Skip to main content

Hankin Gordon Leslie

Hankin | Gordon Leslie James

  • Voornamen

    Gordon Leslie James

  • Leeftijd

    25

  • Geboortedatum

    1919

  • Datum overlijden

    17-11-1944

  • Servicenummer

    1465405

  • Rang

    Lance Bombardier

  • Regiment

    Royal Artillery, 63 (The Queen’s Own Oxfordshire Hussars) Anti-Tank Regt.

  • Grafnummer

    II. D. 7.

  • Gordon Leslie James Hankin

    Gordon Leslie James Hankin

    Gordon Leslie James Hankin

  • Graf Gordon Hankin

    Graf Gordon Hankin

    Graf Gordon Hankin

Biografie

MILITAIRE CARRIÈRE

Het is op dit moment nog niet bekend wanneer Gordon  bij de Royal Artillery, het 63 (The Queen’s Own Oxfordshire Hussars) Anti-Tank Regt.

QUEENS OWN OXFORDSHIRE HUSSARS

In 1938 werd het Queens Own Oxfordshire Hussars regiment omgevormd van een artillerierol naar die van een anti-tank eenheid en omgedoopt tot het 53ste Anti-Tank Regiment Royal Artillery (TA) (Worcestershire en Oxfordshire Yeomanry).
In 1939 werd het Oxfordshire Yeomanry aangewezen als 63rd Anti-Tank Regiment Royal Artillery (TA) met hoofdkwartier in Oxford en het Worcestershire Yeomanry bleef bij het 53rd Anti-Tank Regiment. Er werden vier batterijen gevormd 249 en 250 in Oxford en 251 en 252 in Banbury.

Het regiment nam deel aan de kustverdediging van Engeland na Duinkerken in 1940 en werd daarna naar Noord-Ierland uitgezonden als onderdeel van de 61ste Divisie, een verdedigingsmacht voor het geval de vijand troepen in het neutrale Ierland zou landen om Engeland binnen te vallen.

De twee-ponds antitankkanonnen van het regiment werden later vervangen door zes-ponds antitankkanonnen en deze werden op hun beurt vervangen door zeventien-ponds antitankkanonnen. Deze werden getrokken door Crusader tanks waarvan de bovenste koepel was verwijderd, zodat de bemanningen gemakkelijk in en uit konden stappen. Quads, voertuigen met vierwielaandrijving werden ook geïntroduceerd voor het trekken van de kanonnen.

Het regiment werd de volgende drie jaar in Ierland gestationeerd, met uitzondering van de batterij 251 Banbury. In 1941 werd dit losgemaakt en maakte het deel uit van het 85e Anti-Tank Regiment Royal Artillery, onderdeel van een inderhaast samengestelde troepenmacht die Singapore moest verdedigen tegen het binnenvallende Japanse leger.

Luitenant-kolonel John Thompson voerde het bevel over de Oxfordshire Yeomanry van 1942 tot 1944.
Batterijen 249, 250 en 252 keerden in februari 1943 terug naar Engeland en namen deel aan grootschalige oefeningen met Amerikaanse en andere troepen ter voorbereiding op de landing in Normandië.
Sir Winston Spencer Churchill werd van 1942 tot 1965 Erekolonel van het regiment.

Het regiment maakte geen deel uit van de landingen op D-Day, omdat het in reserve was gebleven om andere frontlinie-eenheden aan te vullen. Luitenant-kolonel John Thompson bemiddelde om een gevechtsopdracht voor het regiment aan te vragen. Hij nam via een tussenpersoon contact op met Winston Churchill, ex-officier van de Oxfordshire Yeomanry en ere-kolonel, nu premier en minister van defensie die instemde met het verzoek.

In oktober vertrok het regiment naar Frankrijk. Na aankomst in Dieppe als onderdeel van het tweede leger werden ze samengevoegd met een ander regiment, de 91st Argyle and Sutherland Highlanders. In de daaropvolgende maanden rukte de Oxfordshire Yeomanry samen met hun nieuwe Schotse collega’s met het leger op door Frankrijk, België en Nederland terwijl de vijand werd teruggedreven richting Duitsland.

Na het mislukken van de verovering van de brug bij Arnhem in Operatie Market Garden eind september 1944, bevonden de Geallieerden zich in een smalle frontlijn door Nederland. Operatie Aintree midden oktober veroverde met succes Overloon en Venray en slaagde erin de salient in dat gebied te verbreden. Duitse patrouilles bleven echter de geallieerde troepen in het Boxmeerse gebied bedreigen door ’s nachts de Maas over te steken.

Op 7 november 1944 rijden zo’n 400 militairen van het 63rd Anti-Tank Regiment het Boxmeerse gebied binnen. De eenheid heeft 17-ponds kanonnen bij zich en tanks van het type M10. Een van de eerste doelen is de kerktoren in Afferden, aan de overkant van de Maas, uit te schakelen. De Duitsers gebruiken deze als Observation Point. Op 9 november richten zij hun tank, over de Maas, op de kerk en die wordt succesvol in puin geschoten.

Alhoewel de taak van de eenheid is om met hun M10 tankjagers en 17-ponds kanonnen vijandelijke tanks onschadelijk te maken, krijgt de eenheid van de Maas een andere taak: linies bewaken, infanteriewerk eigenlijk.

In het gebied moeten de militairen 3 Strong Points bemannen.  Met deze SP’s is er voor het eerst sprake van structurele actie in het Boxmeerse niemandsland om Duitse patrouilles tegen te houden, die vooral ’s nachts de Maas oversteken. Onwennig gaan ze in het donker man tot man gevechten aan en krijgen ze veel voor hun kiezen. Duitse patrouilles en granaatvuur maken hun dagen verre van gemakkelijk. Ondanks hun onervarenheid komen de mannen van batterij 250 er in eerste instantie ongeschonden van af.

Maar het succes verbleekt snel en wordt overschaduwd door een groot drama. Op 17 november, wordt Batterij 250, aan de Sint Anthonisweg in Boxmeer, vlak bij de Baconfabriek, om half 9 in de ochtend, onder zwaar vuur genomen. De mannen zoeken dekking in een loopgraaf maar die krijgt een voltreffer. Zeven Britse militairen van deze batterij sneuvelen bij deze aanval en zes zijn er gewond. Hierbij komt Gordon Hankin helaas om het leven. 

De zeven gesneuvelden; R.F. Quainton, Sgt. J. Dyason, Korp. G.L.J. Hankin, R.B. Bland, E. Cleall, H.A. Wisker en Sgt. John Arthur Painting worden later die dag begraven in een veldgraf aan de Boxmeerseweg in Sint Anthonis. In mei 1947 worden ze allen herbegraven op Overloon War Cemetery.

Bronnen en credits

Leo Jansen en Jan Bernards

Soldiers of Oxford Museum

“Tot Frontgebied verklaard” door Guido Siebers en Geurt Franzen. 

Research Sue Reynolds, Anny Huberts

Lees verder

Dyason John

Dyason | John

  • Voornamen

    John Christopher

  • Leeftijd

    24

  • Geboortedatum

    1920

  • Datum overlijden

    17-11-1944

  • Servicenummer

    869458

  • Rang

    Serjeant

  • Regiment

    Royal Artillery, 63 (The Queen’s Own Oxfordshire Hussars) Anti-Tank Regt.

  • Grafnummer

    II. D. 6.

  • John Dyason

    John Dyason

    John Dyason

  • Graf John Dyason

    Graf John Dyason

    Graf John Dyason

Biografie

John Dyason werd geboren in Lambeth London op 17 april 1920 en was de zoon van Robert Dyason (1888-1968) en Phoebe Jane Nash (1888-1931).
Hij had vijf broers; Robert George (1905-1942), Frederick John (1907-1971), Thomas William (1909-1970), William Charles (1910-2010) en George Mark (1923-1986).
Hij trouwde op 26 Januari 1943 met Doreen May Bolt (1923-2012) en woonde met haar in Tiverton, Devon in Engeland. Hij had geen kinderen.

MILITAIRE CARRIÈRE

Het is op dit moment niet bekend wanneer John zich aansloot bij de Royal Artillery, het 63 (The Queen’s Own Oxfordshire Hussars) Anti-Tank Regt.

QUEENS OWN OXFORDSHIRE HUSSARS

In 1938 werd het Queens Own Oxfordshire Hussars regiment omgevormd van een artillerierol naar die van een anti-tank eenheid en omgedoopt tot het 53ste Anti-Tank Regiment Royal Artillery (TA) (Worcestershire en Oxfordshire Yeomanry).
In 1939 werd het Oxfordshire Yeomanry aangewezen als 63rd Anti-Tank Regiment Royal Artillery (TA) met hoofdkwartier in Oxford en het Worcestershire Yeomanry bleef bij het 53rd Anti-Tank Regiment. Er werden vier batterijen gevormd 249 en 250 in Oxford en 251 en 252 in Banbury.

Het regiment nam deel aan de kustverdediging van Engeland na Duinkerken in 1940 en werd daarna naar Noord-Ierland uitgezonden als onderdeel van de 61ste Divisie, een verdedigingsmacht voor het geval de vijand troepen in het neutrale Ierland zou landen om Engeland binnen te vallen.

De twee-ponds antitankkanonnen van het regiment werden later vervangen door zes-ponds antitankkanonnen en deze werden op hun beurt vervangen door zeventien-ponds antitankkanonnen. Deze werden getrokken door Crusader tanks waarvan de bovenste koepel was verwijderd, zodat de bemanningen gemakkelijk in en uit konden stappen. Quads, voertuigen met vierwielaandrijving werden ook geïntroduceerd voor het trekken van de kanonnen.

Het regiment werd de volgende drie jaar in Ierland gestationeerd, met uitzondering van de batterij 251 Banbury. In 1941 werd dit losgemaakt en maakte het deel uit van het 85e Anti-Tank Regiment Royal Artillery, onderdeel van een inderhaast samengestelde troepenmacht die Singapore moest verdedigen tegen het binnenvallende Japanse leger.

