Skip to main content

Harrison Leslie

Harrison | Leslie

  • Voornamen

    Leslie

  • Leeftijd

    31

  • Geboortedatum

    18-08-1913

  • Datum overlijden

    13-10-1944

  • Servicenummer

    3461715

  • Rang

    Sapper

  • Regiment

    Royal Engineers,17 Field Coy.

  • Grafnummer

    II. C. 5.

  • sapper Leslie Harrison

    Leslie Harrison

    Leslie Harrison

  • Grave Leslie Harrison

    Grave Leslie Harrison

    Grave Leslie Harrison

Biografie

Leslie Harrison werd geboren in Southport, Lancashire in 1913. Hij was de enige zoon van Edwin Hodson Harrison (overleden 1933) en Sarah Harrison (1883-1964). Hij had een zus, Olive Mary Harrison-Houghton (1916-2007). Zijn vader stierf in 1933, slechts 52 jaar oud. 
Leslie was toen 20 jaar oud. 
Hij trouwde met Mabel Sumner (geb. 7.10.1917) in Birkdale, St John in 1939. Mabel werkte in een wasserij als inpakster. Zij kregen een dochter in 1944, Pamela genaamd. Het is niet zeker of hij zijn kind ooit heeft gezien.
Mabel hertrouwde in 1946 met Richard Kenneth Green, die Pamela toen heeft geadopteerd. De familie woonde op 230, Guildford Rd, Birkdale, Southport, Lancashire.

Leslie ging op 14-jarige leeftijd van school en werd metselaar. Hij is in dienst gegaan bij 17 Field Company Royal Engineers.  Deze eenheid landde op D-day, 6 juni 1944, op Sword Beach in Normandië en heeft de complete bevrijding van West-Europa meegemaakt.

Leslie is gesneuveld door sluipschutter-vuur op 13 oktober 1944, één dag voor de uiteindelijke bevrijding van Overloon, samen met vier soldaten van The King’s Shropshire Light Infantry.

  • Private Herbert Sydney Bayley, 28 jaar (1074827), 
  • Private John Fereday, 28 jaar (14561652),
  • Lieutenant Michael Hardy Child Bellamy, 20 jaar (293708)
  • Private William Victor Woodfield, 24 jaar (4036769)

Ze worden alle vijf tijdelijk begraven in de tuin van familie Borghs aan de Vierlingsbeekseweg en herbegraven, naast elkaar, op 13 mei 1947 op het Common Wealth oorlogsbegraafplaats te Overloon. Leslie Harrison werd 31 jaar.

De familie Harrison heeft in de jaren na de oorlog regelmatig contact gehad met de familie Borghs, maar dat contact is langzaamaan verwaterd. Ook hebben zij het graf van Leslie verscheidene keren bezocht.

Mabel Harrison Sumner schrijft in 1957 een brief aan de familie Borghs:

“Lieve Familie Borghs,
Mijn dochter en ik zijn verleden woensdag goed thuis aangekomen.
Wij zijn het Hollandse volk zeer dankbaar dat zij ons zulk een prachtig welkom gegeven hebben.
Ik zou U graag bedanken dat U ons in Uw huis opgenomen hebt en mij geholpen hebt om het graf van mijn overleden man te bezichtigen.
Dertien jaar schijnt een lange tijd om te wachten op een bezoek aan het graf, maar het is iets waar ik altijd naar verlangd heb.
Ik hoop dat mijn dochter Overloon nog eens zal kunnen bezoeken, en ik ben blij dat wij elkaar ontmoet hebben.
Uw toegenegen …” 

De familie Borghs verzorgde trouw de bloemen op de graven van de vijf gesneuvelden, zoals de foto met mevr. Borghs aantoont.

Mevrouw Borghs bij het graf van Leslie Harrison
Mevrouw Borghs bij het graf van Leslie

Een laatste bezoek van de familie Harrison was in 2016. Zij hebben toen in het oorlogsmuseum een film gezien, waarin Duitse sluipschutters jacht maakten op de Britse soldaten, juist op de dag dat Leslie was gesneuveld.
Zij hebben die film als zeer indrukwekkend ervaren.

Bronnen en credits

Familie Borghs, Overloon
Chris Phillips
Joanne Johnston (familie)
Opsteller Harry Lutters

Lees verder

Finegold Morris Maurice

Finegold | Morris Maurice

  • Voornamen

    Morris Maurice

  • Leeftijd

    20

  • Geboortedatum

    14-02-1924

  • Datum overlijden

    13-10-1944

  • Servicenummer

    14513808

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Royal Warwickshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    IV. B. 14.

  • Morris Finegold

    Morris Finegold

    Morris Finegold

  • Graf Morris Maurice Finegold

    Graf Morris Maurice Finegold

    Graf Morris Maurice Finegold

Auteur Lesley Edwards Finegold

Biografie

Morris ofwel de Jiddische versie Moishe (uitgesproken als Moysha) zoals hij door zijn familie werd genoemd, werd geboren op Valentijnsdag, 14 februari 1924. Zoals gebruikelijk was in die tijd, werd hij thuis geboren, op 30 Hare Street, Bethnal Green in het East End van Londen.

Morris was een van de 11 kinderen. Hij was de 7e zoon en 8e kind van Soloman en Fanny Finegold. Zijn ouders kregen na hem nog twee jongens en een meisje, Pearl, dat in 1927 werd geboren, maar helaas in oktober 1931 aan roodvonk overleed, toen zij pas 4 jaar oud was. In die tijd kwam de ziekte tragisch genoeg veel voor en trof vooral kinderen tussen 2 en 8 jaar oud. Het moet voor de 7-jarige Morris moeilijk geweest zijn om dit trieste verlies te begrijpen.

