Skip to main content

Sproat Henry

Sproat | Henry

  • Voornamen

    Henry

  • Leeftijd

    23

  • Geboortedatum

    1921

  • Datum overlijden

    14-11-1944

  • Servicenummer

    14201340

  • Rang

    Private

  • Regiment

    King’s Own Scottish Borderers, 1st Bn.

  • Grafnummer

    II. B. 9.

  • Henry Sproat

    Henry Sproat

    Henry Sproat

  • Graf Henry Sproat

    Graf Henry Sproat

    Graf Henry Sproat

Biografie

Henry Sproat sneuvelde in de strijd op 14 november 1944. Hij was soldaat in het 1ste Bataljon van de King’s Own Scottish Borderers (Service No. 14201340), slechts 23 jaar oud. Hij werd aanvankelijk begraven op Begraafplaats A. vd Wijst in Overloon en herbegraven op 13 mei 1947 in graf II. B. 9 op de CWG Begraafplaats Overloon. De inscriptie op zijn graf luidt “Gezegend zij de Heer die gaf, gezegend zij de Heer die wegneemt”.

Familieachtergrond

Thomas was de zoon van Henry Sproat en Martha Dixon die in 1883 waren getrouwd. Hij was geboren in 1888 in Ryehope, County Durham. Henry was in 1860/1 geboren in South Shields en Martha in 1864/5 in Ryehope. Ze kregen minstens 14 kinderen, maar vier stierven toen ze 7 jaar of jonger waren. De kinderen die voor 1898 werden geboren, werden in Ryehope geboren en die daarna in Grangetown rond die tijd. Ryehope ligt aan de noordoostkust aan de zuidelijke rand van Sunderland, terwijl Grangetown iets ten noorden van Ryehope ligt.

In 1901 woonden Henry en Martha op 10, Regent Terrace, Grangetown. Bij hen waren hun zeven overlevende kinderen die toen geboren waren, waaronder Thomas. Henry werkte als mijnstoker. In 1911 woonden Henry en Martha in 37 Sea View, Grangetown. Bij hen waren tien van hun kinderen, waaronder Thomas. Henry werkte als remmer in een ondergrondse kolenmijn. Thomas werkte als “Putter” in een kolenmijn, net als zijn 17-jarige broer. Twee van zijn zussen werkten als huisbediende en één werkte op een boerderij.

Martha Sproat stierf echter in 1917 op 54-jarige leeftijd, waardoor Henry achterbleef met vier kinderen onder de 15 jaar.

In 1918 trouwde Henry in Sunderland met een weduwe, Ann Maria Snell (geboren Vine).

Ann Maria Vine was in 1893 in Sunderland getrouwd met James Henry Snell. Ann was in 1872/3 geboren in West Stanley, County Durham en James in 1869 in Cornwall. Ze schijnen tussen 1894 en 1914 minstens zeven kinderen te hebben gekregen, hoewel er twee op jonge leeftijd stierven. Ze werden allemaal geboren in Ryehope. De oudste van de kinderen was Laura Ellen geboren in 1895.

In 1901 woonden ze op 8, Sea View, Ryhope. James werkte als kolenmijnwerker. Bij hen woonden hun twee kinderen die toen geboren waren. In 1911 woonden James en Ann in 89 Queen Street, Ryehope Colliery. James had hetzelfde beroep. Bij hen woonden inmiddels 4 kinderen. James H Snell overleed echter in 1915 in Sunderland op slechts 46-jarige leeftijd.

In 1918, slechts een paar maanden nadat Henry Sproat met Ann Maria Snell was getrouwd, trouwde Henry’s zoon Thomas met Ann’s dochter Laura. Ze kregen de volgende drie kinderen, allemaal in Sunderland: Reuban 22/1/1920, Henry 5/7/1921 en Thomas 24/9/1928.

In juni 1921 woonden Thomas en Laura Sproat op 11, Stockton Terrace, Grangetown samen met hun eerste kind in het huishouden van Henry en Ann Sproat. Er waren ook twee van Henry’s jongste kinderen uit zijn eerste huwelijk en drie van Ann’s kinderen uit haar eerste huwelijk. Henry werkte bij Hendon Paper Works Co. Thomas werkte als mijnwerker bij Ryehope Coal Coy. Ltd. Zijn broer werkte als machinist bij Ryehope Coal Coy. Ltd. Ann’s zoon, Reuben, werkte als arbeider bij Hendon Paper Mills.