Luitenant-kolonel John Thompson voerde het bevel over de Oxfordshire Yeomanry van 1942 tot 1944.
Batterijen 249, 250 en 252 keerden in februari 1943 terug naar Engeland en namen deel aan grootschalige oefeningen met Amerikaanse en andere troepen ter voorbereiding op de landing in Normandië.
Sir Winston Spencer Churchill werd van 1942 tot 1965 Erekolonel van het regiment.

Het regiment maakte geen deel uit van de landingen op D-Day, omdat het in reserve was gebleven om andere frontlinie-eenheden aan te vullen. Luitenant-kolonel John Thompson bemiddelde om een gevechtsopdracht voor het regiment aan te vragen. Hij nam via een tussenpersoon contact op met Winston Churchill, ex-officier van de Oxfordshire Yeomanry en ere-kolonel, nu premier en minister van defensie die instemde met het verzoek.

In oktober vertrok het regiment naar Frankrijk. Na aankomst in Dieppe als onderdeel van het tweede leger werden ze samengevoegd met een ander regiment, de 91st Argyle and Sutherland Highlanders. In de daaropvolgende maanden rukte de Oxfordshire Yeomanry samen met hun nieuwe Schotse collega’s met het leger op door Frankrijk, België en Nederland terwijl de vijand werd teruggedreven richting Duitsland.

Na het mislukken van de verovering van de brug bij Arnhem in Operatie Market Garden eind september 1944, bevonden de Geallieerden zich in een smalle frontlijn door Nederland. Operatie Aintree midden oktober veroverde met succes Overloon en Venray en slaagde erin de salient in dat gebied te verbreden. Duitse patrouilles bleven echter de geallieerde troepen in het Boxmeerse gebied bedreigen door ’s nachts de Maas over te steken.

Op 7 november 1944 rijden zo’n 400 militairen van het 63rd Anti-Tank Regiment het Boxmeerse gebied binnen. De eenheid heeft 17-ponds kanonnen bij zich en tanks van het type M10. Een van de eerste doelen is de kerktoren in Afferden, aan de overkant van de Maas, uit te schakelen. De Duitsers gebruiken deze als Observation Point. Op 9 november richten zij hun tank, over de Maas, op de kerk en die wordt succesvol in puin geschoten.

Alhoewel de taak van de eenheid is om met hun M10 tankjagers en 17-ponds kanonnen vijandelijke tanks onschadelijk te maken, krijgt de eenheid van de Maas een andere taak: linies bewaken, infanteriewerk eigenlijk.

In het gebied moeten de militairen 3 Strong Points bemannen.  Met deze SP’s is er voor het eerst sprake van structurele actie in het Boxmeerse niemandsland om Duitse patrouilles tegen te houden, die vooral ’s nachts de Maas oversteken. Onwennig gaan ze in het donker man tot man gevechten aan en krijgen ze veel voor hun kiezen. Duitse patrouilles en granaatvuur maken hun dagen verre van gemakkelijk. Ondanks hun onervarenheid komen de mannen van batterij 250 er in eerste instantie ongeschonden van af.

Maar het succes verbleekt snel en wordt overschaduwd door een groot drama. Op 17 november, wordt Batterij 250, aan de Sint Anthonisweg in Boxmeer, vlak bij de Baconfabriek, om half 9 in de ochtend, onder zwaar vuur genomen. De mannen zoeken dekking in een loopgraaf maar die krijgt een voltreffer. Zeven Britse militairen van deze batterij sneuvelen bij deze aanval en zes zijn er gewond. Hierbij komt John Dyason helaas om het leven. 

De zeven gesneuvelden; R.F. Quainton, Sgt. J. Dyason, Korp. G.L.J. Hankin, R.B. Bland, E. Cleall, H.A. Wisker en Sgt. John Arthur Painting worden later die dag begraven in een veldgraf aan de Boxmeerseweg in Sint Anthonis. In mei 1947 worden ze allen herbegraven op Overloon War Cemetery.

Bronnen en credits

Soldiers of Oxford Museum

“Tot Frontgebied verklaard” door Guido Siebers en Geurt Franzen. 

Research Sue Reynolds, Anny Huberts

Lees verder

Briggs Thomas

Briggs | Thomas Esmond Alexander

  • Voornamen

    Thomas Esmond Alexander

  • Leeftijd

    24

  • Geboortedatum

    21-03-1920

  • Datum overlijden

    12-10-1944

  • Servicenummer

    5832288

  • Rang

    Lance Serjeant

  • Regiment

    Suffolk Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    II. E. 2.

  • Thomas Briggs

    Thomas Briggs

    Thomas Briggs

  • Graf Thomas Briggs

    Graf Thomas Briggs

    Graf Thomas Briggs

Biografie

Thomas Esmond Alexander Briggs sneuvelde in actie op 12 oktober, 1944. Hij was 24 jaar oud en was een Lance Sergeant in het 1st Battalion van het Suffolk Regiment (Service No. 5832288). Hij werd aanvankelijk begraven op de begraafplaats Th.J. Janssen, Overloon en later herbegraven op 20 mei 1947 in graf II.E.2 op de Oorlogsgravenbegraafplaats Overloon. Zijn inscriptie luidt “En met de morgen glimlachen die engelengezichten, die ik heb liefgehad…en een tijdlang heb verloren.”

Familiegeschiedenis

Thomas Esmond Alexander Briggs was de zoon van George Thomas Briggs en Eva Tait die in 1919 in Houghton le Spring in County Durham waren getrouwd. Dit ligt tussen Durham en Sunderland in County Durham.

George Thomas Briggs was de zoon van John en Ann Briggs. John en Ann waren allebei rond 1862 geboren – John in Middlesborough en Ann in Wolferton, Norfolk. Ze trouwden in 1881 in Middlesborough en kregen 14 kinderen die allemaal geboren waren in North Ormesby, Middlesborough. George was de 6e oudste, geboren op 5/12/1891. Eén kind stierf op jonge leeftijd.

In 1901 woonden John en Ann in 8, Moses Street, North Ormesby. John werkte als fruitboer. Hun eerste tien kinderen waren allemaal thuis, inclusief George. De drie oudste kinderen werkten allemaal als marskramer. John’s vader woonde bij haar in. Hij was geboren in 1837 in Shipley, Yorkshire en was Machine Engine Turner. John en Ann woonden in 1911 op hetzelfde adres met hun zeven jongste nog in leven zijnde kinderen, van wie er één John hielp met het fruitteeltbedrijf. George werkte als adverteerder en woonde als kostganger in het huishouden van Ernest en Alice Mary Stevens op 1 Myrtle Street, Middlesbrough.

George Thomas Briggs schijnt in de Northumberland Fusiliers gediend te hebben in WW1 (Service No. 36067). Hij werd op 24 juli 1918 ontslagen.

Eva Tait was de buitenechtelijke dochter van Eliza Ethel Tait. Ze werd geboren op 12/1/1901 in Unwin Street, Hetton Le Hole, Houghton le Spring. Er werd geen naam van de vader gegeven. Eliza Ethel Tait was de dochter van George Tait en Mary Ann Robson die in 1864 in Chester le Street waren getrouwd.

George was in 1840 geboren in Schotland, mogelijk in de buurt van Berwick. Mary Ann was geboren in 1847 in Appleton Wiske in Yorkshire. George was een landarbeider. Ze kregen minstens 9 kinderen tussen 1865 en 1886, hoewel anderen mogelijk op jonge leeftijd stierven. Ze werden allemaal geboren in County Durham, de kinderen die in 1872 en later werden geboren in Easington, vlakbij de kust, ten oosten van Durham City. Eliza Ethel werd in 1883 geboren op Thorp Moor Farm in Easington.

In 1891 woonden George en Mary Ann in West Moor, East Murton, Easington met vier van hun kinderen, waaronder Eliza. In 1901 was George Tait overleden en Mary Ann Tait was weduwe. Ze woonde in Unwin Street, Hetton Le Hole. Ze werd beschreven als uitbaatster van een pension. Haar kleindochter Eva Tait woonde bij haar oma, maar haar moeder Eliza was niet aanwezig. De enige anderen daar waren Mary Ann’s jongste dochter en een alleenstaande vrouwelijke kostganger die assistent-lerares was. In 1911 woonde Mary Ann op Mill House Farm, Hetton Le Hole en werd ze beschreven als boerin. Een volwassen zoon was bij haar en werkte als wagenmaker. Eliza Ethel was nu ook thuis. Eva Tait was nog steeds bij haar en een kleinzoon van Mary was er ook – Frank Robinson Tait geboren in 1910 op Mill House Farm. Het is niet bekend wie van Mary Ann’s kinderen zijn ouder was.

Thomas’ geboortefamilie

George Thomas Briggs trouwde met Eva Tait in Houghton le Spring op 12/1/1919. Hun huwelijksakte vermeldt hun leeftijden als George Thomas Briggs 21 jaar en Eva Tait 18 jaar. Dat laatste komt overeen met haar geboorteakte, maar die van George is onjuist, want hij werd geboren in 1891, dus was 28. Ten tijde van hun huwelijk in 1919 woonde George in 29 Robinson Street, Houghton-le-Spring met zijn beroep als motorman en Eva woonde in 2 Eppleton Terrace, Eppleton, en haar vader wordt genoemd als Fred Fairweather, landbouwer. Ze hadden maar één kind, Thomas Esmond Alexander Briggs, geboren op 21/3/1920 in Warden Law Farm, Low Warden Law in Houghton le Spring. George werkte als groenteboer. Hij was manager bij winkels.

In 1921 woonden George, Eva en Thomas in The Rectory Lodge, Washington, County Durham. George werkte als tuinman voor C. Lomax, de rector.

George en Eva Briggs lijken in ieder geval tot 1935 in het noordoosten te hebben gewoond. In 1933 woonden ze in 80 Hugh Gardens, Benwell in Newcastle upon Tyne en in 1935 in 116 Cromwell Street, Elswick, Newcastle.