Zijn ouders waren Russische emigranten die de Russische pogroms in het begin van de 20e eeuw ontvluchtten en zich in East End van Londen vestigden. Zij kwamen uit Zinkor, dat in die tijd deel uitmaakte van het Russische Rijk, maar tegenwoordig in Oekraïne ligt. De volkstelling van 1897 vermeldt Zinkor als een belangrijk Joods centrum met 3.719 Joden, wat ongeveer 53% van de bevolking van de stad was.

Volgens geruchten in de familie ontmoetten zijn ouders elkaar op de boot naar Engeland. Zij vestigden zich in de Joodse wijk East London en trouwden op 1 april 1906 in de East London Synagogue in de wijk Mile End in East End van Londen. Soloman was 25 jaar oud en zijn vrouw Fanny Weiner was 21 jaar. Hij was kleermakersknecht en zij was kleermaker. Ten tijde van hun huwelijk woonden zij beiden op 13 Corbett’s Court in Spitalfields, een Joodse wijk in Oost-Londen. Het was een smalle straat met kleine huizen. Daarna verhuisden zij naar 3 Davis Avenue, Hunt Street, Mile End in East London, voordat zij in 1911 verhuisden naar een 2-kamer appartement in Hare Street (later Cheshire Street genoemd).

In 1918, toen hij ongeveer 37 jaar oud was, nam zijn vader dienst bij de Royal Fusiliers om in de Eerste Wereldoorlog te vechten. Hij werd naar Alexandrië gezonden en uiteindelijk in 1919 gedemobiliseerd. Uit zijn legergegevens blijkt dat hij een zeer kleine man was met een lengte van 1.60 meter en een gewicht van 121 pond. Zijn zonen torende allen boven hem uit. Hij werd echter beschreven als medisch A1 met een goede lichamelijke ontwikkeling. Zijn vrouw moest 6 kinderen alleen opvoeden, terwijl hij in actieve dienst was.

Morris’ vader was kleermakersknecht van beroep. Hij strijkte dameskleding voor kleermakers met behulp van zeer grote zware strijkijzers die voortdurend op een heet fornuis moesten worden verwarmd. Het handvat had de vorm van de nek van een gans en daarom werden deze strijkijzers een “Tailor’s Goose” (gans van de kleermaker) genoemd.

Uit de volkstelling van 1921 blijkt dat Soloman toen geen werk had, dus het leven moet hard geweest zijn, want zij hadden 6 kinderen in de leeftijd van 13 tot 5 jaar en woonden in de 2 kamers in Hare Street die boven een groentewinkel waren.

De volkstelling was bedoeld om te laten zien wie er op de avond van de 19e juni op een bepaald adres woonde. Merkwaardig is dat, hoewel Soloman en Fanny op het volkstellingsformulier staan, slechts 2 kinderen worden vermeld als wonende bij hen die nacht. Dit waren de oudste jongen Barnett van bijna 14 jaar en het enige meisje, Millie van 7 jaar. Waar sliepen de andere 4 kinderen ’s nachts? De groentewinkel was eigendom van een mevrouw Rachel Rosen die 1 kind had van 21 jaar, dus mogelijk brachten sommige kinderen de nachten beneden door? Dit is echter louter speculatie. Toen Morris in 1924 werd geboren, moet het er overvol zijn geweest.

In de huwelijksakte van zijn ouders staat dat de vader van zijn moeder Morris Weiner was. Hij was schoenmaker. Hij moet kort voor Morris’ geboorte in 1924 zijn overleden en de baby Morris zou zijn vernoemd naar zijn grootvader van moederszijde. In het Joodse geloof wordt een baby niet naar een levende persoon vernoemd.

Er werd gezegd dat hij een rustige jongen was met de donkere krullende zwarte lokken en donkerbruine ogen van zijn vader en de meeste van zijn broers. Hij had een bijzondere band met zijn broer Hymie (Hyman), die in leeftijd het dichtst bij hem stond en slechts 2 jaar ouder was, en de lievelingsbroer van Mannie, het allerjongste kind, dat later in 1931 werd geboren.

Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog in 1939 woonde het gezin nog steeds in dezelfde 2 kamers in Cheshire Street. De twee oudste jongens waren getrouwd en verhuisd en de twee jongste, Sidney en Mannie waren geëvacueerd uit Londen om op het platteland te gaan wonen, ver weg van Londen en de onvermijdelijke bombardementen. In het UK Register van 1939 woonden slechts 4 kinderen en Morris nog thuis. Sidney van 10 jaar haatte het om weg te zijn en verhuisde snel terug naar huis, maar Mannie van 8 jaar ging bij een ouder echtpaar wonen dat geen kinderen kon krijgen en hem behandelde als hun zoon. Hij vond het zo fijn om bij hen te wonen dat hij bleef tot het einde van de oorlog, 6 jaar later, en het kostte veel moeite om hem over te halen om terug naar huis te verhuizen.

Bij het uitbreken van de oorlog had Soloman werk, net als de volwassen kinderen die nog thuis woonden, dus het leven moet financieel veel gemakkelijker zijn geweest. Dit kan de reden zijn geweest voor de verhuizing in 1943 naar Stepney, naar een huis op de hoek van Ensign Street en The Highway. Het adres was 11 The Highway en was wellicht ruimer, hoewel het nog steeds de alomtegenwoordige East End-voorziening van een buitentoilet had.

