Skip to main content

Anger Bertie Charles

Anger | Bertie Charles

  • Voornamen

    Bertie Charles

  • Leeftijd

    19

  • Geboortedatum

    1925

  • Datum overlijden

    14-10-1944

  • Servicenummer

    14426657

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Royal Norfolk Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    III. B. 2.

  • Bertie Charles Anger

    Bertie Charles Anger

    Bertie Charles Anger

  • Graf Bertie Charles Anger

    Graf Bertie Charles Anger

    Graf Bertie Charles Anger

Auteur Arno van Dijk

English version

Reportageserie

Op de begraafplaats van de Commonwealth War Graves Commission in Overloon, in de volksmond ook wel het Engels kerkhof genoemd, bevinden zich 281 graven. Ieder met een eigen verhaal. In deze reportageserie belicht Stichting Overloon War Chronicles iedere keer 1 zo’n  bijzonder verhaal. Deze keer grafnummer 2, vak III, rij B.

Bertie Anger (1925 – 1944)
Avenue of Remembrance

“Het peloton ging in dekking en ik controleerde snel onze verliezen. Onze compagniecommandant moest weten wat de actuele situatie was, dus ging ik zelf een linie terug. Via de dekking van heggen, stronken en een brandende tank, meldde ik onze actuele situatie.”
(Bron: Getuigenis van John Lincoln, soldaat van het Royal Norfolk Regiment)

Het afscheid is moeilijk, maar er is geen weg terug. De moeder kijkt haar zoon na, terwijl hij steeds verder de Avenue of Remembrance af loopt. Op weg naar zijn regiment dat verderop op de basis is gelegerd. Op weg naar die verschrikkelijke oorlog.

Biografie

Bertie Charles Anger wordt geboren in 1925 in Stoke-by-Nayland, een klein dorp in het zuiden van Suffolk, op de grens met Essex. Hij is de zoon van Percy Charles Anger en zijn vrouw Maud Mary Anger. 
Bertie’s vader Percy is eigenaar van een bouwbedrijf in het dorp, P.C. Anger & Son Ltd.
Zijn moeder is de eigenaresse/waardin (ofwel landlady) van de lokale pub, de Black Horse Public House, waar de hele familie ook woont.
De familie bestaat verder uit nog 5 kinderen: de dochters Eva Cicely (Ciss) en Mary en de zonen, Arthur, Roy en Peter.

Na zijn schooljaren kiest Bertie voor het slagersvak en gaat werken voor Villlage Butchers, een slagersbedrijf met 3 winkelvestigingen in de regio. Het bedrijf wordt gerund door de broers Cyril en Frank Webb, die het bedrijf na dood van hun vader en oprichter Walter Webb in 1930 hebben overgenomen. Bertie start daar met het rondbrengen van bestellingen naar klanten.

Bertie gaat het leger in, hij wordt Private (soldaat) in de Royal Norfolk Regiment, 1st Bn. (het 1e bataljon). Royal Norfolk Regiment is de officiële naam, maar alom wordt de naam Norfolks gehanteerd.
En dan komt ook voor Bertie de dag dat hij moet vertrekken naar het front.

Via Normandië, Noord-Frankrijk en België komen de Norfolks in Nederland terecht, waar het regiment ingezet zal gaan worden in de strijd om Overloon en Venray, de eerste fase van de verovering van het Duitse bruggenhoofd Venlo.

Nadat Overloon met veel moeite is bevrijd op 13 oktober, staan de Britten die avond direct weer voor een nieuwe opdracht: vanuit Overloon het voorterrein richting de Loobeek (Molenbeek) veroveren zodat de Britten daarna kunnen oprukken naar Venray. Het is een moeilijke opdracht, aangezien de Britten richting de Loobeek over open terrein moeten oprukken en ze weten dat de Duitsers juist daar hun verdedigingskracht en vuurkracht maximaal kunnen benutten.

Generaal-majoor Lashmer Gordon Whistler (bijgenaamd Bolo Whistler, commandant van de 3e infanteriedivisie en verantwoordelijk voor de aanval op Overloon en Venray) heeft intussen besloten voor de aanval richting de Loobeek 2 bataljons in te zetten die hij tot nu toe in de strijd in reserve heeft gehouden: het bataljon Lincolnshires van de 9e Brigade en het bataljon Norfolks van de 185e Brigade, het bataljon waarin Bertie dient.

De Lincolnshires zullen aanvallen richting de Loobeek vanaf de westkant van de weg Overloon 􏰀 Venray, de Norfolks zullen tegelijkertijd aanvallen vanaf de oostkant van de weg richting de Loobeek.

Hoe het verder gaat kunt u lezen in de volledige versie van “Gezichten uit het verleden” hieronder. 

gezichten-uit-het-verleden-aflevering-10

Bronnen en credits

Zie de uitgebreide lijst in de volledige versie.