Ergens in de jaren daarna verhuisden George en Eva naar Suffolk, naar de Lodge House op het Henniker Estate in Thornham Parva. Daar ontmoette Thomas zijn toekomstige vrouw, Ellen Smith, die een paar honderd meter verderop woonde in Carters Farm Cottages 219. Het lijkt er echter op dat ze in september 1939 naar Felixstowe waren verhuisd, want George en Eva Briggs woonden in The Clock House, Maybush Lane, Felixstowe. George en Eva werkten allebei als conciërge op de Onafhankelijke Meisjesschool, Felixstowe College, die een decennium eerder in 1929 was geopend.

Thomas’ Huwelijk

Thomas Esmond Alexander Briggs (19 jaar, vrijgezel) trouwde met Ellen Elizabeth Smith (29 jaar, vrijgezel uit Trimley St Mary) op 10/4/1939, na ondertrouw in de kerk van Trimley St Mary. Ellen was geboren op 10/1/1910 in Eye in het Hartismere district van Suffolk. Eye ligt net ten zuiden van de stad Diss.

Ellen Elizabeth Smith was de dochter van Albert Edward en Emma Maria Knott die op 31/10/1896 in het Hartismere district waren getrouwd. Albert was een schilder en decorateur, geboren in Eye in Suffolk in 1877. Emma was geboren in het nabijgelegen Gislingham op 27/8/1871. Ze kregen vier dochters en twee zonen, allemaal geboren in Eye. Ellen Elizabeth Smith was de op één na jongste. In 1911 woonden Albert en Emma Smith met hun eerste vijf kinderen in Lowgate Street, Eye, Suffolk. In 1921 woonden ze in Mellis Road, Thornham Parva, Suffolk met hun drie jongste kinderen, waaronder Ellen. Thornham Parva ligt net ten westen van Eye. Albert werkte als schilder en papierbewerker voor Lord Henniker, die eigenaar was van het Thornham Estate. In september 1939 woonden Albert en Emma op Carters Farm 219, Thornham Parva met hun zoon Edward George.

In september 1939 woonden Thomas Esmond Alexander en Ellen Elizabeth Briggs in 30 Mill Lane, Trimley St Martin, Suffolk. Dit is net buiten Felixstowe. Thomas werkte als chauffeur bij een kruidenierswinkel en Ellen als winkelassistent bij een kruidenier. Eerder dat jaar, op 8/5/1939, was Ellens zus Edith overleden en in de Diss Express van 12/5/1939 stond dat “Nellie en Esmond” bloemen stuurden, wat suggereert dat Thomas op dat moment liever bekend stond als Esmond en Ellen als Nellie.

Thomas werd niet lang daarna opgeroepen op 13/6/1940 en nam dus niet deel aan de invasie van Frankrijk in 1939 die eindigde met de evacuatie uit Duinkerken in mei 1940.

Het 1e Bataljon van het Suffolk Regiment bracht de volgende vier jaar door met trainen voor de invasie op D-Day in Normandië in 1944. In deze tijd verhuisde Ellen soms om in de buurt van Thomas’ standplaats te zijn.

In 1942 kregen ze een dochter, Ann Esme Eva Briggs. Ze werd geboren in het huisje van haar grootouders in Thornham Parva.

Militaire carrière

Op 6 juni 1944, D-Day, landde het bataljon op Sword Beach en was betrokken bij de aanval op en de inname van het Hillman Fort op D-Day zelf. Ze bleven oprukken door Frankrijk, inclusief zware gevechten die veel levens kostten bij Chateau de la Londe en bij Tinchebray. Thomas Esmond Alexander Briggs, toen korporaal, wordt verschillende keren genoemd bij de aanval op Tinchebray in het boek “Fighting Through to Hitler’s Germany” van Mark Forsdike.

De 1st Suffolks speelden hun rol in deze gezamenlijke aanval met de Amerikanen die begon op 11/8/1944, hoewel hun rol pas echt begon om middernacht op de 12de. Op sommige plaatsen stuitten ze op sterke tegenstand en de aanval werd bemoeilijkt door het verlies van veel leidinggevende officieren van de brigade die gewond raakten toen een granaat neerkwam vlak bij een planningsvergadering op het hoofdkwartier van de brigade. In de vroege ochtenduren trok het 7de peloton de velden in achter het 9de peloton om de weg naar Truttemer-le-Grand te helpen bewaken. Ze hadden het eerste veld nog niet bereikt of ze werden in de duisternis in het Engels uitgedaagd. Het accent was onmiskenbaar Duits en korporaal Thomas Briggs vuurde een korte, scherpe stoot uit zijn Sten, waarmee hij de uitdager doodde. Er werd een dode Duitse parachutistenofficier gevonden.

Zodra het No. 7 Platoon zich had ingegraven, werd een sectie erop uitgestuurd om contact te maken met de Amerikanen, van wie men dacht dat ze zich ongeveer anderhalve kilometer verderop in een bos bij Truttemer-le-Grand bevonden. Hoewel ze op tegenstand van een machinegeweer stuitten, wat slachtoffers tot gevolg had, namen korporaal Briggs en korporaal Harlow een noordelijke route en bereikten het bos waar contact met de Amerikanen werd gemaakt.

Het bataljon wachtte toen tot het eerste licht om aan te vallen en het gebied te ontruimen. Dit bleek niet gemakkelijk, maar het bereikte zijn doel. Om 1800 uur kregen ze te horen dat ze zich moesten voorbereiden op nog een aanval om een bos te ontruimen met ondersteuning van Churchill tanks en een eerste spervuur van de artillerie. Het bombardement begon om 2030. Er was onduidelijkheid omdat veel van de leidinggevende officieren dood of gewond waren. “D”-compagnie bereikte haar doel maar kreeg het bevel om verder door te stoten. “B-compagnie slaagde erin het bos te ontruimen, maar werd daarbij bijna weggevaagd. “C” Company bevond zich in een geïsoleerde positie en werd teruggetrokken naar een positie langs de hoofdweg. “A” compagnie werd gestuurd om een kruispunt ongeveer 400 meter verderop de weg veilig te stellen. Ze rukten zonder incidenten op, maar Duitse troepen groeven zich in rond het kruispunt. Korporaal Sellers en één sectie gingen vooruit, maar het vijandelijke vuur was intens. Ondertussen werd 7 Platoon, bestaande uit slechts tien man onder Sgt Barratt, nu gestuurd om Korporaal Sellers te ondersteunen, terwijl 9 Platoon werd uitgezonden om de tuinen en een boomgaard links van het kruispunt te ontruimen. De sectie van korporaal Briggs vernietigde met de hulp van een PIAT-team een Duitse machinegeweerpositie, terwijl 8 peloton het gebied ten zuiden en oosten van het kruispunt opruimde. “A” Company geloofde dat ze hun doel hadden bereikt en groeven zich in.

Naarmate de nacht vorderde, daalde de temperatuur en was de grond in mist gehuld. Toen de nieuwe dag aanbrak, bevond 8 peloton zich plotseling in een boomgaard vol Duitse troepen. Er werd een poging gedaan om het bos te ontruimen, maar het peloton was zwaar in de minderheid omdat het nu nog maar vijftien man sterk was en drie daarvan waren gewond. Het trok zich daarom terug. Om een vijandelijke doorbraak tegen te gaan, kreeg het 9de peloton het bevel om het 8ste peloton te assisteren bij het vrijmaken van de boomgaard. De sectie van korporaal Briggs kreeg opdracht de rechterflank van 9 Platoon te dekken en af te rekenen met een andere lastige Duitse mitrailleur.

Na een kort mortierbombardement viel 8 Platoon aan over een oever en rukte snel op door een maïsveld. De Duitse troepen die deze sector verdedigden gooiden granaten, maar ze werden snel overlopen. Er werd echter besloten zich terug te trekken om een artilleriebombardement te laten uitvoeren. Zodra dit was afgelopen, rukte 9 pelotons op, maar de Duitsers waren gevlucht.

In die 48 uur had het bataljon zijn groeiende reputatie versterkt. Lt. Kolonel Gough die al vroeg in de strijd gewond was geraakt, schreef later “Het bataljon beet zich vast in de Boche Paratroop Boys en pakte hen goed aan. Mij is verteld dat de 3de Divisie de beste in Frankrijk is en de First Suffolk gemakkelijk de beste in de Divisie”.

Het bataljon trok door België voordat het in Nederland aankwam en bereikte op 1 oktober Molenhoek net onder Nijmegen.

Van daaruit draaiden ze om naar het zuiden, via Mook en Rijkevoort om bezet Overloon vanuit het noorden te naderen. Het doel was om Overloon aan te vallen en de vijandelijke salient ten westen van de rivier de Maas te zuiveren in wat bekend stond als Operatie Aintree. De aanval op Overloon werd vertraagd door hevige regen en zeer modderige omstandigheden tot het middaguur op 12 oktober. Het plan was dat het 1st Suffolk Regiment rechts zou aanvallen terwijl het 2nd Battalion van het East Yorkshire Regiment links zou doorgaan. De aanval begon met een kruipend spervuur van de artillerie, waarachter de infanterie zou volgen, met “A” compagnie voorop. Ze moesten meer dan een halve mijl over verlaten land oprukken om Overloon te bereiken en werden meteen met mortiervuur bestookt. Een sluipschutter in een verbrijzelde windmolen slaagde erin de commandant van “A”-compagnie, twee pelotonsergeanten en de meeste hogere onderofficieren uit te schakelen door hun rang aan hun insignes te herkennen. Lance Sergeant Thomas Esmond Alexander Briggs was één van de eerste slachtoffers van de sluipschutter.

Bij die aanval op die dag werden één officier en 9 mannen van het 1ste Bataljon van het Suffolk Regiment gedood en nog eens 2 officieren en 55 mannen raakten gewond, maar het bataljon haalde wel zijn doelen voor die dag.

Thomas werd onderscheiden met de 1939/1945 Star, Defence Medal / France and Germany Star en War Medal 1939/45. Zijn vrouw, Ellen, ontving ook een certificaat van het leger waarin Thomas’ Outstanding Good Service werd erkend.
Thomas Esmond Alexander Briggs wordt herdacht op het WW2 oorlogsmonument in Trimley St Martin.

