tijd moet Joseph gedood zijn. 

De volgende dag werd de aanval op Venray voortgezet en uiteindelijk werd de stad bereikt. Bij het eerste licht op de 18de hadden de Duitsers zich teruggetrokken en was de strijd voorbij, ten koste van negen “andere rangen” gedood, eenenveertig, waaronder een officier, gewond, en elf man vermist. Overlevenden herinneren zich dat de actie in Venray bijzonder intens was, waarbij al hun training aan bod kwam. De Divisiecommandant beschreef de troepen van de 3de Divisie tijdens deze gevechtsperiode als “wanhopig dappere soldaten met een geweldige geest”, en concludeerde dat de omstandigheden waaronder ze hadden gevochten “nogal bloederig” waren. Op 18 oktober werd Harvey Brear gedood.

Familieachtergrond 

De ouders van Harvey waren Herbert en Annie Brear. Herbert Brear was in 1914 in Wakefield getrouwd met Annie Wigglesworth. 

In 1921 woonden ze op 3, Model Yard, Warrengate, Wakefield in de West Riding of Yorkshire. Herbert werd beschreven als een Colliery Bye Worker (Below) bij Manor Haig Moor Colliery. Zowel Herbert als Annie werden geboren in 1894. Bij hen was toen een dochter, Margaret Brear, die in 1919 werd geboren. Alle drie werden geboren in Wakefield.

Harvey werd geboren in Q4 1923 en de meisjesnaam van zijn moeder werd opgegeven als Wigglesworth.

Het lijkt erop dat Herbert en Annie in totaal 6 kinderen hadden, allemaal geboren in Wakefield. De oudste, Willie, werd geboren in 1915, maar stierf in 1920, slechts 5 jaar oud. Drie andere kinderen werden geboren na Margaret en Harvey: Kathleen in 1925, Joyce in 1928 en Elizabeth M in 1930.

Harvey’s vader, Herbert, stierf in 1937, slechts 42 jaar oud. Familieleden hebben begrepen dat hij in WO1 heeft gediend en een gasaanval heeft doorgemaakt waarvan hij nooit volledig is hersteld.

In september 1939 woonde Annie, inmiddels weduwe, op Roundwood Rise 22 in de wijk Lupset in Wakefield. Haar geboortedatum werd opgegeven als 5/1/1894. Daar was ook haar 20-jarige dochter Margaret, die in Q2 van dat jaar was getrouwd met Percy B. Weston en nu dus werd vermeld als Margaret Weston. Haar geboortedatum werd opgegeven als 29/5/1919. Haar man was niet aanwezig. Er werden vier records gesloten, wat wijst op de aanwezigheid van vier kinderen, waaronder waarschijnlijk Harvey. 

Het zou kunnen dat Harvey op een gegeven moment in Monmouthshire in Wales woonde. Er is geen huwelijksakte voor hem gevonden, maar er is wel een foto van een getrouwd stel gevonden tussen familiepapieren met betrekking tot Harvey, hoewel het niet zeker is dat hij het is.

Alle vier Harvey’s zussen trouwden en hadden hun eigen gezin, waarvan sommigen hebben bijgedragen aan deze biografie. Sommigen hebben in het verleden ook het graf van Harvey bezocht.

Annie Brear overleed in 1975 in Wakefield. Haar geboortedatum werd opnieuw opgegeven als 5/1/1894.

Grave-Harvey-Brear-at-Overloon
Graf Harvey Brear in Overloon

Commemoration Scroll Harvey Brear
Commemoration Scroll Harvey Brear

Bronnen en credits

FindMyPast website: Civil and Parish Birth, Marriage and Death Records; England Census and 1939 Register Records; Electoral Rolls; Military Records
Foto’s en andere informatie van Dave Edwards (Harvey’s neef) en Wayne Shepherd (zijn achterneef)
Information on the East Yorkshire Regiment from a thesis written by Tracy Craggs for her PhD with the Department of History, University of Sheffield 2007 “An `Unspectacular’ War? Reconstructing the history of the 2nd Battalion East Yorkshire Regiment during the Second World War”. https://ethos.bl.uk/OrderDetails.do?uin=uk.bl.ethos.486464

Wikipedia voor informatie over het Duke of Wellington’s (West Riding) Regiment en de 49e (West Yorkshire) Divisie

Research Elaine Gathercole

Lees verder

Moore Charles Leonard Desmond

Moore | Charles Leonard Desmond

  • Voornamen

    Charles Leonard Desmond

  • Leeftijd

    19

  • Geboortedatum

    10-11-1925

  • Datum overlijden

    17-10-1944

  • Servicenummer

    14624713

  • Rang

    Lance Corporal

  • Regiment

    Royal Norfolk Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    II. C. 13.