Research Arno van Dijk

Lees verder

Badger Peter George Henry William

Badger | Peter George Henry William

  • Voornamen

    Peter George Henry William

  • Leeftijd

    21

  • Geboortedatum

    1924

  • Datum overlijden

    07-05-1945

  • Servicenummer

    4699060

  • Rang

    Lance Corporal

  • Regiment

    The Parachute Regiment, A.A.C., 2nd Bn.

  • Grafnummer

    IV. A. 2.

  • Peter George Henry William Badger

    Peter George Henry William Badger

    Peter George Henry William Badger

  • grave peter george henry william badger

    grave peter george henry william badger

    grave peter george henry william badger

English version

Biografie

Korporaal Peter George Henry William Badger is zoon van William en Doris Mary Badger, uit Millhouses, Sheffield, Yorkshire. Hij is geboren op 12 augustus 1923. Zijn ouders woonden met hun twee kinderen aan de Archer Lane in Millhouses, Sheffield.

Zijn eerste registratie bij het leger was al in augustus 1941, maar hij kan pas in november 1942 officieel bij het Yorks & Lancaster Regiment aan de slag, waarna hij in 1943 promotie maakt tot Korporaal.
Op 21 mei 1943 sluit hij succesvol zijn training af voor de Britse Airborne en mag hij zichzelf officieel leger parachutist noemen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij met zijn bataljon bij de 1e Parachute Brigade mee gevochten in Afrika en Italië, nog voordat hij in 1944 naar Nederland gestuurd werd.

Op 17 september 1944 was de dag dat operatie Market Garden begon, waar Peter samen met ruim 34,000 andere parachutisten gedropt werd boven Nederland. Vanuit het C-47 Dakota vliegtuig landt hij met A-Company in de buurt van Renkum, waarna zij aan de tocht naar Arnhem beginnen om de befaamde brug over de Rijn in te nemen en te verdedigen, totdat de versterkingen zullen komen opdagen. Deze verschijnen echter nooit.

Samen met vele andere geallieerde soldaten werd hij op 21 september 1944 gevangen genomen door de Duitsers waar hij tussen 22 september 1944 en 28 januari 1945 vanwege een vermeende bekkenbreuk in het krijgsgevangenenkamp in Falingsbostel (Duitsland) vastgehouden werd. Eind januari 1945 is Peter naar een kamp ten zuiden van Berlijn gestuurd: Stalag 3A werd op 20 april 1945 bevrijd door de Russen.

Twee dagen na de capitulatie van de Duitse troepen in Nederland, op 7 mei 1945, sterft Peter George Badger op 21-jarige leeftijd, vermoedelijk door een vergiftiging. Hij werd begraven op het Amerikaanse kerkhof in Margraten, en heeft op 1 mei 1947 zijn huidige rustplaats gekregen in Overloon.

HE WEARS IMMORTAL HONOUR AND IS PROUD WITH THOSE WHO FOUGHT FOR ENGLAND (hij draagt oneindige eer en is trots samen met degene die voor Engeland gevochten hebben).

Bronnen en credits

Findagrave

Bob Hilton (Diverse officiële documenten o.a. krijgsgevangenis kaarten)
Mark Hickman (Pegasus Archives)
UK 1939 Census (Findmypast.co.uk)
Gerard Berkers

Research Gerard Berkers, Oscar Huisman

Lees verder

Dennis George Charles

Dennis | George Charles

  • Voornamen

    George Charles

  • Leeftijd

    19

  • Geboortedatum

    02-03-1925

  • Datum overlijden

    06-12-1944

  • Servicenummer

    2204350

  • Rang

    Sergeant

  • Regiment

    Royal Air Force Volunteer Reserve, 550 Sqdn.

  • Grafnummer

    III. A. 8.

  • George Charles Dennis

    George Charles Dennis

    George Charles Dennis

  • Grave George Charles Dennis

    Grave George Charles Dennis

    Grave George Charles Dennis

English version

Biografie

Zoon van Robert H. en Edith E. Dennis

Sergeant George Dennis was één van de bemanningsleden van de Lancaster NG251 die crashte in Dölzig, in de buurt van Leipzig door luchtafweergeschut door de 14e Flak Divisie van het Duitse leger. 

De bemanning bestond uit:

Pilot / F/Lt. J.P. Morris 130129 RAF / Venray War Cemetery
Flight Engineer / Sgt. A.G. Furber 3025228 RAF / Venray War Cemetery
Navigator / F/O. A. Leonard 160715 RAF / Overloon War Cemetery
Bomb Aimer / Sgt. H.J. Bailey 1601442 RAF / Venray War Cemetery
Wireless Operator / Sgt. W. Roberts 2206786 RAF / Venray War Cemetery
Mid Upper Gunner / Sgt. G.C. Dennis 2204350 RAF / Overloon War Cemetery
Rear Gunner / Sgt. T.J. Hooper 2217010 RAF / Berlin War Cemetery

Op 6 december 1944 vertrok het vliegtuig vanuit North Killingholme voor een operatie tegen de chemische verffabriek IG Farben Leuna bij Merseburg. 