De nasleep

Na zijn dood blijkt uit oorlogsarchieven dat zijn weduwe, Ellen E. Briggs, in Thornam Parva, Suffolk woonde en later in 34 Brookfield Road, Ipswich. Ze trouwde met Leonard Ernest Endean op 1/9/1951 in het Registry Office, Eye in het Hartismere District. Na hun huwelijk woonden ze op 136 Merton Road, Wandsworth, Londen, SW 18. Leonard was een neef van Ellen. Hij was geboren op 5/8/1915 in Fulham, Londen en was de zoon van Sarah Jane Knott en Charles Eddy Endean die in 1903 in Fulham waren getrouwd. Sarah Jane was geboren in 1882 en was de zus van Ellens moeder, Emma Smith.

Ellens vader, Albert Edward Smith, overleed in 219 Carter’s Farm Cottages, Thornham Parva, Suffolk op 18/2/1955 op 78-jarige leeftijd. Ellens moeder, Emma Maria Smith, overleed op 24/2/1963 terwijl ze bij haar dochter Ellen in Wandsworth Londen woonde. Vlak voor haar dood in 2013 betaalde Thomas’ dochter, Ann Esme Eva Briggs, voor de restauratie van de eikenhouten trap die naar de galerij in de kerk leidt als gedenkteken voor haar Thornham grootouders. Een kleine plaquette in het trapgat vermeldt dit.

Ellen ontving later een korte brief gedateerd 29/10/1961 van een jongeman in Nederland die zichzelf ondertekende als Peter. De brief was van Piet de Bruijn uit Bergstraat 8, Bakel. In deze brief stuurde hij een cadeau van Thomas voor Ellen, dat Thomas voor zijn dood aan Piet gaf. Dit was een ketting.

Piet was geboren in 1928 in Beneden – Leeuwen, dus hij was pas 16 toen Thomas stierf. Tijdens de oorlog woonde hij in de Kloosterdreef, Woensel in Eindhoven, maar in oktober 1944 was hij in de buurt van Overloon.

Op 26/11/1961 beantwoordde hij een brief die Ellen hem op 4/11/1961 had geschreven. In deze brief ging Piet veel meer in detail. Hij begon met het beschrijven van de aanloop naar de Slag om Overloon, inclusief de bevrijding van Eindhoven en de intocht in Nijmegen als onderdeel van Operatie Market Garden. Daarna beschreef hij de aankomst in Overloon van de Duitse 180e Infanteriedivisie onder Comm. Lt General Klosterkemper en de 107e Tank Brigade met delen van de 7e Paratroop Divisie onder Comm. General Erdmann en hun bevel aan de inwoners van Overloon om het dorp te evacueren voordat de Geallieerden het begonnen te beschieten. Hij beschrijft de moeilijkheden die de 7de US Tank Divisie ondervond toen ze het dorp probeerden in te nemen en vervolgens de nadering van het dorp door de 3de Britse Infanterie Divisie en delen van de 11de en 79ste Tank Divisies op 11 oktober. Daarna beschrijft hij het spervuur van de artillerie op Overloon op 12 oktober en de inname van de bossen ten noorden van het dorp.

In de brief beschrijft Piet zijn betrokkenheid bij Thomas Briggs. Hij schreef dat Thomas was gedood in de bossen ten noorden van het dorp. Hij was in zijn been geschoten – een vleeswond. Hij zegt dat hij de broekspijp van Thomas scheurde en “zijn been vastbond met zijn stok” – waarmee hij misschien bedoelde dat hij zijn stok gebruikte om een tourniquet aan te brengen. Hij vertelt verder dat een EHBO’er Thomas een morfine-injectie gaf en dat Pete hem daarna naar een tent droeg waar een dokter hem een bloedtransfusie gaf.

Op dat moment gaf Thomas de ketting aan Piet. Hij vertelde hem: “Ga naar Engeland. George hij zal Ellen kennen …?. Ellen dit geven. Herinner mij aan Ellen. Herinner me aan de familie Ellen George en Eva.”

Piet verzekerde Ellen dat Thomas niet veel pijn had gehad omdat de wond verdoofd was en geholpen werd door morfine. Hij stierf vredig terwijl hij Piet’s hand vasthield. Hij vertelde haar verder dat ze Thomas in een deken hadden gewikkeld die ze met pennen om hem heen hadden geslagen en dat ze hem hadden begraven bij een andere soldaat die was gestorven. Hij probeerde Ellen te troosten met de gedachte dat hij was gestorven “zonder lawaai, zonder de hel van vuur, zand, stenen, lawaai enzovoort”. Zijn laatste woorden waren voor Ellen, zijn familie en voor Piet, die zijn vriend was.

Piet vertelde Ellen waarom het zo lang had geduurd voordat hij contact met haar opnam. Hij had geen adres, alleen de drie namen, en ook een verwijzing naar Thornham Parva die hij niet begreep. In 1945 probeerde hij een adres te krijgen van het Ministerie van Oorlog, daarna van het Nederlandse, Belgische en Franse Rode Kruis, maar zonder succes. In 1948 werd hij met zijn broer naar Nederlands-Indië (Indonesië) gestuurd en in 1950 keerde hij terug naar Nederland. Toen hoorde hij over de Commonwealth War Graves Commission en het lijkt erop dat via hen een eerste brief naar Ellen werd gestuurd.

Ellen en Leonard Endean hadden zelf geen kinderen. Ellen overleed in Wandsworth in Londen in 1964, slechts een jaar na haar moeder, en ligt begraven op Thornham Parva Churchyard. Leonard overleed op 6/2/1984 terwijl hij op 28 Greenhill Road in Herne Bay, Kent woonde. Hij werd beschreven als gepensioneerd telefoonmonteur.

De moeder van Thomas, Eva Briggs, overleed op 8/1/1967 op 66-jarige leeftijd terwijl ze in 15 Exeter Street, Felixstowe, Suffolk woonde. Haar man werd George Thomas Briggs genoemd – een gepensioneerde tuinman. George zelf overleed op 13/12/1978 op 87-jarige leeftijd in het Ipswich Hospital, Heath Road Wing terwijl hij op 11 All Hallows Court, Ipswich woonde.

Thomas’ dochter Annie had zowel haar vader als haar moeder verloren toen ze 22 was. Na school ging ze theologie studeren aan de Durham University. Ze deed haar eindexamen ongeveer 3 weken na de dood van haar moeder in 1964, maar slaagde toch met een goed diploma. Ze was een zeer intelligente dame, die Hebreeuws en Grieks in het Nieuwe Testament kon lezen. Ze maakte vrienden voor het leven tijdens haar tijd in Durham.

Annie ging lesgeven in godsdienstwetenschappen, voornamelijk aan zesdeklassers. Toen het nieuwe godsdienstcurriculum in de jaren 1960/70 werd ontwikkeld, was ze daar nauw bij betrokken, onder andere bij het schrijven van de tekst. Ze had een diep geloof en was het grootste deel van haar volwassen leven lid van de Cathedral in Ely. Ze had een geweldig gevoel voor humor, was een onwillige maar bekwame tuinierster, schreef gedichten en hield van katten! Ze is nooit getrouwd, maar had een aantal geweldige mannelijke vrienden die allemaal veel om haar gaven.

Pas in 1971 gaf Annie’s stiefvader haar het pakketje met de brieven die Piet naar haar moeder had gestuurd en vond ze de ketting, het petinsigne van Thomas en een oud stukje drie cent dat Ellen had gekoesterd. Het lijkt erop dat Thomas Annie “zijn stuivertje” had genoemd, hoewel het niet duidelijk is of dit er een was die haar moeder had bewaard of die op een bepaald moment van haar vader was gekomen.

Zij en haar stiefvader hadden weinig contact meer na 1974. Het lijkt er echter op dat de familie Thornham haar erg steunde, erg liefdevol was en volledig toegewijd aan elkaar en de hele familie. Thornham was een veilige plek voor Annie en ze keerde er in de loop van haar leven vaak terug.

In 1998 bezocht Annie het graf van haar vader. Voordat ze ging, schreef ze naar het adres dat ze van Piet had om te zeggen dat ze graag contact met hem wilde opnemen. Het is niet bekend of ze contact hebben gemaakt. Piet overleed in Tilburg op 25/1/2020.

Annie overleed op 31 mei 2013 in March, Cambridgeshire en volgens haar wensen werd haar as bijgezet op het Thornham Parva kerkhof boven de graven van haar Thornham grootouders en vlak naast haar moeder. Meer dan honderd vrienden kwamen naar haar begrafenis in Ely Cathedral. In de kerk van Thornham Parva staat een permanent gedenkteken voor Annie, ontworpen door John Maddison, kunsthistoricus en kunstenaar, en betaald door haar vele vrienden. Er zit een plaquette in die dit vastlegt. Het gedenkteken heeft de vorm van een achthoekige eikenhouten doopvont, bekroond door een eikel. Annie was geboren op Oak Apple Day (29 mei) en geloofde haar hele leven dat eikels eikenappels waren!