Vanaf 11 The Highway meldden twee van de broers zich aan bij het Royal East Kent Regiment (de Buffs) en werden al snel naar het Midden-Oosten gestuurd om te vechten. Morris volgde hun voorbeeld, toen hij in 1943 werd opgeroepen. In die tijd bestond het gevaar dat er een tekort aan steenkool zou ontstaan omdat mijnwerkers werden opgeroepen om in het buitenland te vechten. Steenkool was essentieel voor de oorlogsproductie. Dit leidde ertoe dat Ernest Bevin, die toen minister van Arbeid was, zich realiseerde dat sommige dienstplichtige jonge mannen in de mijnen tewerkgesteld konden worden in plaats van aan het front te dienen. Deze rekruten stonden bekend als Bevin Boys. Morris had de kans om een van deze jongens te worden, maar zijn moeder vreesde dat het werk te gevaarlijk was, dus net als zijn vader en broers voor hem nam hij dienst bij het leger en het 2e Bataljon van het Royal Warwickshire Regiment als soldaat Morris Finegold dienstnummer 14513808.

De enige foto van hem die bewaard is gebleven toont hem trots gekleed in zijn nieuwe legeruniform. Hij ziet er erg jong uit en heeft een nogal licht postuur. De manchetten van zijn uniform zijn omhoog gevouwen wat de suggestie wekt dat hij misschien klein van gestalte is. De familiegelijkenis is zeer sterk en in het bijzonder met zijn broer Mannie en Stephen, Mannie’s zoon.

De foto werd gegeven aan Betty, zijn toekomstige schoonzuster die met zijn broer Hymie trouwde. Na hun dood kwam de foto in een fotoalbum dat door hun dochter Denise werd geërfd. En daar bleef de foto tientallen jaren onontdekt tot de trieste dood van Hymie’s broer Sidney in maart 2022 familieleden ertoe aanzette op zoek te gaan naar oude foto’s om mee te nemen naar zijn begrafenis. Deze enige overgebleven foto van Morris werd gevonden in een lang vergeten album met familiefoto’s.

Kort nadat deze foto genomen was, werd Morris naar het buitenland gezonden om deel te nemen aan de West Europa Campagne waar hij op 13 oktober 1944 op tragische wijze dodelijk gewond raakte in de slag om Overloon in Nederland. Hij was slechts 20 jaar oud.

Het wanhopig trieste nieuws werd doorgegeven aan zijn familie die alle vreselijke formaliteiten en rouw moest doorstaan. Successie werd verleend op 13 december 1944 met de droevige zin “Gestorven in oorlogsdienst”. Hij liet een vermogen na van 310 pond, wat vandaag overeenkomt met ongeveer 11.020 pond of 13.250 euro, een niet onaanzienlijk bedrag voor een jongeman van 20 jaar. Maar meer dan dat liet hij een rouwende familie na die hem altijd is bijgebleven. Zijn jongste broer, nu 90 jaar oud, is de enige overlevende broer en heeft tot op de dag van vandaag liefdevolle herinneringen aan hem.

Hij werd oorspronkelijk begraven op Passveld in Nederland, maar werd op 28 mei 1947 herbegraven op de speciaal aangelegde begraafplaats in Overloon. De rustige en bosrijke omgeving en de zorg die de Nederlanders aan de begraafplaats besteden, zorgen ervoor dat de graven altijd prachtig onderhouden zijn en dat de jonge mannen die hun leven gaven zodat anderen konden leven, niet vergeten worden.

Lesley Maureen Edwards Finegold
Lesley Edwards (Maureen Finegold) Aged 8 months

In overeenstemming met de Joodse traditie, was ik het volgende kind dat geboren werd, en net zoals Morris genoemd was naar zijn overleden grootvader Morris, zo werd ik Maureen genoemd naar mijn jonge oom Morris.

Uit dankbaarheid voor de oorlogsinspanning betaalde de Nederlandse regering dat de naaste familieleden van degenen die in Overloon begraven waren, de graven konden bezoeken en bij Nederlandse families in huis konden worden opgenomen. Mijn ouders en verschillende broers maakten van de gelegenheid gebruik om Morris’s graf te bezoeken en er ontstond een hechte vriendschap tussen onze families en onze vriendelijke Nederlandse gastheren. Ik herinner me de Nederlandse familie waar mijn ouders logeerden, die naar Engeland kwam om bij mijn ouders te logeren. Op hun terugreis naar Nederland via Dover, raapten ze een grote steen op en droegen die terug naar Morris’ graf in Overloon, zodat hij een herinnering aan Engeland zou hebben. Dit was in overeenstemming met de traditie van Joodse mensen die graven bezoeken en dan een steen op het graf achterlaten ter herinnering aan de overledene.

In recentere tijden hebben verschillende nichten en neven, waaronder ikzelf, Overloon bezocht om onze eer te betuigen. Daarnaast hebben mijn man en ik geweldige vrienden Erna en Kees Tekke uit Oosterhout, die het graf van tijd tot tijd namens ons bezoeken en die zijn graf nu officieel hebben “geadopteerd”.

De Slag om Overloon wordt ook wel “De Vergeten Slag” genoemd, maar de organisatoren en vrijwilligers van de begraafplaats zullen er voor zorgen dat informatie over de begravenen, waar mogelijk, zal worden onderzocht en vastgelegd, zodat de Slag en de herinnering aan de dappere militairen in de graven van de begraafplaats nooit vergeten zullen worden.

Lesley Edwards (Nee Maureen Finegold). April, 2022. Cheshire, Engeland.