IG Farben was één van de grootste fabrieken voor synthetische olie en chemische industrie van Nazi-Duitsland. De fabriek had 35.000 – 50.000 arbeiders in dienst waaronder ongeveer 10.000 gevangenen en dwangarbeiders. 

De fabriek was daarmee een belangrijk doelwit voor het geallieerde bombardementenoffensief tegen de Duitse olieproductie. 

De 14e Flak Divisie was verantwoordelijk voor de bescherming van de fabriek en had duizenden troepen en arbeiders aan het werk om de fabriek te verdedigen. Er zijn veel bommenwerpvluchten uitgevoerd maar ook veel vliegtuigen zijn neergehaald. Een groot verlies aan geallieerde manschappen. 

De luchtaanvallen van de geallieerden droegen in belangrijke mate bij tot de nederlaag van Duitsland in de Tweede Wereldoorlog, omdat ze het land en zijn troepen beroofden van essentiële grondstoffen. Op 4 april 1945 werd de productie in Leuna volledig stopgezet.

Flight crew Lancaster NG251
Flight crew Lancaster NG251, Sgt Byrne was vervangen door Sgt. W. Roberts, die niet op de foto staat.

GEORGE’S FAMILIEACHTERGROND

George Charles Dennis werd op 2 maart 1925 geboren in de wijk Haslingden in Lancashire, ten noorden van Manchester. Zijn ouders waren Robert Henry Dennis (geboren op 22/3/1898 in Haslingden) en Edith Emily Preece (geboren op 4/3/1898 in Wrexham, Denbeighshire). Ze waren in 1924 in Haslingden getrouwd. Ze kregen drie kinderen, allemaal in Haslingden: George Charles in 1925, Gwennie (bekend als Betty) in 1928 en Marion in 1930.

Er is weinig bekend over het vroege leven van George. Maar familie herinnert zich dat ze hem vertelden dat hij graag acteerde. Er is een programma bewaard gebleven van een operette met de naam Bold Robin and the Babes die werd opgevoerd door kinderen van de Christ Church, Walmersley, Sunday School waarin hij de rol van de dorpsomroeper speelt. Later ging hij naar de St Paul’s Bell Senior School in Bury. Een rapport van George, 13 jaar oud en gedateerd op 29 juli 1938 laat zien dat hij 5e werd in zijn klas van 37 leerlingen met bijzonder goede resultaten in Rekenen, Algebra, Meetkunde, Wetenschap en Handvaardigheid. Zelfs in zijn minder goede vakken deed hij zijn best.

In september 1939 woonde het gezin in Thrush Drive 59, Bury, Lancashire. George’s vader werkte als Consol Operator in de schoenenindustrie.

GEORGE’S MILITAIRE CARRIÈRE

Het lijkt erop dat George op 20 januari 1943 bij de Royal Airforce Volunteer Reserve ging. Uit zijn attest blijkt dat hij een “Lining Clicker” was, een beroep in de schoenenindustrie. In de herfst van 1943 laat zijn Airman’s Service Book zien dat hij gezichtstesten onderging en inentingen kreeg. Zijn vader werd opgegeven als zijn naaste verwant en woonde nog steeds op hetzelfde adres als in 1939.

George’s Flying Log Book laat zien dat hij op 30 januari 1944 begon met zijn opleiding tot boordschutter op de No 1 Air Gunnery School op Pembrey. RAF Pembrey lag net ten westen van Swansea in Wales. Hij vloog met Avro Anson vliegtuigen. Deze werden als verouderd beschouwd voor frontliniegevechten, maar werden in plaats daarvan gebruikt als meermotorige vliegtuigtrainers.

Hij maakte zijn eerste vier vluchten op 11 februari. Ze duurden meestal tussen de 30 en 60 minuten. Hij klokte 18 uur en 50 minuten aan dagvlieguren op 26 vluchten op 11 dagen tussen toen en 12 maart met verschillende piloten. In sommige gevallen werden er geen kogels afgevuurd, maar in de meeste gevallen werd de hoeveelheid afgevuurde kogels genoteerd, net als de aard van de oefening. De overgrote meerderheid van de kogels die hij afvuurde waren “Quarter X Under” maar sommige waren “Beam”, “Beam R.S.” of “Under Tail”. Hij oefende ook met het maken van filmopnamen, lucht naar zee en luchttracer oefeningen.

Zijn cursus daar eindigde op 25 maart. Een samenvatting registreerde zijn gemiddelde aantal treffers op afgevuurde kogels als 3,77%. Hij scoorde 72% in zijn examens en er werd genoteerd dat hij “een beetje onzeker over zichzelf was maar hard heeft gewerkt sinds het intermediale examen”. Het volgende werd in zijn logboek genoteerd: “Hierbij verklaar ik dat 2204850 Sgt Dennis G C met ingang van 24.3.44 gekwalificeerd is als boordschutter”.