  • Marriage Thomas and Ellen

    Marriage Thomas and Ellen

    Marriage Thomas and Ellen

  • Carter’s Farm Cottage, Thornham Parva

    Carter’s Farm Cottage, Thornham Parva

    Carter’s Farm Cottage, Thornham Parva

  • George Briggs and Eva Tait

    George Briggs and Eva Tait

    George Briggs and Eva Tait

  • Hat Badge Thomas Briggs

    Hat Badge Thomas Briggs

    Hat Badge Thomas Briggs

  • Annie Briggs gravestone and her mothers Ellen

    Annie Briggs gravestone and her mothers Ellen

    Annie Briggs gravestone and her mothers Ellen

  • Thomas Briggs grave with rose

    Thomas Briggs grave with rose

    Thomas Briggs grave with rose

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; volkstelling in Engeland en registers uit 1939; militaire registers, kieslijsten
Het geboorteregister van Thomas Esmond Alexander Briggs uit het Algemeen Rijksregister
Geboorteakte van Eva Tait uit het Algemeen Rijksregister
Wikipedia en Friends of the Suffolk Regiment websites voor informatie over het regiment
“Doorvechten naar Hitler’s Duitsland door Mark Forsdike
Diss Express van 12 mei 1939
Foto’s, informatie en hulp van Barbara McGowan, een goede vriendin van Thomas’ dochter Annie,
sommige gebaseerd op Annie’s eigen familieonderzoek
Foto’s van Thornham Parva Churchyard van Chris Moore
Hulp van Mark Forsdike, Piet Peters, Oscar Huisman en de zonen van Piet de Bruijn

Research Elaine Gathercole  

Lees verder

Redford Arthur

Redford | Arthur Clare Reeve

  • Voornamen

    Arthur Clare Reeve

  • Leeftijd

    28

  • Geboortedatum

    06-05-1916

  • Datum overlijden

    22-04-1945

  • Servicenummer

    7686605

  • Rang

    Serjeant

  • Regiment

    Corps of Military Police

  • Grafnummer

    III. A. 14.

  • Arthur Redford

    Arthur Redford

    Arthur Redford

  • Graf Arthur Redford

    Graf Arthur Redford

    Graf Arthur Redford

Biografie

Arthur Clare Reeve Redford (Servicenummer 7686605) stierf op 22 april 1945 aan zijn verwondingen. Hij was sergeant bij het Korps Militaire Politie. Hij werd aanvankelijk begraven op de begraafplaats in Margraten en op 1 mei 1947 bijgezet in graf III.A 14. op de CWGC begraafplaats in Overloon. Op zijn graf staat de inscriptie “If love could have saved Thou would’st not have died. Peggy, Moeder, Pamela.”

Militaire carrière

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, meldde Arthur zich aan bij het Korps Militaire Politie (dienstnr. 7686605). Hij werd gedetacheerd bij de B.E.F. in Frankrijk in 1940 en diende bij de Provoost Compagnie van de 1e Pantserdivisie. Arthur kreeg de Militaire Medaille. Dit werd gemeld in de London Gazette op 27 september 1940. Issue 34955, Page 5764. (hoewel zijn achternaam verkeerd was vermeld als Radford en Service No: 7687705):

“Frankrijk & Vlaanderen Arthur Clare Reeve Radford diende tijdens de terugtocht uit Duinkerken. De brug die hij bewaakte was uitgerust met explosieven om deze te vernietigen en de weg ernaartoe was met mijnen bezaaid. Radford kreeg te horen dat er een gewonde soldaat op het pad van de oprukkende Duitsers lag. Hij reed met zijn motor over de brug en over de weg en keerde terug met de gewonde man over de motor gelegd, vlak voordat de brug werd opgeblazen.”

Arthur werd bevorderd tot sergeant. Hij werd uitgezonden naar Noord-Afrika en diende bij de Provoost Compagnie van de 7e Pantserdivisie. Hij werd gevangen genomen als Duitse krijgsgevangene (nr. 228732) op 20 juni 1942 in Tobroek in Libië.

Geallieerde troepen hadden Tobruk in Libië in januari 1941 op de Italianen veroverd. Er werden pogingen ondernomen om verder naar het westen door te stoten, maar de Geallieerden moesten zich in april van dat jaar terugtrekken naar Tobroek om omsingeling te voorkomen. Langdurige gevechten tegen Duitse en Italiaanse troepen volgden. Hoewel het beleg in november 1941 werd opgeheven, resulteerde een hernieuwd offensief van As-troepen onder Erwin Rommel het jaar daarop in de val van Tobroek op 20 juni 1942. Het 1ste Bataljon van de Sherwood Foresters en het 2de Bataljon Scots Guards werden gevangen genomen, net als veel mannen van de Royal Artillery, het Royal Armoured Corps en ook een aantal van het Korps Militaire Politie en andere korpsen.

Arthur was aanvankelijk in Italiaanse handen en bracht enige tijd door in het krijgsgevangenenkamp Monturano. In februari 1944 werd gemeld dat hij in Stalag IV-F (4F) in Hartmannsdorf was, vlakbij Chemnitz, Saksen, Duitsland. Stalag IV-F was een groot kamp waar ongeveer 6.000 gevangenen van verschillende nationaliteiten zaten. De krijgsgevangenen werden lokaal ingedeeld bij verschillende Arbeitskommando “Werkdetachementen”. Stalag IV-F werd op 21 april 1945 bevrijd door Amerikaanse troepen, hoewel Arthur toen al naar een ander kamp was verplaatst.

Gedurende de lente van 1945 werden veel geallieerde krijgsgevangenen naar verschillende kampen verplaatst zonder dat het Rode Kruis hiervan op de hoogte werd gesteld.
Arthur werd uiteindelijk bevrijd door Amerikaanse troepen in Nederland. De Amerikanen vroegen vrijwilligers om te helpen een nabijgelegen dorp vrij te maken van Duitsers. Arthur had gewoon teruggestuurd kunnen worden naar Groot-Brittannië, maar in plaats daarvan koos hij ervoor om de Amerikanen te helpen. Helaas raakte zijn geluk op. Terwijl hij op één van de leidende Amerikaanse tanks zat, werd hij aan de rand van het dorp neergeschoten door een sluipschutter. Op 22 april 1945 stierf hij aan zijn verwondingen. Hij was slechts 27 jaar oud.

Familiegeschiedenis

Arthur Clare Reeve Redford was de zoon van Arthur en Annie Cora Rhoda Redford.

Men denkt dat Arthur Redford (Snr) de zoon was van Alfred Redford en Clara Berry die in 1888 in Bury trouwden. In 1891 woonden ze in 42, Devon Street, Bury, Lancashire. Alfred werd in 1863 geboren in Unsworth, Lancs. en was een Foreman Bleacher. Clara werd geboren in 1868 in Unsworth. Bij hen was hun zoon Arthur Redford, geboren op 15/1/1889 in Bury. Alfred, Clara en Arthur konden niet gevonden worden in de volkstellingen van 1901 en 1911. Een Arthur Redford trouwde echter in 1912 met Annie C. Mason in Ashton under Lyne, Lancashire. Het is mogelijk dat dit hun huwelijk is.

Arthur Clare Reeve Redford werd geboren op 69 York Road, Aldershot op 6 mei 1916 als zoon van Arthur en Annie Cora Rhoda Redford. Hij werd gedoopt in St Peter, Paddington, Westminster op 5 juni 1916. Arthur en Rhoda (zoals ze toen heette) woonden toen op 137 Portsdown Road, Maida Vale. De meisjesnaam van zijn moeder was Mason. Zijn vader was luitenant in het 11e Middlesex Regiment – maar er werd ook vermeld dat hij financieel onafhankelijk was.

2nd Lieutenant Arthur Redford kreeg de 1915 Star voor zijn dienst in Frankrijk die begon in september 1915. Hij kreeg toen ook de Britse Medaille en de Overwinningsmedaille aan het einde van WO 1, tegen die tijd was hij luitenant in het 13e Middlesex Regiment. Hij werd toen bevorderd tot waarnemend kapitein. Mogelijk zat hij daarvoor bij het Manchester Regiment. Het lijkt erop dat hij het leger in juni 1921 heeft verlaten. De bataljons waarin hij diende waren extra “oorlogsgevormde” bataljons naast de bestaande reguliere en territoriale bataljons.

In juni 1921 woonden de ouders van Arthur Redford (Snr), Alfred en Clara Redford, op 25, St Alms Villas, St Pancras, Londen. Alfred was nu commercieel vertegenwoordiger. Beiden werden nog steeds aangegeven als geboren in Unsworth – Alfred in 1863 en Clara in 1867. Er woonde een dienstmeisje, Winifred Martin, bij hen in.

In juni 1921 lijkt het erop dat de jonge Arthur was geadopteerd door Ethel Emma Collier en woonde op 5, St Mark’s Court, Abbey Road, St. Marylebone, London & Middlesex. Ethel was op dat moment weduwe. Ze was geboren in Wall, vlakbij Church Stretton in Shropshire in 1890.

Ethel Emma Butcher trouwde in 1912 met Frederick Herbert Mark Collier in het district Ludlow in Shropshire. Ze kregen de volgende drie kinderen: Mary geboren op 15 juli 1913 in Holdgate, Shropshire, Eileen geboren op 22 oktober 1914 in Hawthorn, Melbourne, Victoria Australië en Joan Margherita V. geboren op 27 juli 1917 in Marylebone, Londen.

Frederick H.M. Collier was geboren op 12 maart 1890 in Newstead in Nottinghamshire. Hij ging in maart 1910 bij het leger, mogelijk bij de King’s Own Shropshire Light Infantry als 2e luitenant. In januari 1916 was hij ingedeeld bij de Sherwood Foresters (Notts. & Derbys. Regt.)15th Bn. Hij werd op 28 januari 1916 met de Expeditionary Force naar Frankrijk gestuurd en keerde op 31 mei 1916 terug. Hij werd op 18 juni 1916 bevorderd tot luitenant en keerde op 20 januari 1917 terug naar Frankrijk. Helaas sneuvelde hij op 23 april 1917 in de strijd in Frankrijk en wordt herdacht op het Arras Memorial en ook in Holdgate, Shropshire. Ten tijde van zijn dood woonde Ethel in Much Wenlock in Shropshire. Uit gegevens blijkt dat er in 1917 betalingen werden gedaan om zijn drie jonge kinderen te onderhouden.

In 1921 was Ethel blijkbaar naar Londen verhuisd en had ze de jonge Arthur Redford geadopteerd. Hij werd vermeld als haar geadopteerde zoon, geboren in mei 1916 in Aldershot. Bij haar waren ook haar eigen drie dochters. Daar was ook Evelyn Minter, een Companion Help, geboren in 1898 in Walmer in Kent en ongehuwd. Arthur Redford, geboren in 1889 in Bury, Lancs, was toen een bezoeker van het huishouden. Hij werd weergegeven als getrouwd. Hij was een Journalist (Editorial) voor Iliffe & Son, Inolor Street, London E C4. Zijn werkplek was Hertford Street, Coventry. Dit lijkt de vader van de jonge Arthur te zijn. Op 9 juli 1921 vroeg hij namelijk aan om zijn medailles naar dat adres te sturen. Van beide ouders van de jonge Arthur werd gezegd dat ze op dat moment nog in leven waren. Het is niet bekend wat er met de biologische moeder van de jonge Arthur was gebeurd of waarom hij was geadopteerd.