In september 1939 woonden Thomas en Laura in hun eigen huis in 114 Westheath Avenue, Sunderland. Bij hen waren hun drie zonen en ook Thomas’ vader, Henry, die nu weduwnaar was omdat zijn vrouw in 1930 was overleden. Thomas werkte als wagonknecht in een kolenmijn. Zijn oudste zoon, Reuben, werkte als assistent klopper/brander bij Hendon Paper Mills. Henry zelf werkte als leerling metselaar. De vader van Thomas werd weergegeven als een gepensioneerde van Hendon Paper Mills. Thomas’ geboortedatum werd opgegeven als 24/6/1890 (hoewel men denkt dat hij in 1888 geboren is) en die van Laura als 2/7/1895.

Militaire carrière

Het is niet bekend wanneer Henry Sproat zich heeft aangemeld, maar gezien zijn leeftijd zal hij niet bij de KOSB hebben gediend toen ze deelnamen aan de Slag om Frankrijk en in 1940 uit Duinkerken werden geëvacueerd. Het 1ste Bataljon van de KOSB nam toen een defensieve rol aan en patrouilleerde in Sussex.

Bij de geallieerde invasie van Europa in 1944 liep het 1e bataljon KOSB voorop en keerde terug naar Frankrijk op D-Day, 6 juni, waar het landde op ‘Queen’ Beach, een onderdeel van Sword Beach. Ze vochten door Normandië en rond Caen tot de stad capituleerde en rukten toen op naar het noorden door België en Nederland.

Het bataljon kwam op 21 september vanuit België Nederland binnen bij Budel, waar de troepen een geweldig welkom kregen van de inwoners. Op 24 september trokken ze verder naar Liessel waar ze patrouilles uitvoerden in het gebied ten oosten van het Kanaal van Deurne. Op 28 september nam het bataljon posities in verder naar het noorden ter dekking van een kruispunt bij Milheeze, waarna ze op 1 oktober weer verder naar het noorden trokken, naar St Hubert waar ze opnieuw zeer goed ontvangen werden door de inwoners. Ze bleven hier tot 12 oktober om patrouilles uit te voeren, maar kregen ook training en tijd om wat te ontspannen.

Op 12 oktober verhuisden ze naar een gebied net ten westen van St Anthonis. Op deze dag viel de 8th Brigade aan in de richting van Overloon en tegen 17.00 uur hadden de 1st Suffolks de stad veroverd en net ten zuiden ervan een positie ingenomen. Op 13 en 15 oktober nam het bataljon met andere bataljons deel aan het vrijmaken van bossen ten westen en zuiden van Overloon. Tijdens deze actie werden 3 mannen gedood en 12 gewond. De volgende dag ging het Bataljon verder naar het zuiden door meer bossen, maar die middag kregen ze het bevel om de posities van het 4e KSLI ten oosten van Overloon in het Smakt gebied over te nemen. Tijdens de overname werd één man gedood en 3 gewond door Nebelwerfers (Moaning Minnies).

Ze bleven op deze positie tot 4 november. Van hieruit konden ze patrouilleren in het gebied ten westen van de spoorlijn en bewegingen van Duitsers aan de oostkant observeren en op hen richten. Ze werden vaak zwaar beschoten en gebombardeerd, maar maakten ook goed gebruik van de artillerie om terug te slaan. Mijnen op de spoorwegovergangen verhinderden pogingen om de spoorweg over te steken. Bij één gelegenheid, op 22 oktober, toen een peloton overstak om te zien of de vijand zich uit de huizen in Smakt had teruggetrokken, werden ze verrast door vijandelijke machinegeweren die in de huizen verborgen waren. Eén officier en 19 andere rangen werden vermoedelijk gedood of gevangen genomen en slechts 5 konden ontsnappen. In deze periode raakten 33 mannen gewond, 10 werden gedood en 21 vermist.

Op 4 november werd het bataljon overgedragen aan de 2 Royal Ulster Rifles en 2 Lincolns en verhuisde naar net buiten St Anthonis. Hier was de routine 48 uur rust en slaap en de resterende 72 uur werd besteed aan het schoonmaken van wapens, munitie en uitrusting en het controleren van voorraden en uitrusting. Sommigen genoten van 48 uur in Brussel en de meesten konden naar de bioscoop in Mill.