Hij ging op 10 april 1944 naar 83 Operational Training Unit op RAF Peplow waar hij tot 1 augustus 1944 bleef. Dit lag 7 mijl ten zuiden van Market Drayton in Shropshire. Het doel van 83 OTU was om bommenwerperbemanningen te trainen op Vickers Wellington vliegtuigen, inclusief nachtvliegen. Hier vloog hij 45 uur en 40 minuten overdag en 38 uur en 10 minuten ’s nachts, hoewel de vluchten pas op 10 juni begonnen en de nachtvluchten op 9 juli. In totaal vloog hij 48 keer op 32 verschillende dagen. Op 28 van de 48 vluchten was de piloot Flight Officer Morris. De activiteiten omvatten circuits en landingen, “CCG”, bombardementen op hoog niveau, cine camerawerk, cross country vluchten. Het culmineerde in enkele nachtvluchten van 5 uur of meer. Zijn totale vliegtijd was nu 102 uur en 40 minuten. Toen hij hier vertrok, werd hij beoordeeld als “Gemiddeld als boordschutter”.

Hij ging toen naar 1481 (B) Gunnery School voor een korte periode van 31 augustus tot 9 september. Deze was gestationeerd op RAF Ingham (later omgedoopt tot Cammeringham) dat 10 mijl ten noorden van Lincoln lag. Hier maakte hij overdag 6 vluchten van in totaal 4 uur en 20 minuten, opnieuw in Wellingtons. Andere RAF bemanningen vlogen Martinets tijdens het slepen van doelen in de lucht voor de bommenwerperschutters om hun schuttersvaardigheden te oefenen bij het verdedigen van hun vliegtuigen.

Zijn volgende detachering was bij de 1662 Conversion Unit op RAF Blyton. Het ligt ongeveer 5 mijl ten noordoosten van Gainsborough in Lincolnshire. Hij was hier van 19 september tot 29 september. Hier was het doel om bemanningen die tot dan toe Wellingtons hadden gevlogen te trainen om met Halifax bommenwerpers te vliegen. Hij vloog hier in totaal 10 vluchten en op één na hadden alle vluchten F/O Morris als piloot, met wie hij al op veel vluchten had gevlogen toen hij op Peplow was. Het is mogelijk dat zich hier een vaste groep bemanningsleden vormde. Ze vlogen 14 uur 55 minuten overdag en 17 uur 00 minuten ’s nachts. Daar zaten 4 vluchten van 5 uur of meer bij. Ook hier waren cross country vluchten, circuits en landingen en bombardementsoefeningen inbegrepen. Bij zijn vertrek werd hij beoordeeld als “Iets boven het gemiddelde als boordschutter – een capabele boordschutter”.

Op 2 oktober verhuisde hij vervolgens naar de No 1 Lancaster Finishing School op RAF Hemswell. Hemswell lag 8 mijl ten oosten van Gainsborough en niet ver van Blyton. Met de komst van de Avro Lancaster kreeg Hemswell een trainingsrol en werd het de thuisbasis van de No. 1 Lancaster Finishing School. Deze school had als taak Lancaster-ervaring te geven aan vliegtuigbemanningen die net klaar waren met hun training bij een Heavy Conversion Unit voordat ze naar een operationeel squadron werden uitgezonden. Hij maakte hier tussen 15 en 18 oktober acht vluchten van in totaal 6 uur 45 minuten overdag en 3 uur 30 minuten ’s nachts. Opnieuw was Flight Lieutenant Morris, nu gepromoveerd, de piloot voor vier van deze vluchten. Ze oefenden voornamelijk circuits en landingen.

Tegen die tijd had George 90 uur 30 minuten overdag gevlogen en 44 uur 45 minuten ’s nachts – in totaal 135 uur 15 minuten – en was hij klaar om zich bij een operationeel squadron aan te sluiten.

Hij sloot zich aan bij 550 Squadron, gestationeerd in North Killingholme aan de monding van de Humber ten noorden van Immingham in Lincolnshire. Tussen zijn eerste vlucht hier op 2 november en zijn fatale vlucht op 6 december had hij in totaal 15 vluchten waarvan er 11 operationeel waren. Ze waren allemaal in Lancasters en bij allemaal was hij boordschutter. De meeste hiervan waren aanvallen op faciliteiten in de Rijnvallei, waaronder Dusseldrof, Bochum, Gelsenkirchen, Wanne Eikel en Dortmund en een paar aanvallen op Aschaffenburg en Frieburg in Zuid-Duitsland.

Op bijna alle vluchten was de bemanning als volgt:
F/Lt J.P. Morris Piloot
Sgt A.G. Furber boordwerktuigkundige
F/O A. Leonard Navigator
Sgt H.J. Bailey bommenrichter
Sgt J.R. Byrne Draadloze Operator/Luchtschutter
Sgt G.C. Dennis Midden onder boordschutter
Sgt T.J. Hooper Achterste boordschutter

Gedurende de dag op 6 december voerde de bemanning van F/L Morris een 15 minuten durende luchttest uit op Lancaster “A”. Om 16.34 uur stegen ze op in NG 251 J voor een aanval op de chemische fabriek IB Farben Leuna bij Merseburg. Er was echter één wijziging voor deze fatale operationele vlucht. Wireless Operator Sgt W Roberts nam de plaats in van Sgt J.R. Byrne.