  • Jock-and-Hymie-Finegold-Royal-East-Kent-Regiment

    Jock-and-Hymie-Finegold-Royal-East-Kent-Regiment

    Jock-and-Hymie-Finegold-Royal-East-Kent-Regiment

  • Sid-Finegold-1929-1922

    Sid-Finegold-1929-1922

    Sid Finegold 1929-1922

  • Jock-and-Hymie-Finegold-on-horseback

    Jock-and-Hymie-Finegold-on-horseback

    Jock and Hymie Finegold in Azie

  • English-families-visiting-war-graves

    English-families-visiting-war-graves

    Engelse families arriveren in Nederland om de oorlogsgraven te bezoeken

  • Family Morris Finegold

    Family Morris Finegold

    Famile Finegold, Sid, Jock, Roger, David, (Lionel – man van Millie, achter vader Solomon), Harry, Barnie en helemaal rechts is Mannie. Hymie staat niet op de foto.

Bronnen en credits

Lesley Edwards Finegold

Research Anny Huberts

Lees verder

Finegold Morris Maurice biography

Finegold | Morris Maurice

  • First names

    Morris Maurice

  • Age

    20

  • Date of birth

    14-02-1924

  • Date of death

    13-10-1944

  • Service number

    14513808

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Royal Warwickshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grave number

    IV. B. 14.

  • Morris Finegold

    Morris Finegold

    Morris Finegold

  • Graf Morris Maurice Finegold

    Graf Morris Maurice Finegold

    Graf Morris Maurice Finegold

Author Lesley Edwards (Maureen Finegold)

Dutch version

Biography

Morris or the Yiddish version Moishe (pronounced Moysha) as he was called by his family was born on Valentine’s Day, the 14th February, 1924. As was typical at the time, he was born at his home at 30 Hare Street, Bethnal Green in the East End of London. 
 
Morris was one of 11 children. He was the 7th son and 8th child of Soloman and Fanny Finegold. His parents had 2 more boys after him and a little girl named Pearl who was born in 1927, but sadly died of Scarlet Fever in October 1931 when she was only 4 years old. At this time the disease was tragically common and mainly effected children between 2 and 8 years of age.  It must have been hard for the 7 year old Morris to understand this sad loss.
 
His parents were Russian emigrants who fled the Russian pogroms in the early 1900’s and settled in the East End of London. They came from Zinkor which at the time was part of the Russian Empire but today is in Ukraine. The 1897 Census records Zinkor as an important Jewish centre with 3,719 Jews which was about 53% of the population of the Town.
 
Family rumour suggests that his parents met on the boat coming to England. They settled in the Jewish East London area and were married on the 1st April 1906 in the East London Synagogue in the Mile End district in the East End of London. Soloman was 25 years of age and his wife Fanny Weiner was 21 years. He was a Tailor’s presser and she was a Dressmaker. At the time of their marriage, they were both living at 13 Corbett’s Court in Spitalfields in a Jewish area of East London.  It was a narrow street of small houses. They then moved to 3 Davis Avenue, Hunt Street, Mile End area of East London before moving by 1911, to a 2 room apartment in Hare Street (later called Cheshire Street).
 
In 1918 at the age of about 37 years his father enlisted with the Royal Fusiliers to fight in the 1WW. He was sent to Alexandria and finally demobbed late in 1919. His Army records show he was a very small man of 5’ 3” height (1.60 metres) and weighed 121 lbs. His sons all towered over him. However, he was described as Medically A1 with a good physical development.  His wife was left with 6 children to bring up on her own, whilst he was on active service.
 
Morris’s father was a Tailor’s Presser by profession. He ironed ladies clothing for Tailors using very large heavy irons which had to be continually heated on a hot stove. The handle was shaped like the neck of goose and so these irons were called a “Tailor’s Goose”.
 
The 1921 UK Census shows that Soloman was out of work at the time so life must have been hard as they had 6 children aged from 13 years to 5 years of age and were living in the 2 rooms in Hare Street which were above a Greengrocers shop. 
 
The Census was intended to show who was living at any particular address on the night of the 19th June.  Curiously, although Soloman and Fanny are recorded on the Census form, only 2 children are given as living with them that night.  These were the eldest boy Barnett aged nearly 14 years and the only girl, Millie aged 7 years.  Where were the other 4 children sleeping at night?  The Greengrocers shop was owned by a Mrs Rachel Rosen who had l child aged 21 years, so possibly some of the children spent the nights downstairs?  However, this is mere speculation. When Morris was born in 1924 the premises must have been very overcrowded. 
 
His parents’ Marriage certificate gives his mother’s father as Morris Weiner. He was a Bootmaker. He must have died shortly prior to Morris’s birth in 1924 and the baby Morris would have been named after his maternal Grandfather. In the Jewish religion a baby is not named after a living person.
 
He was said to be a quiet boy with the dark curly black locks and dark brown eyes of his father and most of his brothers. He was particularly close to his brother Hymie (Hyman) who was nearest in age to him and only 2 years older, and the favourite brother of Mannie, the very youngest child, born later in 1931.
 
By the outbreak of the second World War in 1939 the family were still living in the same 2 rooms in Cheshire Street.  The 2 eldest boys had married and moved out and the 2 youngest, Sidney and Mannie were evacuated out of London to live in the countryside away from London and the inevitable bombing.  In the 1939 UK Register of occupants only 4 children and Morris were still living at home.  Sidney aged 10 hated being away and soon moved back home but Mannie aged 8 years went to live with an elderly couple who couldn’t have children and treated him like their son and he loved living with them so much that he stayed until the very end of the War, 6 years later, and it took much persuading for him to move back home.
 
At the outbreak of the War, Soloman was employed, as were the grown up children who were still living at home, so life must have been financially much easier.  This may have been the reason for the move in 1943 to Stepney into a house on the corner of Ensign Street and The Highway.   The address was 11 The Highway and may have been more spacious, although it still had the ubiquitous East End facility of an outside Toilet.
 