Ze bleven in de buurt van St Anthonis tot 9 november, toen ze terug trokken naar het Overloon gebied. Op 14 november namen ze posities in ten westen van de spoorlijn in de buurt van Smakt die in handen waren van de 2 Lincolns. De overname begon voor het eerste licht toen ze blootgestelde vooruitgeschoven posities en staande patrouilles overnamen waarvan men dacht dat ze onder vijandelijke observatie stonden. De overname was om 14.15 uur voltooid. Dit was de dag waarop zowel Henry Sproat als John McGregor Drummond sneuvelden. De omstandigheden van de dood van de laatste zijn bekend, maar niet die van Henry Sproat.

Ze werden beiden aanvankelijk begraven bij huizen in de buurt van het Schaartven, samen met 8 andere mannen van hun bataljon en 11 anderen van andere bataljons. Ze werden allemaal herbegraven in Overloon op 13 mei 1947.

Henry’s vader, Thomas Sproat, stierf in 1947 in Sunderland, slechts drie jaar na zijn zoon.

Het volgende artikel verscheen in de Sunderland Daily Echo and Shipping Gazette van 15/11/1948:
SPROAT (Westheath Av) – In liefdevolle herinnering aan Pte. Harry Sproat K.O.S.B., 23 jaar oud, gesneuveld in actie, Nederland, 14 november 1944. Begraven Overloon British Cemetery; geliefde zoon van Laura Ellen en wijlen Thomas Sproat. Te geliefd om ooit vergeten te worden door zijn liefhebbende moeder, broers Reuben, Tom, schoonzus Iris, neef Angus, tantes, ooms, neven en nichten.”

Henry Sproat wordt herdacht in St Aidan’s Church, Grangetown.

Zijn oudere broer, Reuben Sproat, trouwde in 1946 in Sunderland met Jessie I. Macdonald. Ze kregen de volgende 5 kinderen, allemaal in Sunderland: Angus 1947, Sylvia 1949, Alison 1951, Malcolm 1955 en Iris 1957.

Zijn jongere broer, Thomas Sproat, trouwde met Lily B. Green in 1952 in Durham Eastern. Ze kregen de volgende twee kinderen in Sunderland: Ian 1953, Stuart 1958.

Laura Ellen Sproat overleed in 1974 in Sunderland. Thomas overleed in 1983 en Reuben in 1989, beide in Sunderland.

  • King's Own Scottish Borderers, 1st Bn. with Henry standing 3rd from left to right.

    King’s Own Scottish Borderers, 1st Bn. with Henry standing 3rd from left to right.

    King’s Own Scottish Borderers, 1st Bn. with Henry Sproat standing 3rd from left to right.

  • Henry's grave around 1947

    Henry’s grave around 1947

    Henry’s grave around 1947

  • War Memorial St Aidans Church Grangetown

    War Memorial St Aidans Church Grangetown

    War Memorial St Aidans Church Grangetown

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
King’s Own Scottish Borderers website
1e KOSB oorlogsdagboeken 
Foto’s van Marina Coccioletti, Henry’s achternicht.

Onderzoekers: Elske Dusselaar-van Kammen, Nicole van Loon, Elaine Gathercole

  

Lees verder

Richmond Albert Samuel

Richmond | Albert Samuel

  • Voornamen

    Albert Samuel

  • Leeftijd

    24

  • Geboortedatum

    1920

  • Overlijdensdatum

    13-10-1944

  • Servicenummer

    4806020

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Suffolk Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    II. E. 9.

  • Albert Samuel Richmond

    Albert Samuel Richmond

    Albert Samuel Richmond

  • Graf Albert Samuel Richmond

    Graf Albert Samuel Richmond

    Graf Albert Samuel Richmond

Biografie

Albert Samuel Richmond sneuvelde op 13-10-1944 in Overloon op 20-jarige leeftijd. Hij werd aanvankelijk begraven op de begraafplaats Th.J. Janssen en herbegraven in graf II.E.9. op Overloon CWG Cemetery op 20 mei 1944. Hij was soldaat in het 1ste Bataljon van het Suffolk Regiment (Servicenummer 4806020). De inscriptie op zijn graf luidt als volgt: “God’s greatest gift. remembrance”

Familie achtergrond

Albert werd geboren in januari 1920. Zijn ouders waren John William Richmond en Ada Meeds.
Albert had 10 broers en zussen. Ted, Lucy, Walt, George, Kath, Violet, Dot, Bill, Ivy and Derek. Lucy werd opgevoed door haar grootouders nadat ze op 9-jarige leeftijd polio had gekregen. Zijn jongste broertje Derek verdronk op 2-jarige leeftijd.