De chemische fabriek in Leuna was een van de grootste fabrieken in Duitsland met een oppervlakte van 1 ¼ vierkante mijl waar zo’n 35.000 – 50.000 arbeiders werkten aan de productie van ammoniak, kunstmest, chemicaliën, synthetische olie en andere producten. Onder de arbeiders bevonden zich ongeveer 10.000 gevangenen en dwangarbeiders. Er was volledige bewolking, dus er werd gebombardeerd met vuurpijlen. De gloed van de vuren was op de terugweg over enige afstand zichtbaar en er werden verschillende explosies gemeld. Flak werd gemeld als matig tot intens. Het was van deze vlucht dat F/L Morris en zijn bemanning niet terugkeerden en er werd geen nieuws van hen ontvangen na het opstijgen. Het toestel was neergeschoten in Dölzig, tussen Merseburg en Leipzig, door luchtafweer van de 14e Flakdivisie van het Duitse leger.

Alle details over zijn tijd bij 550 Squadron staan in dit engelstalige achtergrondverhaal, samen met meer details over zijn medebemanningsleden.

Exclusief de fatale vlucht vloog Sgt. Dennis in totaal 21 uur 40 minuten overdag en 35 uur 30 minuten ’s nachts in 550 Squadron. Daarnaast vloog hij overdag 45 minuten op niet-operationele vluchten en ’s nachts 9 uur 40 minuten. Zijn totale vlieguren, exclusief de laatste vlucht, waren daarom 202 uur en 50 minuten.

John Riley Byrne, de radiotelegrafist die de fatale vlucht miste, bleef bij 550 Squadron op North Killingholme. Hij kwam echter om het leven tijdens een dag/nachtvlucht naar Dresden op 13 februari 1945 toen zijn toestel, Lancaster NF932, in botsing kwam met Lancaster PA185. Het ontplofte en viel op landbouwgrond bij Wragby in Lincolnshire.

DE NASLEEP VAN ZIJN DOOD

George’s vader ontving op 7 december een telegram van RAF North Killingholme waarin stond dat zijn zoon als vermist was opgegeven in de nacht van 6 op 7 december 1944. Pas in een telegram dat hij op 4 september 1945 ontving, werd hem verteld dat men dacht dat hij tijdens die operatie was omgekomen. Dit werd gevolgd door een brief van 7 september waarin dit bericht werd versterkt en waarin hem werd verteld dat “Uit officiële Duitse documenten blijkt dat het Lancaster vliegtuig waarin uw zoon vloog op 6 december om 20.35 uur neerstortte, een kilometer ten westen van Dolzig, nadat het was geraakt door luchtafweergeschut en dat uw zoon en zes andere inzittenden omkwamen. Uw zoon werd begraven op de begraafplaats in Dolzig, Duitsland.” Er stond ook in dat “er helaas geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de Duitse documenten.” Hij ontving ook een brief van de Koning en Koningin waarin ze hun medeleven aanboden.

George Charles Dennis
George Charles Dennis

Ergens in deze periode werd George’s afscheidsbrief naar zijn ouders gestuurd. Deze luidde als volgt:

“Aan de beste ouders ter wereld, en ook zussen

Ik hoop alleen dat deze brief nooit op de post hoeft, maar als dat wel zo is, is het Gods wens.

Ik ben sinds 2 november op missie en neem nu een kleine rol op me om Duitsland te helpen verslaan. Veel mannen, vrouwen en kinderen zijn gedood in deze oorlog en we hebben er niet veel van gevoeld, maar nu is het gebeurd. Maak je er alsjeblieft niet te veel zorgen over. Ik weet dat het dat wel doet, maar probeer het te vergeten. Ik ben erg trots op mijn familie, ik hoop dat jullie allemaal trots op mij zijn.

Ik schrijf deze brief met het volste vertrouwen dat ik mijn volledige tour zal doen, maar als je in de luchtbemanning zit, weet je dat je ’s morgens in Engeland ver van de oorlog kunt zijn en er binnen 4 of 5 uur middenin kunt zitten, maar ik doe mijn werk dat gedaan moet worden.

Ik ga alle adressen van onze bemanning bijsluiten en ik wil dat je ze een paar regels stuurt.

Ik heb er twee gedaan en ik weet hoe het daar is, wat wij doen en wat zij met ons doen.

Nou, ik moet nu afsluiten want ik kan niets meer bedenken om te zeggen, maar ik zeg het nog een keer, probeer alsjeblieft door te gaan alsof ik nog steeds bij je ben, laat je niet klein krijgen.

Ik blijf en zal altijd jullie zoon blijven en we zullen elkaar vast en zeker op een mooie dag weer ontmoeten in een wereld zonder oorlogen. God zegene jullie allemaal

Je liefhebbende zoon en broer, George”.