It was from 11 The Highway that 2 of the brothers enlisted into the Royal East Kent Regiment (the Buffs) and were soon sent to the Middle East to fight.  Morris followed their example, when he was called up in 1943.  At that time there was a danger that coal would be in short supply as miners were called up to fight abroad. Coal was essential for war production.  This led to Ernest Bevin who was Minister for Labour at the time, realising that some conscripted young men could be employed down the mines instead of serving at the Front.  These recruits were known as Bevin Boys. Morris had the opportunity to become one of these Boys, but his mother feared that the work was too dangerous, so like his father and brothers before him he enlisted with the Army and the 2nd Battalion of the Royal Warwickshire Regiment as Private Morris Finegold Service Number 14513808. 

The one and only surviving photo of him shows him proudly dressed in his new army uniform. He looks very young and with a rather slight build. The cuffs of his uniform are folded up giving the suggestion of his perhaps being of short stature. The family resemblance is very strong and in particular to his brother Mannie and Stephen, Mannie’s son.
 
The photo was given to Betty, his future Sister in Law who married his brother Hymie. After their deaths it went into an album of photos inherited by their daughter, Denise.  And there the photo remained, undiscovered for decades until the sad death of Hymie’s brother Sidney in March 2022 encouraged family members to hunt out old photos to bring to his funeral. This only surviving photo of Morris was found in a long forgotten album of family photos.
 
Shortly after this photo was taken, Morris was sent abroad to take part in the Western Europe Campaign where on the 13th October, 1944 he was tragically mortally wounded in action at the Battle of Overloon in Holland. He was just 20 years of age.

The desperately sad news was passed to his family who had to go through all the dreadful formalities and mourning. Probate was granted on 13th December 1944 with the sad sentence “Died on War Service”. He left effects to the sum of £310 0s 5d which would be equivalent to approximately £11,020 today or 13,250 Euros, a not inconsiderable amount for a young man of 20 years. But, more than that he left a grieving family that always remembered him. His youngest Brother, now aged 90, is the only surviving sibling and still has loving memories of him to this day.
 
He was originally buried at Passveld in Holland but then re-interred in the purpose built Cemetery at Overloon on the 28th May 1947.  The tranquil and wooded surroundings and the care taken by the Dutch of the cemetery ensure that the graves are always beautifully maintained and those young men that gave their lives so others may live, are not forgotten.

Lesley Maureen Edwards Finegold
Lesley Edwards (Maureen Finegold) Aged 8 months

In keeping with the Jewish tradition, as I was the next child to be born, and just as Morris was named after his deceased Grandfather Morris, so I was named Maureen after my young Uncle Morris. 
The Dutch Government in gratitude to the war effort, paid for the closest relatives of those buried at Overloon to visit the graves and to be put up in the Homes of Dutch families.  My parents and various brothers took the gracious opportunity to visit Morris’s grave and a firm friendship was established between our families and our kind Dutch hosts. I remember the Dutch family my parents stayed with coming over to England to stay with my parents. On their journey back to Holland via Dover, they picked up a large stone and carried it back to Morris’s grave in Overloon for him to have a memory of England. This was in keeping with tradition of Jewish people who visit graves and then leave a stone on the grave in memory of the deceased.  

In more recent times various nieces and nephews including myself have visited Overloon to pay our respects. In addition, my husband and I have wonderful friends Erna and Kees Tekke from Oosterhout in Holland who visit the grave from time to time on our behalf and who have now officially “Adopted” his grave.
 
The Battle of Overloon has been referred to as “The Forgotten Battle” but the organisers and volunteers at the Cemetery will make sure that information about those buried will, wherever possible, be researched and recorded so that the Battle and the memory of the brave Servicemen in the Cemetery graves will never be forgotten.

Lesley Edwards (Nee Maureen Finegold).  April, 2022.  Cheshire, England.

  • Jock-and-Hymie-Finegold-Royal-East-Kent-Regiment

    Jock-and-Hymie-Finegold-Royal-East-Kent-Regiment

    Jock-and-Hymie-Finegold-Royal-East-Kent-Regiment

  • Sid-Finegold-1929-1922

    Sid-Finegold-1929-1922

    Sid-Finegold-1929-1922

  • Jock-and-Hymie-Finegold-on-horseback

    Jock-and-Hymie-Finegold-on-horseback

    Jock-and-Hymie-Finegold-on-horseback

  • English families arriving Holland to visit war graves

    English families arriving Holland to visit war graves

    English families arriving in Holland to visit war graves

  • Family Morris Finegold

    Family Morris Finegold

    Finegold Family Sid, Jock, Roger, David, (Lionel – husband of Millie just behind father Solomon), Harry, Barnie and far right is Mannie. Hymie is not in this picture.

Sources and credits

Lesley Edwards (nee Maureen Finegold)

Lees verder

Orr Hubert Gerald

Orr | Hubert Gerald

  • Voornamen

    Hubert Gerald

  • Leeftijd

    34

  • Geboortedatum

    15-04-1910

  • Datum overlijden

    25-09-1944

  • Servicenummer

    50070

  • Rank

    Lieutenant Colonel

  • Regiment

    Durham Light Infantry, Monmouthshire Regiment

  • Grafnummer

    III. E. 14.

  • Hubert Gerald Orr

    Hubert Gerald Orr

    Hubert Gerald Orr

  • graf Hubert Gerald Orr

    graf Hubert Gerald Orr

    graf Hubert Gerald Orr

Auteur Arno van Dijk

Reportageserie

3 mannen, 3 Britse militairen, begraven op 2 verschillende begraafplaatsen. Maar toch voor altijd met elkaar verbonden. Door die ene noodlottige middag, die ene noodlottige minuut, daar in dat Brabantse dorp.
 