De Richmonds woonden op Holland Fen, Lincolnshire, in Engeland in de buurt van het dorp East Heckington en de stad Heckington. Helaas leeft geen van Alberts broers en zussen nog, zijn jongste zus overleed ongeveer 5 jaar geleden. De familie was landarbeider van generatie op generatie. Alberts laatste baan voordat hij naar de Suffolk’s ging was landarbeider.

Albert trouwde in 1943 met Kathleen Starbuck ergens in de buurt van Wisbech. Zijn oudere broer Walt was “his best man”. Tijdens de bruiloft werden militaire uniformen gedragen.

Kathleen diende bij de Auxiliary Territorial Service (ATS). De ATS werd opgericht in 1938. Aanvankelijk waren er alleen banen voor koks, bedienden, verpleegsters, winkelmeisjes of chauffeurs. Maar uiteindelijk waren er meer dan honderd verschillende functies bij de ATS, waaronder het dienen in luchtafweerbatterijen. Door deze uitbreiding konden meer mannen worden vrijgemaakt voor frontdienst. Meer dan 250.000 vrouwen dienden in de ATS tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarmee het de grootste vrouwendienst was.

Zijn broer Walt zat bij de Home Guard. De Home Guard werd in mei 1940 opgericht als de ‘laatste verdedigingslinie’ van Groot-Brittannië tegen de Duitse invasie. Leden van dit ‘Dad’s Army’ waren meestal mannen boven of onder de dienstplichtige leeftijd en degenen die ongeschikt of onverkiesbaar waren voor frontlinie militaire dienst. De militie ontwikkelde zich tot een goed uitgerust en goed getraind leger van 1,7 miljoen mannen. Mannen van de Home Guard werden niet alleen klaargestoomd voor invasies, maar vervulden ook andere taken, zoals het opruimen van bommen en het bemannen van luchtafweergeschut en kustartillerie.

Albert en Kathleen kregen een zoon Kenneth die in 1944 werd geboren. Albert stierf helaas voordat hij zijn zoon ontmoette. Er werd een brief naar hem gestuurd om hem te vertellen dat hij vader was geworden van een zoon Kenneth. Deze brief werd hem echter pas in Nederland overhandigd, wat betekende dat hij geen speciaal verlof meer kon aanvragen om naar huis te gaan om zijn gezin te zien.

Kathleen is nooit hertrouwd. Een uitspraak van haar was ”They took the one I loved, and I won’t marry again”. Deze moedige vrouw bleef bij haar uitspraak en voedde haar zoon Kenneth liefdevol op in haar eentje.

Kathleen en Kenneth zijn een keer op bezoek in Nederland geweest. Ook twee van zijn zussen hebben zijn graf bezocht. Alberts oudere broer Walt, de grootvader van Mandy, die ons schreef, heeft helaas nooit zijn graf kunnen bezoeken.

“De dood van zijn broer Albert was het grootste verdriet in zijn hele leven. Hij zou zo ontroerd zijn om te zien hoe zorgvuldig zijn broers graf wordt onderhouden. De dood van Albert bracht nog steeds tranen in mijn grootvaders ogen toen hij ver in de 80 was. Het verlies was een verdriet dat nooit geheeld is.”

“Ik hoop zelf heel erg dat ik ooit het graf van Albert kan bezoeken namens mijn opa, ik weet dat het de wereld voor hem zou hebben betekend.”

Alberts naam staat op het oorlogsmonument in East Heckington, waar o.a. zijn broer Walt als zijn vrouw elk jaar bloemen voor hem neerlegden op het Remembrance Day. Mandy legde kruisjes op het herdenkingsveld in Westminster Abbey op Remembrance day.

Militaire carriere

Albert meldde zich in 1940 aan bij het leger. Het is niet precies bekend of hij zich direct bij het 1ste Bataljon van het Suffolk Regiment voegde.