Het kan echter zijn dat deze regeling niet lang heeft geduurd, want Arthur’s moeder lijkt weer terug te zijn in zijn leven tegen de tijd dat hij stierf. Een in Nederland gevonden document geeft aan dat zijn moeder mevrouw Rhoda Burrage was van 56 Margravine Gardens, Baron’s Court, Londen W6. Hieruit bleek ook dat ene Mr H. Craus uit Brunssum zijn graf had geadopteerd. Hij kan na de oorlog contact hebben gehad met Rhoda.

Dit zou suggereren dat Arthur’s ouders waren gescheiden of dat zijn vader was overleden en zijn moeder opnieuw was getrouwd.

Een Rhoda Burrage werd in juni 1921 woonachtig aangetroffen in No1, Park Mansions, Chapel Park Road, Hastings, Sussex. Er werd beweerd dat ze in 1892 in Edinburgh was geboren. Haar man was Fred Burrage, geboren in 1892 in Hastings. Hij was een gepensioneerde legerofficier. Er was ook een bezoeker aanwezig, Ellen Mary Shaw, geboren in 1871 in Essex.

Het lijkt erop dat Fred en Rhoda in 1920 in Hastings waren getrouwd. Haar naam was echter niet Rhoda Redford of zelfs Rhoda Mason bij het huwelijk, maar Rhoda Reeve. Omdat gedacht wordt dat Arthur’s vader in juni 1921 nog leefde, moet worden aangenomen dat hij en Rhoda gescheiden waren. Fred en Rhoda kregen een kind, Pamela F. M. Burrage, in 1922 in Hastings. De inscriptie op Arthur’s grafsteen verwijst naar zijn moeder en Pamela – het lijkt er dus op dat Arthur op een gegeven moment contact had met zijn moeder en halfzus.

Fred Burrage diende als luitenant in het Royal West Surrey Regiment in WO1. Voor zijn huwelijk woonde hij in 1919 met zijn moeder Sarah en broer Charles op 33 St George’s Road, Hastings.

Rhoda en Fred Burrage leken vaak te verhuizen. In het voorjaar van 1923 laten de kieslijsten zien dat ze woonden op de 1e verdieping, 26 Stockleigh Road, St Leonards, Hastings. In de herfst van dat jaar woonden ze op de 2e verdieping 7 Carlisle Villas, Hastings. Bij beide gelegenheden was Ellen Mary Shaw aanwezig en bij de tweede woonde Agnes Bertha Woods ook bij hen. Van 1927 tot 1929 woonden Fred en Rhoda op Leeford Farm, Whatlington. In 1931 waren ze verhuisd naar Castle Combe in Devon en woonden ze in Woodlands, Castle Martin. Pamela Burrage wordt genoemd in krantenartikelen in verband met kinderen die optreden in de Combe Martin Missionary Entertainment in 1931 en 1932. Op 6/12/1937 haalde Fred Burrage de kranten toen hij van een 200ft hoge klif naar beneden klom om een kat te redden in Combe Martin. Op 15/10/1938 werd gemeld dat zijn moeder, Mrs Sarah Burrage, was overleden op 33 St George’s Road, Hastings.

Het lijkt er echter op dat Fred en Rhoda ergens tussen 1929 en 1937 uit elkaar zijn gegaan. In 1937 laten de kiesregisters zien dat Rhoda op de begane grond en 1e verdieping van Edward Road, Hastings woonde met Rose Edith Fletcher. Het jaar daarop woonden ze op No 4 Edward Road. Het is niet bekend of Pamela bij hen was, omdat ze te jong was om op de kiezerslijst te staan. Edith Fletcher was geboren op 5/12/1873 en was de dochter van George en Emily Fletcher. Van tenminste 1891 tot 1921 woonden Rose en haar gezin op 34 Cambridge Road Hastings. Rose was lerares op een basisschool. In 1921 was haar moeder echter weduwe. In 1923 woonde Emily Fletcher op de 1e verdieping van 7 Carlisle View, onder de flat van Fred en Rhoda Burrage, waar Rhoda en Rose elkaar misschien hebben ontmoet.

In september 1939 woonden Rhoda en Pamela F. M. Burrage allebei op 7 Edith Road, Baron’s Court, Hammersmith. Dit komt erg dicht in de buurt van het Margravine Gardens adres dat later in het Nederlandse document wordt gevonden. Rhoda werd weergegeven als gescheiden, maar haar geboortedatum wordt opgegeven als 8/9/1886 – zes jaar jonger dan werd beweerd bij haar huwelijk. Dat is misschien niet de enige onjuiste vermelding bij haar huwelijk. Er is geen Rhoda Reeve gevonden die tussen 1885 en 1895 in Edinburgh is geboren. Het is zelfs moeilijk gebleken om met enige zekerheid de geboorte van Annie Cora Rhoda Mason of Reeve of een combinatie daarvan te vinden – wat betekent dat ze een mysterie blijft. Rhoda werkte als “Demonstrator W S G Operating (Relief)”. Pamela was geboren op 8/7/1922 en volgde een opleiding in een Cottage Hospital.

Er werd aangegeven dat ze later trouwde met iemand die Lewis heette, daarna Morley. Rose E. Fletcher was nog steeds bij Rhoda. Zij was nu 66 terwijl Rhoda 53 was. Rose was een gepensioneerde lerares. Er woonden nog drie andere mensen in het huishouden, hoewel mogelijk in aparte appartementen. Dit waren: Ruth Jones, geboren 25/7/1912, een assistente in een bakkerswinkel; Mair G Morris, geboren 9/5/1915, een serveerster in een restaurant en tot slot Walter Green, geboren 16/12/1905, een leraar voordracht en dansen.

In september 1939 woonde Fred Burrage, geboren 7/11/1892, op 139 Clarence Road, Bristol. Hij werd weergegeven als gepensioneerd, maar ook als luitenant/waarnemend kapitein van de noodreserve van officieren van het Queen’s Regiment. Hij werd getoond als getrouwd en in hetzelfde huishouden woonde Sybil V. L. Burrage, geboren 23/12/1908, die ook als getrouwd werd getoond. Een naamloos kind was ook aanwezig. Er kon geen huwelijk van Fred Burrage met Sybil worden gevonden. Een kind met de naam Diana R. Burrage werd geboren in Sodbury, Gloucestershire in 1937, hoewel de meisjesnaam van de moeder Burrage was.

Het is niet zeker waar Arthur Clare Reeve Redford woonde tussen juni 1921, toen hij samen was met Ethel Collier, en 1938, maar in dat jaar staat in een kiesregister dat hij woonde in 43 High Street, Chertsey, Surrey met verschillende andere mannen: Charles William Bird, Edward Albert George Collier, George Dudley Dyke, John Wilfred Saunders en Clifford Curtiss. Elizabeth Edwards was ook aanwezig.

Arthur C.R. Redford trouwde in de zomer van 1939 in Surrey met Helen Norah Rabin. Helen stond bekend als Peggy. Ze werd geboren op 19 mei 1910 in Banbury, Oxfordshire en gedoopt in Avon Dassett in Warwickshire op 24 juli 1910. Haar ouders waren William Henry Rabin (geboren op 1 december 1880 in Clevendon, Warks.) en Annie Lucy Cox (geboren op 1 juli 1886 in Southampton). Ze waren in 1907 getrouwd in Farnham, Surrey. Haar vader werkte als Chauffeur ten tijde van haar doop. In 1911 woonden ze in Providence Cottages, Crawley Ridge Road, Camberley. William werkte nog steeds als Chauffeur. Ze woonden samen met Annie’s moeder Kate Cox, weduwe en geboren in 1856 in Southampton. Er waren ook twee broers van Annie aanwezig, allebei geboren in Southampton: Harry Cox 1891 en Sydney Cox 1894. Harry was een Domestic Chauffeur en Sydney was een Footman.

In september 1939 woonden Arthur en Helen Redford in 29 Portesbury Road, Camberley Surrey. Arthur werkte als verkoper van kruidenierswaren. Ze woonden bij Helen’s ouders, William H. en Annie L. Rabin. William was nu garagehouder.

Op dat moment woonde Ethel E. Collier (geboren 27 maart 1890) in Birchdene Fitzroy Road, Fleet, Hampshire. Ze woonde in het huishouden van Frederick G. Spring (geboren 25 juli 1878) – een gepensioneerd legerofficier – en zijn vrouw Violet M. Spring (geboren 16 november 1891). Daar was ook Ethels dochter, Joan M. V. Collier (geboren 21 maart 1917). Er was ook een andere weduwe, Edith L. S. Pogson (geboren 1 augustus 1850). Frederick Gordon Spring was geboren in Bombay. Hij was een 2e luitenant in het Lincolnshire Regiment (10th Foot) vanaf 7 mei 1898. Hij diende in Zuid-Afrika vanaf 18 april 1900. Hij kreeg Eerste Wereldoorlog medailles voor dienst tussen 1914 en 1920 en bereikte de rang van tijdelijk brigadegeneraal.

Zoals we hebben gezien diende Arthur Clare Reeve Redford in WO2 bij het Korps Militaire Politie.

Zijn vrouw, “Peggy” Redford, ontving een officiële brief gedateerd 28/8/1942 over een toelage die haar toekwam, waarin werd verwezen naar het feit dat Arthur als vermist was opgegeven, hoewel het impliceert dat ze daar al van op de hoogte was gesteld. Ze ontving nog een brief op 30/10/1942 waarin stond dat het nu bekend was dat hij in vijandelijke handen was.