  • Charles Leonard Desmond Moore

    Charles Leonard Desmond Moore

    Charles Leonard Desmond Moore

  • Graf Charles Moore

    Graf Charles Moore

    Graf Charles Moore

Biografie

Charles Leonard Desmond Moore raakte gewond in de Slag om Overloon op 16 oktober 1944 en stierf een dag later aan zijn verwondingen, slechts 19 jaar oud. Hij was Lance Corporal in het 1st Battalion van het Royal Norfolk Regiment dat in die slag een groot aantal mannen verloor.

Het 1e Bataljon van het Royal Norfolk Regiment was nog in India bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Het bleef daar tot juli 1940, toen het naar huis terugkeerde. Het landde in Normandië op D-Day (6 juni 1944). Tijdens de daaropvolgende campagne in Noord-West Europa won het regiment twee van de vijf Victoria Crosses van de oorlog, het hoogste aantal voor één regiment. Het leed vooral zware verliezen in de Slag om Overloon.

De 16de oktober was de dag waarop het Royal Norfolk Regiment en anderen met succes de Molenbeek overbrugden tussen Overloon en Venray. Het Oorlogsdagboek van het bataljon vermeldt voor die dag:
“Zware gevechten tegen hevige tegenstand. Verschillende slachtoffers vallen door beschietingen, mortieren en sluipschutters. Niettemin raakt het bataljon stevig gevestigd. s’Avonds kondigt de commandant aan dat de prestaties van het bataljon de verwachtingen van het opperbevel ruimschoots overtreffen en hij feliciteert alle rangen en hun prachtige, zij het kostbare inspanning.” Het regiment verloor 17 levens op die dag, het grootste aantal in hun tijd rond Overloon.

Charles werd op 10 november 1924 geboren als zoon van Charles en Maud Moore in het Wharfedale District van Yorkshire, dat de noordelijke delen van het huidige Leeds omvatte. Hij stond in zijn familie bekend als Desmond. Zijn ouders trouwden in 1923 in de St John’s Church in Moor Allerton in Leeds. Bij zijn huwelijk werd zijn vader beschreven als een boer van 19 jaar, de zoon van een andere Charles Moore, ook een boer. Zijn moeder was Maud Rogers, 24 jaar oud. Zij was de dochter van John Rogers, een reservoirhouder, en woonde in de Reservoir Lodge in Alwoodley, terwijl haar bruidegom in Grove Cottage Alwoodley woonde. Het reservoir staat nu bekend als Eccup Reservoir en ligt net aan de noordelijke rand van Leeds.

Charles en Maud Moore hadden nog een zoon, John Cyril N Moore, die in 1926 in hetzelfde gebied werd geboren.

In september 1939 woonden zowel Charles als zijn broer John nog steeds bij hun ouders, maar nu op 147 Thorn Lane Bradford. Charles senior werkte als hoofd tuinman bij een drukkerij en werd geregistreerd als geboren op 25 augustus 1903, terwijl Maud werd vermeld als geboren op 18 mei 1898. Charles was nog steeds vrijgezel en werd vermeld als “Tractor Driver – Gold Course”, terwijl John  (geboren op 16 februari 1926) nog op school zat.

Over Charles  is weinig meer bekend. Hij schijnt niet getrouwd te zijn geweest.

Zijn moeder, Maud Moore, overleed in 1980 in Bradford. Zijn vader, Charles Moore, overleed in 1982, ook in Bradford. Een testament van hem geeft als adres 6 Wensley Bank Terrace, Thornton, Bradford.

D-Wadkin-J-and-C-Moore
Donald Wadkin, John and Charles Moore

Maud Rogers mother Charles Moore
Maud Rogers mother Charles Moore

Bronnen en credits

FindMyPast: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
Militaire records van de website ForcesWarRecords
Website van het Royal Norfolk Regiment Museum
Informatie uit “Thank God and the Infantry – from D-Day to VE-Day with the 1st Battalion, the Royal Norfolk Regiment” door John Lincoln.
Kinderfoto van zijn neef, Donald Wadkin met John Moore en Charles Leonard Desmond Moore van Carole Wadkin – de schoondochter van zijn neef.

Lees verder

volg ons op

e-mail: overloonwarchronicles@gmail.com
correspondentieadres:
Holthesedijk 2 a, 5825JG Overloon

Kvk nummer: 83346422
Banknummer: NL04 RBRB 8835 3869 69
t.n.v. Stichting Overloon War Chronicles
BIC / SWIFT code  RBRBNL21

©2021 Overloon War Chronicles