Na de evacuatie van Duinkerken in mei 1940 bracht het bataljon de volgende vier jaar door met trainen in het Verenigd Koninkrijk voor de invasie van Normandië in 1944. Ze landden op Sword Beach op D-Day, 6 juni, en waren betrokken bij de aanval en de inname van het Hillman Fort op die dag. Ze trokken verder door Frankrijk en België, met zware gevechten die veel levens kostten bij Chateau de la Londe en Tinchebrai voordat ze in Nederland aankwamen, waar ze op 1 oktober Molenhoek bereikten, net onder Nijmegen.

Tegen die tijd was Operatie Market Garden er niet in geslaagd de brug bij Arnhem te veroveren, zodat de Geallieerden in een smalle salient door Nederland achterbleven. Het bataljon zou daarom deel uitmaken van Operatie Aintree. Het doel was Overloon aan te vallen en de vijandelijke salient ten westen van de rivier de Maas vrij te maken. Ze draaiden daarom naar het zuiden, via Mook en Rijkevoort om bezet Overloon vanuit het noorden te naderen.

De aanval op Overloon werd vertraagd door hevige regen en zeer modderige omstandigheden tot de middag van 12 oktober. Het plan was dat het 1st Suffolk Regiment rechts zou aanvallen terwijl het 2nd Battalion van het East Yorkshire Regiment links verder zou gaan. Vroeg die ochtend trok het bataljon door St Anthonis en Oploo naar een verzamelplaats om Overloon aan te vallen. Een spervuur van de artillerie ging elke 5 minuten 100 meter vooruit met het bataljon erachteraan. Het bataljon bereikte die dag hun doel dat net ten westen van Overloon lag, maar met 10 gesneuvelde mannen en 57 gewonden. Gedurende die nacht werd het bataljon blootgesteld aan tamelijk zwaar granaat- en mortiervuur. De volgende dag, 13 oktober, verplaatste het bataljon zijn positie iets naar het oosten, langs de hoofdweg van Overloon naar Venray. Dit was een veiligere positie dan de vorige nacht omdat andere regimenten de nabijgelegen bossen van de vijand hadden gezuiverd. Toch werden er die dag vier mannen gedood en 20 gewond, waaronder Albert Samuel Richmond.

Zijn andere kameraden die op deze dag sneuvelden waren Stanley Douglas BowyerJohn Alfred Thomas Warnell en George Victor Willoughby.

Van het Suffolk Regiment, 1st Bn. liggen 23 mannen begraven op Overloon War Cemetery.

  • Albert Samuel Richmond

    Albert Samuel Richmond

    Albert Samuel Richmond

  • Krantenartikel over het overlijden van Albert Richmond

    Krantenartikel over het overlijden van Albert Richmond

    Krantenartikel over het overlijden van Albert Richmond

  • East Heckington War Memorial

    East Heckington War Memorial

    East Heckington War Memorial

  • Remembrance Day Remembrance Fields Westminster Abbey

    Remembrance Day Remembrance Fields Westminster Abbey

    Remembrance Day Remembrance Fields Westminster Abbey

  • East Heckington War Memorial 2nd world war

    East Heckington War Memorial 2nd world war

    East Heckington War Memorial 2nd world war

Bronnen en credits

Imperial War Museum
Ancestry records en stambomen
Mandy Godfree, achternicht van Albert Richmond voor familieachtergrond en foto’s.

Research Anny Huberts

Lees verder

Smith Leslie Joseph

Smith | Leslie Joseph

  • Voornamen

    Leslie Joseph

  • Leeftijd

    22

  • Geboortedatum

    19-06-1922

  • Overlijdensdatum

    12-10-1944

  • Servicenummer

    11408425

  • Rang

    Private

  • Regiment

    South Lancashire Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    IV.B.6

  • Leslie Joseph Smith

    Leslie Joseph Smith

    Leslie Joseph Smith

  • Graf Leslie Smith

    Graf Leslie Smith

    Graf Leslie Smith

Biografie

Leslie Joseph Smith sneuvelde op 12 oktober 1944 in de buurt van Overloon. Hij was toen 22 jaar oud. Hij was soldaat in het 1ste Bataljon van het South Lancashire Regiment (Servicenummer 11408425). Hij werd aanvankelijk begraven op het terrein van Weduwe Goemans, Overloon en op 27 mei 1947 bijgezet in graf IV.B.6 op de Overloon CWG Cemetery. De inscriptie op zijn graf luidt “geef hem eeuwige rust o heer en laat eeuwig licht op hem schijnen.”