Hij sloot de naam en het adres bij van de nabestaanden van J.R. Byrne, H.J. Bailey, T.J. Hooper en A.G. Furber, maar niet die van J.P. Morris of A. Leonard.

Het lijkt erop dat de familie moeite had om George’s graf te vinden. Hun parlementslid schreef op 1 april 1946 aan de moeder van George dat de Russische ambassade geen foto van zijn graf kon leveren omdat ze het niet konden vinden. Het duurde tot 31 januari 1948 voordat het Ministerie van Luchtvaart hen vertelde dat “bevestigd is dat uw zoon in Dolsig begraven is, maar toen het Amerikaanse leger het gebied bezette, werden de kisten van alle gevallen geallieerd personeel verwijderd. In overeenstemming met dit beleid werden de stoffelijke resten van uw zoon bijgezet op de Amerikaanse militaire begraafplaats in Margraten, Nederland, maar het Amerikaanse Congres heeft besloten dat deze begraafplaats moet worden ontruimd en daarom was het nodig om het graf van uw zoon over te brengen naar de Britse begraafplaats in Overloon, waar zijn laatste rustplaats graf 8 in rij A van perceel III is.” De herbegrafenis in Overloon had in werkelijkheid op 1 mei 1947 plaatsgevonden.

Daarna ontvingen ze nog een brief gedateerd 10 mei 1948. Het lijkt erop dat zijn initialen waren weggelaten op het tijdelijke kruis dat was geplaatst en dat de overlijdensdatum verkeerd was weergegeven als 5/12/44 in plaats van 6/12/44. Ze kregen de verzekering dat deze zaken zouden worden gecorrigeerd toen het kruis werd vervangen door de permanente grafsteen.

De inscriptie op zijn permanente grafsteen luidt: “In stilte gedenken we zijn liefdevolle. Mam, Pap, Betty, Marion en Tante Nelie.”

George’s zus Marion trouwde in 1951 met Geoffrey B M Tankard in Bury en zijn andere zus Betty trouwde in 1953 met Albert Angus, ook in Bury.

Robert H Dennis overleed in 1966 en Edith Emily Dennis in 1982, allebei in Bury.

Memorial corner George Dennis
Memorial corner George Dennis

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; volkstelling in Engeland en registers uit 1939; militaire registers, kieslijsten
Wikipedia: Details over RAF-stations
Archief Internationaal Bommenwerper Commando Centrum: Collectie over Sergeant George Charles Dennis (2204350 Royal Air Force), inclusief zijn logboek, brieven en foto’s. Geschonken door zijn nicht, Lesley McMullin en gecatalogiseerd door Barry Hunter.
National Archives Refs AIR-27-2037-25, 26, 27, 28: 550 Squadron Operations Record Books voor november en december 1944.

Wikipedia over chemisch complex Leuna

Research Gerard Berkers, Anny Huberts, Hans Zegers, Elaine Gathercole

Lees verder

Edgeley Frank

Edgeley | Frank

  • Voornamen

    Frank C

  • Leeftijd

    20

  • Geboortedatum

    23-12-1924

  • Datum overlijden

    15-11-1944

  • Servicenummer

    14237594

  • Rang

    Sapper

  • Regiment

    Royal Engineers, 253 Field Coy.

  • Grafnummer

    I. E. 9.

  • Frank Edgeley

    Frank Edgeley

    Frank Edgeley

  • Graf Frank Edgeley

    Graf Frank Edgeley

    Graf Frank Edgeley

Auteur Arno van Dijk

English version

Reportageserie

Op de begraafplaats van de Commonwealth War Graves Commission in Overloon, in de volksmond ook wel het Engels kerkhof genoemd, bevinden zich 281 graven. Ieder met een eigen verhaal. In deze reportageserie belicht Stichting Overloon War Chronicles iedere keer 1 zo’n bijzonder verhaal. Deze keer grafnummer 9, vak I, rij E.

Frank Edgeley (1924 – 1944)
Operation Nutcracker en de mijn

Ubique Quo Fas et Gloria Ducunt(Bron: motto van de Royal Engineers, vertaald van het Latijn naar Engels: Everywhere, Where Right and Glory lead (Overal, waar recht en glorie leiden)

Het voelt als troosteloos, dit gebied nabij Vortum. De sappers houden ook vandaag dit gebied onder controle in de rol van infanterie. Het is koud, de temperatuur is net boven nul, maar de gevoelstemperatuur zit daar ver onder.

Biografie

Frank wordt geboren op zondag 23 december 1923 in het stadje Burslem, onderdeel van de stad Stoke-on-Trent in het noorden van Staffordshire.
Hij is de zoon van Ernest Edgeley en Florence Edgeley – Dickinson, die trouwden op 29 juni 1919 in de St. John’s Church in Burslem. Franks oudere broer Ernest, officieel Ernest Arthur, is geboren in 1920 en Franks jongere broer Bernard wordt geboren in 1926. 