Op 31 oktober 1942 werd zijn gevangenneming als krijgsgevangene als volgt gemeld in de Surrey Advertiser:

“Vier maanden geleden werd hij als vermist opgegeven in het Midden-Oosten. Sergeant Arthur Clare-Reeve Redford van het Korps Militaire Politie, wiens huis is op 29 Portesbury Road, Camberley, is nu als krijgsgevangene in Italiaanse handen opgegeven. Sergeant Redford ging bij het uitbreken van de oorlog naar Frankrijk en werd in juni 1940 gedecoreerd met de Militaire Medaille voor dapperheid. Hij trouwde drie jaar geleden met een dochter van de heer W.H. Rabin, een garagehouder in Camberley.”

Peggy had tot haar dood foto’s van Arthur bewaard, waaronder enkele waarop hij te zien was in het krijgsgevangenkamp Monturano in Italië. Hoewel de data op deze foto’s onduidelijk waren en overschreven zijn naar 1/5/1945, is het waarschijnlijker dat het 1/5/1943 was.

Op 22/2/1944 ontving Peggy nog een officiële brief waarin stond dat Arthur was overgeplaatst van Italië naar Stalag IV F in Duitsland.

Arthur’s testament vermeldde zijn adres als 29 Portesbury Rd, Camberley, Surrey. Er stond dat hij op 22/4/1945 overleed in oorlogsdienst. Zijn vrouw beheerde zijn nalatenschap.

De inscriptie op Arthur’s graf vermeldt “Peggy, Moeder, Pamela.” Van Peggy is nu bekend dat het zijn vrouw Helen is. Zijn moeder was Rhoda Burrage en Pamela was zijn halfzus, Pamela Burrage.

Op de kiezerslijsten staat dat Rhoda Burrage in 1946 en 1947 in Magravine Gardens, Hammersmith, Londen woonde. Rose E. Fletcher was aanwezig. Tussen de 5 en 7 andere mensen woonden op hetzelfde adres – maar mogelijk in aparte appartementen. In 1948 en 1949 leken ze weer op Edith Road 7 te wonen. Rose Fletcher overleed echter in 1949. Van 1951 tot minstens 1965 woonde Rhoda op 55 Brook Green. Opnieuw woonden er ongeveer zes anderen op hetzelfde adres en het is niet duidelijk met wie Rhoda samenwoonde.

Het lijkt erop dat Pamela Burrage in deze periode niet bij Rhoda woonde, maar van tenminste 1946 tot 1959 bij haar vader, Fred Burrage, en stiefmoeder, Sybil V. L. Burrage, op 1 Hollyleigh Avenue, Filton, Bristol. Ze trouwde met William Lewis in 1960 in Sodbury, Gloucestershire. Er kon geen huwelijk met iemand genaamd Morley of het overlijden van Pamela worden gevonden. Vermoedelijk had ze geen kinderen.

Het is niet bekend wanneer Arthur’s vader stierf.

Ethel E. Collier overleed in 1969 in Thurrock, Essex en Frederick Burrage in hetzelfde jaar in Bristol.

Sybil Violet Louise Burrage woonde op hetzelfde adres in Filton toen ze op 12/2/1979 overleed. Een aankondiging in de Bristol Evening Post van 14/2/1978 verwees naar haar als de “liefhebbende moeder van Diana en Pamela en grootmoeder van Hugh en Sonya.” Ze zag Pamela duidelijk als haar dochter.

Rhoda Burrage overleed op 22/2/1983 in Hammersmith in wat een verzorgingstehuis lijkt te zijn van het klooster van de Zusters van Nazareth in Nazareth House, Hammersmith Road. Haar geboortedatum werd opnieuw opgegeven als 8/9/1886.

Helen Nora Redford overleed in 2005 in West Surrey. Haar geboortedatum werd opgegeven als 17 mei 1910. Ze was nooit hertrouwd.

  • Arthur Redford in Monturano POW camp

    Arthur Redford in Monturano POW camp

    Arthur Redford in Monturano POW camp

  • Arthur met kameraden in Monturano POW Camp

    Arthur met kameraden in Monturano POW Camp

    Arthur met kameraden in Monturano POW Camp

  • Peggy en haar moeder

    Peggy en haar moeder

    Peggy en haar moeder

  • Peggy (Helen) Arthur's vrouw

    Peggy (Helen) Arthur’s vrouw

    Peggy (Helen) Arthur’s vrouw

  • Brief over POW Camp in Duitsland

    Brief over POW Camp in Duitsland

    Brief over POW Camp in Duitsland

  • Brief over uitkering inkomen

    Brief over uitkering inkomen

    Brief over uitkering inkomen

  • Brief over uitkering tijdens vermissing

    Brief over uitkering tijdens vermissing

    Brief over uitkering tijdens vermissing

  • Medailles toegekend aan Arthur Redford

    Medailles toegekend aan Arthur Redford

    Medailles toegekend aan Arthur Redford

Bronnen en credits

 Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers
Voorouders – Militaire medaillekaart voor Arthur Redford
Wikipedia – Tobruk, Sherwood Foresters, Schotse Garde
Website van het Korps Militaire Politie
Koninklijk Militair Politie Museum
Nederlandse adoptiekaart voor ACR Redford
North Devon Journal 26/2/1931 en 18/8/1932
Western Morning News, Plymouth, Devon 6/12/1937
Hastings en St Leonards Waarnemer 15/10/1938
Surrey Adverteerder van 31/10/1942
Bristol Avondpost 14/2/1979
Nationaal Archief: Medaillegegevens voor Frederick Herbert Mark Collier en Frederick Gordon Spring
Hulp van Mr & Mrs B Pullenger (de dochter en schoonzoon van Peggy Redfords neef).  

Research Sue Reynolds, Tracey van Oeffelen, Elaine Gathercole

Lees verder

Kirby Frederick George

Kirby | Frederick George

  • Voornamen

    Frederick George

  • Leeftijd

    24

  • Geboortedatum

    21-11-1920

  • Datum overlijden

    19-07-1945

  • Servicenummer

    1122104

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Corps of Military Police

  • Grafnummer

    I. A. 2.

Graf Frederick Kirby

Graf Frederick Kirby

Graf Frederick Kirby

Biografie

Frederick George Kirby (Servicenummer 1122104) stierf als gevolg van een ongeluk op 19 juli 1945. Hij was 24 jaar oud en soldaat bij het Korps Militaire Politie. Hij werd aanvankelijk begraven op Begraafplaats De Kleffen, Overloon en later herbegraven op 30 januari 1946 in graf I. A. 2 op de oorlogsbegraafplaats in Overloon. Zijn inscriptie luidt “Mijn lieveling die ik liefhad maar niet kon redden ligt in dit graf. Loving wife Nell.”

Er is nog geen foto van Frederick George Kirby gevonden. Als iemand die dit leest een foto van hem heeft of meer informatie over hem – of als u hierna fouten in zijn biografie ziet, verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen.

Familieachtergrond

Frederick George Kirby was de zoon van Frederick George Kirby en Daisy Elizabeth Thomas die in 1914 in Islington, Londen waren getrouwd. Frederick (Snr) was geboren op 6/2/1895 en Daisy op 20/2/1894, beide in Islington. Men denkt dat ze de volgende kinderen hadden: Frederick G. 21/11/1920, William E. 28/12/1922, Joan E. 10/7/1924 – en mogelijk Dennis R. in 1931. De eerste drie werden geboren in Islington, en Dennis in Bethnal Green.

In 1921 woonden Frederick en Daisy met hun zoon Frederick (Jnr) in 329, New North Road, Islington. Frederick werkte als kartonsnijder bij Arter Bros. Boxmaker.

In september 1939 woonden ze in 3 Vyner Street, Bethnal Green, Londen. Frederick (Jnr), William en Joan waren ook aanwezig plus nog een naamloos kind, mogelijk Dennis. Frederick (Snr) werd nu vermeld als een “Guillotine Cutter – Carboard & Paper”. Frederick (Jnr) werkte als verpakker van ijzerwaren, William als factuurbediende en Joan als kleermaker.

Frederick (Jnr) trouwde in 1941 in Wycombe, Buckinghamshire met Ellen Patricia Taylor (of Nell of Nellie zoals ze bekend stond).

Nellie P. Taylor was de dochter van Arthur George Taylor en Alice Ellen Euesden die op 23/1/1916 in Bethnal Green waren getrouwd. Arthur was geboren op 22/2/1893 in Nova Scotia, Canada en Alice op 8/9/1895 in Hackney, Londen. Nellie was een van de volgende vier kinderen, allemaal geboren in Bethnal Green: Arthur J. B. 1/11/1916, Alice E. 1918, Nellie Patricia. 27/1/1922 en Doris Florence. 1929. Alice (Jnr) overleed echter op 14-jarige leeftijd in 1933 in Hackney district. In 1921 en 1939 woonde het gezin op 49 Old Ford Road, Bethnal Green. Arthur werkte in 1921 als bezorger voor de Great Eastern Railway en was in 1939 vrachtwagenchauffeur. Nellie werkte in 1939 als mantelmachinist.

Frederick en Nellie Kirby hadden mogelijk de volgende kinderen, beide in North Buckinghamshire: Patricia 1943 en Brian E. 1945. Men denkt dat Brian kort na zijn geboorte in Stepney in Londen is overleden. Het is niet bekend wat er met Patricia is gebeurd, als zij inderdaad hun kind was.

Militaire achtergrond

Frederick George Kirby nam in 1940 dienst bij de Royal Artillery, maar werd op 28 januari 1945 overgeplaatst naar het Korps Militaire Politie. Er is weinig meer bekend over zijn militaire carrière of de omstandigheden en locatie van zijn dood.

Volgens het CWCG woonde zijn vrouw, Ellen Patricia Kirby, in Bow, Londen.

Na de dood van Frederick G. Kirby trouwde Nellie in 1947 met Samuel Mullem in Bethnal Green. Samuel was geboren in Shoreditch, Londen, op 27/6/1921 als zoon van Nathan Mullen en Katherine Marks die in 1906 in Mile End, Londen waren getrouwd. Hij was een van de acht kinderen die zij tussen 1907 en 1923 in Stepney en Shoreditch kregen. In september 1939 woonde hij met zijn ouders, vijf broers en zussen en zijn grootvader van moederskant in 68 Goldsmith’s Row, Bethnal Green en werkte hij als leerling matrassenmaker.