Familieachtergrond

Leslie was de tweede zoon van William Henry (Bill) Smith en zijn vrouw Lena Smith in Halifax, West Yorkshire. Hij had een oudere broer Wilfred, twee jongere broers, William (Bill) en George en een zus, Sheila. Een andere broer, John, stierf op jonge leeftijd.
Ze werden allemaal geboren in Halifax, gingen naar de St Mary’s school en toen ze van school kwamen, werkten de oudere broers Wilfred, Leslie & Bill in een plaatselijke molen, ook weer in Halifax. Zijn broers werkten na de oorlog ook in de fabriek. Zijn broers en zus bleven in Halifax en trouwden en kregen daar ook hun kinderen.

Van wat zus Sheila vertelde, was Leslie altijd in staat om mensen aan het lachen te maken. Hij had een geweldig gevoel voor humor. Hij was een heel aardige, zachtaardige man die geliefd was bij iedereen die hem kende.

Tijdens de oorlog zaten drie van de broers bij de luchtmacht en alleen Leslie zat in het leger. Blijkbaar was Leslie’s moeder hier erg ongelukkig mee, want ze had graag gezien dat haar zoons bij elkaar waren en het maakte haar altijd van streek dat Leslie om wat voor reden dan ook, in haar woorden, “kanonnenvoer” was, in een andere tak van de strijdkrachten. Het was een constante zorg voor haar.

Helaas herstelde Leslie’s moeder nooit volledig van zijn dood en ook Wilfred had het moeilijk als oudste broer. Ze stierven allebei een paar jaar na Leslie. Zijn vader, die in de Eerste Wereldoorlog diende en de militaire medaille kreeg, stierf halverwege de jaren 60 en Leslie’s andere twee broers en zijn zus stierven allemaal begin 60 binnen 12 maanden na elkaar aan het eind van de jaren 80.

De familie Smith ontving na Leslie’s dood een brief van een familie in Nederland. De familie wist van tevoren van deze familie omdat Leslie hen had geschreven om te laten weten dat hij een lieve familie had ontmoet die voor hem zorgde. De familie weet niet hoe lang hij daar was voordat hij omkwam, maar het moet lang genoeg zijn geweest om de familie te ontmoeten en een brief naar huis te sturen.

In 1946 werd er een brief gestuurd door Harrie van Daal van de gemeente Vierlingsbeek om de familie te informeren over de tijdelijke begraafplaats van Leslie. Harrie van Daal was na de oorlog de initiatiefnemer van het Oorlogsmuseum in Overloon.

Militaire carriëre

Het is niet bekend wanneer Leslie zich aanmeldde bij het 1e Bataljon van het South Lancashire Regiment. Gezien zijn leeftijd is het onwaarschijnlijk dat hij in 1939/40 deelnam aan de invasie en terugtocht uit Frankrijk.

Het South Lancashire regiment was gelegerd in Preston, Lancashire, een stad ongeveer 40 mijl van Halifax, zijn geboorteplaats. Leslie bezocht zijn huis aangezien een foto van hem in uniform en met een van zijn broers voor hun huis is genomen. De portretfoto in uniform die genomen is in Blackpool (dit stond op de achterkant), de volgende stad naast Preston, suggereert ook dat hij in Preston gestationeerd was.

1st Bn South Lancashire Regiment

Duinkerken 1940

Aan het begin van de oorlog met Duitsland vertrok het 1st South Lancashire Regiment naar Frankrijk met respectievelijk de 4e en 1e Divisie van de British Expeditionary Force (BEF). Begin oktober 1939 had het bataljon posities ingenomen langs de Belgische grens.

Op 10 mei 1940 veranderde de situatie drastisch toen Duitsland België en Nederland binnenviel. De British Expeditionary Force rukte op naar België, maar de Duitse ‘blitzkrieg’ overrompelde het geallieerde front snel. De Britten werden gedwongen tot een reeks strategische terugtrekkingen en evacuaties vanuit Duinkerken terug naar het Verenigd Koninkrijk.