Hubert Orr (1910 – 1944)
Begraven op de CWGC-begraafplaats in Overloon, grafnummer 14, vak III, rij E
 
David Silvertop (1912 – 1944)
Begraven op het RK-kerkhof in Sint Anthonis, grafnummer 4
 
Maurice Lock (1915 – 1944)
Begraven op het RK-kerkhof in Sint Anthonis, grafnummer 3

De fatale splitsing

“We hebben toch troepen gestationeerd op die andere straat, of niet?“
“Ja, natuurlijk hebben we dat.”
“Maar ik denk niet dat dit een van ons was. Het klonk als een Duits machinegeweer.”
“Ja, zo klonk het enigszins.”
Bron: citaat uit ‘Roscoe the bright shiner’, Biografie over Charles Barnet ‘Roscoe’ Harvey
 
In het felle zonlicht werpt het monument in Sint Anthonis zijn schaduw over de stenen.
Een paar auto’s, fietsers en voetgangers passeren deze plek.
Nu is het een rustieke plek in het dorp.
Maar tegelijkertijd is het de plek die al die jaren geleden het dramatische slot vormde van een reeks snel opeenvolgende gebeurtenissen. Waarbij de bevrijding van het dorp zonder al te veel problemen leek te verlopen, maar waar die dag alsnog een dag werd met een grote zwarte rand.
En waarbij 3 mannen totaal onverwacht voor altijd met elkaar verbonden zouden raken: Hubert Orr, David Silvertop en Maurice Lock.

Biografie

Hubert Gerald Orr wordt geboren op vrijdag 15 april 1910 en is de tweede zoon van Colonel Gerald Maxwell Orr en Evelyn Constance Orr – Leir, die trouwen op 11 februari 1904 in de Holy Trinity Church in Exmouth, een kustplaats in de buurt van Exeter (Devon). Evelyn Leir is de dochter van Lieutenant Colonel Leir.
Gerald Orr, net als zijn vrouw geboren in 1876, is militair. Hij dient o.a. in India (The Indian Army) aan de noordwestelijke grens en weet op te klimmen tot de rang van Colonel. Gerald wordt tijdens zijn militaire carrière hoog onderscheiden met de CBE (Commander of the Order of the British Empire) en de DSO (Distinguished Service Order) die hem wordt toegekend voor zijn moed en acties tijdens de Eerste Wereldoorlog.
In 1906 wordt het eerste kind van Gerald en Evelyn geboren, een zoon: Cecil William Bannon Orr, gevolgd door hun tweede zoon Hubert Gerald in 1910.

Lees het vervolg van de biografie en het dossier over Hubert Orr, David Silvertop, Maurice Lock en het drama in Sint Anthonis in de volledige versie van “Gezichten uit het verleden” hieronder. 

Gezichten uit het verleden Hubert Orr aflevering 3

Silvertop en Orr: de handgranaat en de cover up-theorie

De waarheid achter het Sint Anthonis-drama, 25 september 1944

Ook al lijkt een OWC-dossier definitief samengesteld te zijn omdat alle beschikbare informatie over de militair, zijn geschiedenis en de omstandigheden daarin zijn verwerkt, toch is definitief soms niet definitief. Want nog altijd kunnen er nog niet eerder beschreven herinneringen of feitjes opduiken. Die het verdienen alsnog verteld te worden en dan toegevoegd worden aan een nieuwe versie van het dossier.
Wanneer er één dossier is dat met tussenpozen nog altijd in ontwikkeling is, dan is het wel het gezamenlijke dossier over Orr, Silvertop en Lock en de dramatische gebeurtenissen in Sint Anthonis op maandagmiddag 25 september 1944.
 
Op deze middag, 25 september 1944 rond 16.30 uur worden de Britse officieren Lieutenant Colonel Hubert Orr en Lieutenant Colonel David Silvertop, terwijl ze met 2 andere Britse officieren overleg voeren op een splitsing in het Brabantse dorp Sint Anthonis, daar opeens dodelijk getroffen door Duitse kogels. Die kogels worden afgevuurd vanuit plotseling passerende Duitse half-tracks die op de vlucht zijn voor de Britse troepen, daarbij in het dorp belanden en in paniek al schietend een uitweg uit het dorp zoeken. Dat is een feit. Of toch niet?
Want is de waarheid toch helemaal anders, zoals een hardnekkig gerucht en verschillende publicaties nog altijd beweren? En is het zelfs zo, zoals sommigen beweren, dat er zelfs sprake is van een cover up en dat de echte waarheid niet mag worden verteld?
 
Dit onderzoek wordt een tocht langs onverwachte zaken, een duik in bekend en totaal onbekend materiaal. En zelfs exclusief materiaal dat nog nooit openbaar is gemaakt, maar dat speciaal voor dit onderzoek ter beschikking is gesteld.

Lees het volledige onderzoeksrapport en resultaten hieronder.

Silvertop en Orr: de handgranaat en de cover up-theorie

Bronnen en credits

Zie de uitgebreide lijst in de volledige versies. 

Lees verder

Andrews John biography

Andrews | John

  • First names

    John

  • Age

    24

  • Date of birth

    1920

  • Date of death

    08-11-1944

  • Service number

    3959646

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Royal Warwickshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grave number

    III. D. 10.

Graf John Andrews

Graf John Andrews

Graf John Andrews

Dutch version

Biografie

Son of David and Lydia Andrews. Brother of Mrs Feltham.

Bronnen en credits

Lees verder

Andrews John

Andrews | John

  • Voornamen

    John

  • Leeftijd

    24

  • Geboortedatum

    04-01-1920

  • Datum overlijden

    08-11-1944

  • Servicenummer

    3959646

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Royal Warwickshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    III. D. 10.