Samuel Mullem overleed in 1996 in Canterbury en Ellen Patricia Mullem overleed in 2000 in Eastbourne. Vermoedelijk hadden ze geen kinderen.

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten; volkstelling in Engeland en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
Testamenten van Ellen Patricia Mullem en Doris Florence O’Kane

Research Elaine Gathercole

  

Lees verder

Shaw Harold

Shaw | Harold

  • Voornamen

    Harold

  • Leeftijd

    29

  • Geboortedatum

    16-06-1915

  • Datum overlijden

    12-10-1944

  • Servicenummer

    2661267

  • Rang

    Guardsman

  • Regiment

    Coldstream Guards, HQ 6th Tank Brigade

  • Grafnummer

    III. E. 10.

Graf Harold Shaw

Graf Harold Shaw

Graf Harold Shaw

Biografie

Harold Shaw stierf op 12 oktober 1944. Hij was 29 jaar oud en was een Guardsman bij de Coldstream Guards (Service No. 26612670) en was op het moment van zijn dood verbonden aan de 6th Guards HQ Tank Brigade. Hij werd aanvankelijk begraven op Begraafplaats Th.J. Janssen, Overloon en later herbegraven in Graf III.E.10 op Overloon War Cemetery op 19 mei 1947.

Er is nog geen foto van Harold Shaw gevonden. Als iemand die dit leest een foto van hem heeft of meer informatie over hem – of als u hierna fouten in zijn biografie ziet, verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen.

Familieachtergrond

Militaire gegevens vertellen ons dat Harold Shaw op 16 juni 1915 in Barnsley werd geboren, maar in Sheffield woonde en van beroep tuinman was.

Het is aannemelijk dat hij de zoon was van Frederic Shaw en Martha Harriet Bly, die in 1910 in Huddersfield waren getrouwd. Frederic werd op 16/4/1882 in Huddersfield geboren en Martha op 8/4/1886 in Rotherham, hoewel haar familie rond 1900 naar Darfield was verhuisd. Ze hadden de volgende kinderen: Edith Mary 1910, James 18/10/1911, Dorothy 1913, Harold 1915 en Florence M. 16/8/1918. De eerste drie werden geboren in Huddersfield, terwijl Harold en Florence geboren werden in Barnsley, of specifieker Darfield, wat suggereert dat ze tussen 1913 en 1915 van Huddersfield naar Darfield verhuisden. Darfield is een dorp ongeveer 4 mijl ten zuidoosten van Barnsley.

In 1911 woonden Fredric en Martha op 16 New Hey Road, Huddersfield met hun eerste kind. Frederic werkte als molenmaker. In 1921 waren ze verhuisd naar 80, New Street, Darfield. Frederic werkte nu als ketelmaker voor de Houghton Main Colliery Co. maar zat op dat moment zonder werk. Hun vijf kinderen, waaronder Harold, waren bij hen. Een ander gezin schijnt op dat moment bij hen op bezoek te zijn geweest. Dit waren Hubert en May Smith. Hubert werd in 1881 geboren in Brighton, Sussex en was chauffeur – maar werd ook vreemd genoeg beschreven als een patiënt in het Brighton Hospital. May werd in 1897 geboren in Wombwell, vlakbij Darfield. Bij hen waren twee kinderen, Mavis Dorren Smith geboren in 1919 en Teresa Dion Smith geboren in 1920 – beide in Darfield. May Smith was de zus van Martha die in 1918 met Hubert Smith was getrouwd.

In september 1939 woonden Frederic en Martha Shaw in 42 Edward Street, Middlecliffe, een klein gehucht net buiten Darnfield. Frederic werkte bovengronds als smid in een kolenmijn. Bij hen woonden James en Florence, maar niet Edith, Dorothy of Harold. James werkte in een kolenmijn en Florence als reizende privéverpleegster. Daar was ook Henry E. Elliott geboren op 25 april 1881. Hij was getrouwd en werkte als bovengrondse brandmeester in een kolenmijn.

Op dat moment woonde Harold, geboren 16/6/1915, in 1 Court, 2h Bond Street, Sheffield en werkte als tuinman. Hij woonde in hetzelfde huishouden als Bernard en Doris M. Fleming. Bernard was geboren op 26/10/1910 en werkte als algemeen arbeider en Doris was geboren op 18/9/1904 en werkte als kok. Het is niet zeker of Harold ooit getrouwd is.

Militaire carriëre

Op 3 mei 1940 meldde Harold Shaw zich bij de Coldstream Guards, maar werd toegevoegd aan de6th Guards HQ Tank Brigade. Dit was een gepantserde brigade van het Britse leger die in 1941 werd gevormd uit de Foot Guards als de 6th Guards Armoured Brigade toen het Verenigd Koninkrijk werd bedreigd met een invasie in Operation Sea Lion en er meer gepantserde formaties nodig waren. In de zomer van 1941 werd de infanterie van de Guards omgevormd tot een pantserformatie en werd de Guards Armoured Division gevormd, met daarin de 5th en 6th Guards Armoured Brigades, samen met ondersteunende eenheden.

In 1942 werden alle Britse pantserdivisies gereorganiseerd tot één pantserbrigade en één gemotoriseerde infanteriebrigade. De 6th Guards Armoured Brigade werd zo een onafhankelijke tankbrigade en kreeg de naam 6th Guards Tank Brigade. Tijdens de oorlog was ze als volgt samengesteld: 4th Tank Battalion Coldstream Guards, 4th Tank Battalion Grenadier Guards, 3rd Tank Battalion Scots Guards. De brigade was nu uitgerust met de Churchill tank.

De brigade nam deel aan de Slag om Normandië in Operatie Bluecoat. Ze landden op 20 juli 1944 op de stranden Gold en Juno (D Day +34) en kwamen voor het eerst in actie op 30 juli bij Caumont met de 15e Schotse Divisie met wie ze uitgebreid getraind hadden. De slag om Caumont (door de bocage) was een volledig succes in die zin dat de doelen werden bereikt. In augustus bleef de Brigade in Normandië en was in actie bij Estry en Chenedolle. Na Normandië was er een lange pauze voordat de Brigade weer in actie kwam. Ze bleven tot 27 september in Frankrijk. Ze zouden onder het bevel van 8 Corps komen. Op 27 september begon hun opmars naar het noorden, eerst door België en daarna door Nederland.

Op 30 september kwam het 4e bataljon van de Coldstream Guards onder de 3e Britse Divisie en trok naar St. Hubert en vervolgens naar Mook op 3 oktober. Op 6 oktober verwachtte de Brigade een grote operatie in het Reichswald. Het hoofdkwartier van de brigade kwam samen met het 4e bataljon van de Grenadier Guards en het 3e bataljon van de Scots Guards naar voren om zich aan te sluiten bij het 4e bataljon van de Coldstream Guards. Op 7 oktober vertrok het hoofdkwartier van de brigade om Beers voor het vallen van de avond te bereiken. De colonne werd echter net ten zuiden van Mill tegengehouden. De plannen waren veranderd. Dit was het gevolg van het mislukken van Operatie Market Garden om de brug bij Arnhem te veroveren. Het had de Geallieerden in een smalle frontlijn door Nederland achtergelaten. Operatie Aintree was bedoeld om deze situatie op te lossen door de Duitsers van de westelijke oever van de Maas te verwijderen.

Een aanval was gepland voor 11 oktober, maar werd 24 uur uitgesteld tot 12 oktober. Het aanvankelijke plan was dat het 4e bataljon van de Coldstream Guards zou assisteren bij de inname van Overloon en de weg Sint Anthonis – Overloon zou openen in de eerste fase van de aanval, gevolgd door het 4e bataljon van de Grenadier Guards dat zou assisteren bij het vrijmaken van bossen en het veiligstellen van Venray.

De aanval begon om 12.10 uur op 12 oktober, wat later was dan gepland. Het spervuur van de artillerie begon om 12.00 uur. De opmars naar Overloon verliep soepel en zonder grote incidenten totdat de mijnenvelden in het noorden werden aangetroffen. Hier werden 2 HQ tanks van 4 Tank Coldstream Guards uitgeschakeld, waardoor twee informatiebronnen binnen een paar minuten van elkaar vernietigd werden. Er kwam weinig nieuws uit de eerste hand gedurende zo’n twee uur en toen werd bekend dat er nog 2 tanks waren uitgeschakeld door een Panther tank, waarvan er eerder meerdere waren gemeld in Overloon. Tegen 13.30 uur was de lijn van de belangrijkste dwarsweg van oost naar west door het centrum van de stad bereikt. Om 17.30 uur ondersteunde het 4e bataljon van de Grenadier Guards de opmars ten westen van Overloon, waarna de tankbataljons voor de nacht werden teruggetrokken en de infanterie 8 uur lang rustig doorbracht. Op deze dag werd Harold Shaw gedood.

Harolds vader, Frederic Shaw, stierf in 1965 en zijn moeder, Martha Harriet Shaw, in 1971 – beiden in het Staincross District waar Darfield onder valt.

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers; Brits krantenarchief.
De Coldstream Guards, 1920-1946, door Michael Howard en John Sparrow via Hathitrust
Wikipedia -6e Tank Guards Brigade
Sporen van Oorlog – 6 Tank Guards Brigade Oorlogsdagboek
6th Tank Guards Brigade Website
Website van het Nationaal Legermuseum: Coldstream Guards

Research Elaine Gathercole

  

Lees verder

volg ons op

e-mail: overloonwarchronicles@gmail.com
correspondentieadres:
Holthesedijk 2 a, 5825JG Overloon

Kvk nummer: 83346422
Banknummer: NL04 RBRB 8835 3869 69
t.n.v. Stichting Overloon War Chronicles
BIC / SWIFT code  RBRBNL21

©2021 Overloon War Chronicles