Stoke-on-Trent is een industriestad met veel mijnbouw. In de eeuwen daarvoor was ook de aardewerk-, keramiek- en porseleinindustrie van groot belang voor het stadje en het gebied. De 6 stadjes die sinds 1910 de nieuwe federatie Stoke-on-Trent vormen (Burslem, Fenton, Longton, Hanley, Tunstall en Stoke-upon-Trent) hebben als bijnaam de Staffordshire Potteries. Maar in de jaren 20 van de 20e eeuw is die pottery-industrie al op zijn retour.

Vader Ernest werkt in de mijnen, maar een paar jaar na de geboorte van Bernard verhuist het gezin naar het stadje Bagillt, in het uiterste noordoosten van Wales. Bagillt is een echte mijnstad met op dat moment meerdere mijnen die zich rond het stadje bevinden. Ernest gaat werken in de Bettisfield Colliery, de Bettisfieldkolenmijn, de grootste en belangrijkste mijn in de regio.

Duiven zijn de grote hobby van Ernest en hij weet ook zijn 3 zonen daarin mee te krijgen. Frank gaat in Bagillt naar de Bagillt Council School, gevolgd door de Flint Central school. Na zijn schooljaren gaat hij werken voor Courtaulds, producent van kunstzijde en garen. Later werkt Frank ook voor de grote Britse ijzer- en staalproducent John Summers.

Wanneer Frank 16 jaar is, sterft zijn moeder Florence plotseling aan een beroerte. Het is een grote schok voor de familie. Ernest zal in 1943 hertrouwen met een weduwe die op dat moment al twee jonge kinderen heeft. Samen zullen Ernest en zij nog zeven kinderen krijgen en verhuizen naar Pen-y-Maes in Holywell.

De jonge Frank wil het leger in. Op 16 juli 1942 meldt hij zich vrijwillig voor militaire dienst, hij is dan 18 jaar. Hij meldt zich aan in Richmond, North Yorkshire.

Franks oudere broer Ernest Arthur dient als chauffeur bij de Royal Artillery. Zijn jongere broer Bernard zal later ook dienst nemen en als Fusilier (schutter) dienen in Frankrijk.

Hoe het verder gaat kunt u lezen in de volledige versie van “Gezichten uit het verleden” hieronder. 

Gezichten uit het verleden

Bronnen en credits

Zie de uitgebreide lijst in de volledige versie.

Lees verder

Bland Robert Bruce

Bland | Robert Bruce

  • Voornamen

    Robert Bruce

  • Leeftijd

    32

  • Geboortedatum

    1912

  • Datum overlijden

    17-11-1944

  • Servicenummer

    1097985

  • Rang

    Gunner

  • Regiment

    Royal Artillery, 63 (The Queen’s Own Oxfordshire Hussars) Anti-Tank Regt.

  • Grafnummer

    II. D. 4.

  • Robert Bruce Bland

    Robert Bruce Bland

    Robert Bruce Bland

  • Grave Robert Bruce Bland

    Grave Robert Bruce Bland

    Grave Robert Bruce Bland

English version

Biografie

MILITAIRE CARRIÈRE

Het is op dit moment nog niet bekend wanneer Robert zich aansloot bij de Royal Artillery, het 63 (The Queen’s Own Oxfordshire Hussars) Anti-Tank Regt.

QUEENS OWN OXFORDSHIRE HUSSARS

In 1938 werd het Queens Own Oxfordshire Hussars regiment omgevormd van een artillerierol naar die van een anti-tank eenheid en omgedoopt tot het 53ste Anti-Tank Regiment Royal Artillery (TA) (Worcestershire en Oxfordshire Yeomanry).
In 1939 werd het Oxfordshire Yeomanry aangewezen als 63rd Anti-Tank Regiment Royal Artillery (TA) met hoofdkwartier in Oxford en het Worcestershire Yeomanry bleef bij het 53rd Anti-Tank Regiment. Er werden vier batterijen gevormd 249 en 250 in Oxford en 251 en 252 in Banbury.

Het regiment nam deel aan de kustverdediging van Engeland na Duinkerken in 1940 en werd daarna naar Noord-Ierland uitgezonden als onderdeel van de 61ste Divisie, een verdedigingsmacht voor het geval de vijand troepen in het neutrale Ierland zou landen om Engeland binnen te vallen.

De twee-ponds antitankkanonnen van het regiment werden later vervangen door zes-ponds antitankkanonnen en deze werden op hun beurt vervangen door zeventien-ponds antitankkanonnen. Deze werden getrokken door Crusader tanks waarvan de bovenste koepel was verwijderd, zodat de bemanningen gemakkelijk in en uit konden stappen. Quads, voertuigen met vierwielaandrijving werden ook geïntroduceerd voor het trekken van de kanonnen.

Het regiment werd de volgende drie jaar in Ierland gestationeerd, met uitzondering van de batterij 251 Banbury. In 1941 werd dit losgemaakt en maakte het deel uit van het 85e Anti-Tank Regiment Royal Artillery, onderdeel van een inderhaast samengestelde troepenmacht die Singapore moest verdedigen tegen het binnenvallende Japanse leger.