  • John Andrews

    John Andrews

    John Andrews

  • Graf John Andrews

    Graf John Andrews

    Graf John Andrews

Biografie

John Andrews kwam om het leven door een tragisch motorongeluk op 8 november 1944 in Stevensbeek. Hij was toen 24 jaar oud. Hij was Private bij het Royal Warwickshire Regiment, 2nd Bn (servicenummer 3959646). Hij werd aanvankelijk begraven bij het “Maria Regina” Klooster in Stevensbeek en op 27 mei 1947 bijgezet in graf III.D.10. op de CWGC Begraafplaats Overloon. De inscriptie op zijn graf luidt: “Deep in our hearts, your memory we keep. Longed for always. Brothers and sisters.”

Familieachtergrond

John Andrews (door familie Jacky genoemd) werd geboren op 4 januari 1920 om 22.00 uur in 98 Tramway, Hirwaun, Aberdare, als zoon van David Andrews en zijn vrouw Lydia, geboren Drew. Hij was de oudste van een tweeling en het zevende van tien kinderen. Zijn broers en zussen waren:

  • Margaret, geboren op 12 december 1908 in Mardy
  • Elizabeth Jane, geboren op 6 juni 1910 in Mardy, overleden op 28 april 1988 in het district Merthyr Tydfil
  • Harriet, geboren op 1 juni 1912 in Glyneath
  • William David, geboren op 7 januari 1914 eveneens in Glyneath, overleden op 5 augustus 1972
  • Martha Maud, geboren op 25 maart 1915 in Hirwaun, overleden in 1996 in het district Pontypridd
  • Eva Mary, geboren op 12 september 1917 in Hirwaun
  • Evan (Johns tweelingbroer) geboren op 4 april 1920 om 22.10 uur, overleden op 8 april 1920 in 98 Tramway, Hirwaun
  • Catherine C. geboren in 1921 in Hirwaun
  • Evan R. geboren in 1923 in Hirwan, overleden in 1994 in het district Pontypridd

David Andrews was in 1871 geboren in Aberystwyth, Cardiganshire, maar verhuisde naar de omgeving van Hirwaun, waar hij Lydia Drew ontmoette en op 12 maart 1908 in het district Merthyr Tydfil met haar trouwde. Lydia’s familie kwam uit Calne, Wiltshire.

Johns moeder, Lydia, was de oudste van vijf kinderen van William Drew (geboren in Hirwaun in 1861 en overleden in Hirwaun in 1916) en Mary E. Thomas, ook bekend als Margaret (geboren in 1863 in Cwmaman en overleden vóór 1901 in Hirwaun).

Bij de volkstelling van 1911 woonde het gezin in Glyneath, waar David ondergronds vrachtvervoerder was in een lokale kolenmijn.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft Johns vader David gediend in het Army Service Corps (regiment/nummer 106780).

Tegen de tijd dat John en zijn tweelingbroer Evan werden geboren, was het gezin teruggekeerd naar Hirwaun en woonde het op Tramway 98 in Hirwaun, een klein dorpje ten noorden van Aberdare. Een deel van Tramway bestaat nog steeds, hoewel veel van de oude huizen zijn vervangen door moderne woningen. In het register van 1939 woonde Johns vader, die inmiddels weduwnaar was geworden nadat Lydia in 1931 was overleden, op Tramway 95 met Johns jongere broer Evan. Helaas overleed Johns vader in 1940. Veel leden van de familie Drew woonden in de buurt.

Militaire carriëre

John meldde zich al voor de oorlog aan bij het leger en diende 7 jaar in India, waarvan 2 jaar in Burma. In mei 1944 komt hij terug uit India voor verlof en wordt hij groots onthaald in zijn woonplaats waar hij heel populair en gerespecteerd is.

Met het Royal Warwickshire Regiment 2nd Bn. wordt hij overgeplaatst naar de 3e infanteriedivisie waarmee het regiment op D-Day, 6 juni 1944 landde als onderdeel van de openingsaanval op de stranden van Normandië. Het bataljon vocht tijdens de hele slag om Caen en de doorbraak uit Normandië, door Noord-Frankrijk naar België en Nederland.

Na het falen om de brug bij Arnhem in te nemen in Operatie Market Garden eind september 1944, bleven de Geallieerden achter in een zeer precaire smalle salient door Nederland.
Het bataljon was Nederland binnengekomen bij Asten op 22 september 1944. Dit is ten oosten van Eindhoven. Op 1 oktober trokken ze in een regenbui noordoostwaarts naar Malden, dat tussen Nijmegen en de Maas ligt. Het doel van Operatie Aintree was om de salient te verbreden door vanuit Nijmegen naar het zuiden te trekken om Overloon en vervolgens Venray in te nemen en uiteindelijk een Duits bruggenhoofd aan de Maas bij Venlo uit te schakelen.

Aanvankelijk zou de Amerikaanse 7de Pantserdivisie deze taak op zich nemen, terwijl Britse strijdkrachten, waaronder de 3de Divisie, oostwaarts zouden trekken, over de Duitse grens, en het bosgebied bekend als het Reichswald zouden veroveren, van waaruit de Duitsers tegenaanvallen hadden gelanceerd.

Op 9 oktober veranderde het plan echter. Een poging van de Amerikaanse 7de Pantserdivisie om Overloon en Venray in te nemen had veel mannen en tanks verloren zonder veel vooruitgang te boeken. Veldmaarschalk Montgomery besloot dat hij de aanval op Reichswald moest uitstellen. Hij moest de Scheldemonding vrijmaken om de broodnodige havenfaciliteiten van Antwerpen te openen en de kleinere, maar ook essentiële taak om de Duitse troepen ten westen van de Maas uit te schakelen. Dit laatste doel werd toevertrouwd aan 8 Corps, inclusief de 3de Divisie. De 3de Divisie moest aanvallen in zuidoostelijke richting naar Venray, in de hoop vijandelijke troepen af te leiden terwijl drie andere divisies zich voorbereidden om oostwaarts naar Venlo op te rukken.

Sgt. George W A Davis gaf later een levendige beschrijving van de omstandigheden die zouden komen: “De laatste goede, lange slaap die we hadden was ongeveer op 10 of 11 oktober. Onze kleren waren smerig, we waren bijna uitgeput door gebrek aan voedsel en slaap. Het was erg koud en het regende en sneeuwde de hele tijd, dus we waren allemaal nat. Er waren overal granaten, mortierbommen, machinebeschietingen, Moaning Minnies, raketten en Duitse sluipschutters.”

Overloon werd op 12 oktober door andere Bataljons ingenomen. Van 13 tot 18 oktober was het bataljon samen met andere regimenten betrokken bij het vrijmaken van bossen rond Overloon van de vijand en vervolgens bij de verovering van Venray. Hiervoor moest de Molenbeek worden overgestoken die een groot obstakel vormde voor zowel tanks als infanterie. Het bataljon bereikte zijn doelen met succes maar leed zware verliezen met 14 gesneuvelden, 90 gewonden en 3 vermisten.

Op 19 oktober werd het bataljon afgelost en keerde terug naar Overloon waar ze bleven voor een rustperiode tot 25 oktober. Het leven daar was niet erg comfortabel omdat het dorp zwaar beschadigd was door de strijd om de bevrijding. Een schrijver beschreef het als “meelijwekkend gehavend… dakpannen lagen van de daken van de huisjes; rafelige granaatgaten in de muren van de huizen lieten een uitzicht zien op een kruisbeeld, een pluchen fauteuil of misschien een portret van Wilhelmina.”

Een speciale dagorder werd op 21 oktober uitgegeven door het 8 korpscommando en luidde als volgt:- “Ik wil jullie allemaal feliciteren met de uitstekende prestaties die jullie hebben geleverd tijdens de recente operaties tegen Venray. Jullie hebben allemaal jullie aandeel gehad in dit succes, maar ik moet in het bijzonder 185 Inf BDE feliciteren met de magnifieke prestatie van het overbruggen van de beek ten noorden van Venray met alle elementen tegen hen. In deze gevechten hebben jullie vastberadenheid en doorzettingsvermogen getoond en hebben jullie de overtuiging gekregen dat jullie beter zijn dan de vijand. Het is waarschijnlijk de eerste actie van een groot aantal van jullie en ik heb het gevoel dat jullie een geweldige start hebben gemaakt en daardoor mijn volledige vertrouwen hebben gekregen.”

Op 26 oktober nam het bataljon het over van de South Lancashires in Venray. Een belangrijke taak in de komende dagen was het evacueren van het zeer grote aantal burgers dat nog in de stad aanwezig was. De Duitsers hadden de weg ten oosten van Venray naar Oostrum nog steeds in handen, dus er bleven beschietingen komen. Het bataljon bleef de eerste helft van november in Venray en hield deze linie in handen. De accommodatie was goed en bijna alle rangen konden in kelders wonen. Er werd in deze tijd praktisch geen contact gemaakt met de vijand aan het front van het bataljon zodat een zekere ontspanning mogelijk was. Bezoeken aan bioscopen en theaters gingen regelmatig door zoals ook de toewijzingen voor diverse clubs en verlof naar Brussel. Dit ogenschijnlijk rustige en veilige bestaan werd niettemin verstoord door Duitse mortier- en granaatvuur, dat elke dag toenam en tegen het einde van de periode op sommige plaatsen zeer hevig was.

Het was tijdens deze periode dat John Andrews op 8 november 1944 om het leven kwam door een motorongeluk. Hij was op die dag als koerier aan het werk en op een slecht stuk weg kwam hij in botsing met een ander voertuig. Hij was op slag dood en bleef gespaard van lichamelijk lijden.

Zijn commandant A.R. Allen schreef o.a. aan zijn familie:

“Hij was tot aan zijn dood lid van mijn peloton en ik had me geen betrouwbaarder en vrolijker soldaat kunnen wensen. Hij vergezelde me bij verschillende zware opdrachten en bewees op vele manieren zijn waarde. Het was dan ook een grote schok voor zijn pelotonskameraden en voor mijzelf toen we hoorden van het ongeluk.”

Het werd begraven in een veldgraf bij het “Maria Regina” Klooster in Stevensbeek en op 27 mei 1947 bijgezet in graf III.D.10. op de CWGC Begraafplaats Overloon.

Article Aberdare Leader December 9 1944

Article Aberdare Leader December 9 1944

Article Aberdare Leader December 9 1944

Bronnen en credits

Bevolkingsregister data, Britse militaire info en stambomen uit Ancestry
FreeBMD diverse bevolkingsregister info
War Diaries Royal Warwickshire Regiment 2nd Bn
Artikel uit The Aberdare Leader december 1944
Lisa Astley, achternicht van John Andrews

Deze biografie is samengesteld door onze stichting, op basis van eigen onderzoek en verhalen van andere militairen die dienden in hetzelfde regiment of deelnamen aan dezelfde strijd. Hierbij is deels gebruikgemaakt van collectief werk binnen de stichting.

Research Jane Hope, Anny Huberts

Lees verder

volg ons op

e-mail: overloonwarchronicles@gmail.com
correspondentieadres:
Holthesedijk 2 a, 5825JG Overloon

Kvk nummer: 83346422
Banknummer: NL04 RBRB 8835 3869 69
t.n.v. Stichting Overloon War Chronicles
BIC / SWIFT code  RBRBNL21

©2021 Overloon War Chronicles