Luitenant-kolonel John Thompson voerde het bevel over de Oxfordshire Yeomanry van 1942 tot 1944.
Batterijen 249, 250 en 252 keerden in februari 1943 terug naar Engeland en namen deel aan grootschalige oefeningen met Amerikaanse en andere troepen ter voorbereiding op de landing in Normandië.
Sir Winston Spencer Churchill werd van 1942 tot 1965 Erekolonel van het regiment.

Het regiment maakte geen deel uit van de landingen op D-Day, omdat het in reserve was gebleven om andere frontlinie-eenheden aan te vullen. Luitenant-kolonel John Thompson bemiddelde om een gevechtsopdracht voor het regiment aan te vragen. Hij nam via een tussenpersoon contact op met Winston Churchill, ex-officier van de Oxfordshire Yeomanry en ere-kolonel, nu premier en minister van defensie die instemde met het verzoek.

In oktober vertrok het regiment naar Frankrijk. Na aankomst in Dieppe als onderdeel van het tweede leger werden ze samengevoegd met een ander regiment, de 91st Argyle and Sutherland Highlanders. In de daaropvolgende maanden rukte de Oxfordshire Yeomanry samen met hun nieuwe Schotse collega’s met het leger op door Frankrijk, België en Nederland terwijl de vijand werd teruggedreven richting Duitsland.

Na het mislukken van de verovering van de brug bij Arnhem in Operatie Market Garden eind september 1944, bevonden de Geallieerden zich in een smalle frontlijn door Nederland. Operatie Aintree midden oktober veroverde met succes Overloon en Venray en slaagde erin de salient in dat gebied te verbreden. Duitse patrouilles bleven echter de geallieerde troepen in het Boxmeerse gebied bedreigen door ’s nachts de Maas over te steken.

Op 7 november 1944 rijden zo’n 400 militairen van het 63rd Anti-Tank Regiment het Boxmeerse gebied binnen. De eenheid heeft 17-ponds kanonnen bij zich en tanks van het type M10. Een van de eerste doelen is de kerktoren in Afferden, aan de overkant van de Maas, uit te schakelen. De Duitsers gebruiken deze als Observation Point. Op 9 november richten zij hun tank, over de Maas, op de kerk en die wordt succesvol in puin geschoten.

Alhoewel de taak van de eenheid is om met hun M10 tankjagers en 17-ponds kanonnen vijandelijke tanks onschadelijk te maken, krijgt de eenheid van de Maas een andere taak: linies bewaken, infanteriewerk eigenlijk.

In het gebied moeten de militairen 3 Strong Points bemannen.  Met deze SP’s is er voor het eerst sprake van structurele actie in het Boxmeerse niemandsland om Duitse patrouilles tegen te houden, die vooral ’s nachts de Maas oversteken. Onwennig gaan ze in het donker man tot man gevechten aan en krijgen ze veel voor hun kiezen. Duitse patrouilles en granaatvuur maken hun dagen verre van gemakkelijk. Ondanks hun onervarenheid komen de mannen van batterij 250 er in eerste instantie ongeschonden van af.

Maar het succes verbleekt snel en wordt overschaduwd door een groot drama. Op 17 november, wordt Batterij 250, aan de Sint Anthonisweg in Boxmeer, vlak bij de Baconfabriek, om half 9 in de ochtend, onder zwaar vuur genomen. De mannen zoeken dekking in een loopgraaf maar die krijgt een voltreffer. Zeven Britse militairen van deze batterij sneuvelen bij deze aanval en zes zijn er gewond. Hierbij komt Robert Bland helaas om het leven. 

De zeven gesneuvelden; R.F. Quainton, Sgt. J. Dyason, Korp. G.L.J. Hankin, R.B. Bland, E. Cleall, H.A. Wisker en Sgt. John Arthur Painting worden later die dag begraven in een veldgraf aan de Boxmeerseweg in Sint Anthonis. In mei 1947 worden ze allen herbegraven op Overloon War Cemetery.

Bronnen en credits

Soldiers of Oxford Museum

“Tot Frontgebied verklaard” door Guido Siebers en Geurt Franzen. 

Research Sue Reynolds, Anny Huberts

Lees verder

Hill Arthur

Hill | Arthur

  • Voornamen

    Arthur

  • Leeftijd

    36

  • Geboortedatum

    1908

  • Datum overlijden

    09-10-1944

  • Servicenummer

    T/10674098

  • Rang

    Driver

  • Regiment

    Royal Army Service Corps

  • Grafnummer

    II. D. 13.

Grave Arthur Hill

Grave Arthur Hill

Grave Arthur Hill

English version

Biografie

Bronnen en credits

Lees verder

volg ons op

e-mail: overloonwarchronicles@gmail.com
correspondentieadres:
Holthesedijk 2 a, 5825JG Overloon

Kvk nummer: 83346422
Banknummer: NL04 RBRB 8835 3869 69
t.n.v. Stichting Overloon War Chronicles
BIC / SWIFT code  RBRBNL21

©2021 Overloon War Chronicles