Churchill en zijn adviseurs hadden verwacht dat het mogelijk zou zijn om slechts 20.000 tot 30.000 mannen te redden, maar in totaal werden 338.000 troepen uit Duinkerken gered, waarvan een derde Fransen. Helaas bleven 90.000 man achter die gevangen genomen werden en de BEF moest ook noodgedwongen het grootste deel van haar tanks en zware kanonnen achterlaten. Het verzet in Duinkerken eindigde op 4 juni 1940.

Trainingen

Na terugkeer in het Verenigd Koninkrijk werd het 1e Bataljon van het South Lancashire Regiment overgeplaatst naar de 8e Infanterie Brigade (waartoe ook het 1e Suffolk Regiment en het 2e East Yorkshire Regiment behoorden) verbonden aan de 3e Infanterie Divisie, bijgenaamd Monty’s Ironsides.

Midden 1943 neemt het regiment deel aan trainingen in het zuidoosten van Schotland. Begin 1944 zijn ze ook in Schotland om aanvalslandingen te oefenen.

Met deze divisie landde het op D-Day (6 juni 1944) op Sword Beach.

Normandië landingen

Op D-Day, 6 juni 1944, landden de 1st South Lancashires, als één van de leidende aanvalsbataljons van de 3rd Division, op Sword Beach om 7:20 uur ’s morgens. Ondanks zware verliezen, waaronder die van hun commandant, rukten ze op door de Duitse verdediging en veroverden Hermanville tegen 9 uur ’s morgens.

In de daaropvolgende dagen veroverden ze Plumetot, Cresserons, La Deliverande, het ‘Trout’ bolwerk en de beroemde Pegasusbrug over de Orne.

Caen

Het bataljon speelde een sleutelrol in de Britse opmars naar Caen en werd geconfronteerd met intense gevechten en aanzienlijke verliezen, vooral op 22-23 en 26 juni, bij Le Londel.
In juli was het bataljon betrokken bij Operatie Goodwood, een Brits offensief, uitgevoerd van 18 tot 20 juli 1944 tijdens de grotere slag om Caen in Normandië. De operatie was erop gericht om vanuit het bruggenhoofd bij de Orne zuidwaarts op te rukken om de resterende delen van Caen en de Bourguébus heuvelrug veilig te stellen.

Falaise

Het offensief was in volle gang en zette een groot deel van het Duitse leger vast ten westen van Falaise. Op 11 augustus leidde de 1st South Lancashires een opmars in deze pocket langs de weg Vire-Tinchebray. Ondertussen veroverde de 1st East Lancashires op 12 augustus Bois Halbout en rukte op ten westen van Falaise. Op 19 augustus was de omsingeling compleet, wat het effectieve einde betekende van de strijd om Normandië.

België en Nederland

Van 16 september tot 18 september trokken ze in drie etappes door België om Lille St Hubert te bereiken, net ten zuiden van de Nederlandse grens ten zuiden van Eindhoven. Hier moesten ze het East Yorkshire Regiment en de Suffolk Regiments assisteren bij het maken van een bruggenhoofd over het Scheldekanaal dat ze op 20 september overstaken om Hamont te bereiken, net ten westen van de Nederlandse grens en vervolgens op de 22ste Weert in Nederland te bereiken, ondanks dat de Geallieerden moeilijkheden ondervonden door bruggen die vernield waren.

Ze bleven in deze omgeving tot 25 september toen C Company oostwaarts trok naar Schoor als onderdeel van een plan om de westelijke oever van een kanaal dat verder naar het oosten lag vrij te maken. Het hele bataljon zou hier de volgende dag aan deelnemen, maar er was besloten dat ze die dag naar Maarheeze zouden trekken, dus nam alleen C Company hieraan deel. Hun vooruitgang was traag, dus kregen ze het bevel zich terug te trekken en na de rest van het bataljon verder te trekken naar Maarheeze. Op 27 september trokken ze weer verder om Bakel te bereiken, dat net ten noordoosten van Eindhoven ligt. De volgende dag trokken ze weer iets noordelijker naar Mortel om de Amerikaanse 7de Pantserdivisie het gebied bij Bakel te laten bezetten. De Amerikanen trokken door naar St Anthonis. Het bataljon bleef in Mortel tot 1 oktober toen ze verder noordwaarts trokken naar Heumen dat net ten zuiden van Nijmegen en ten noorden van Cuijk ligt en vervolgens naar het nabijgelegen Mook op 3 oktober.

Tegen die tijd was Operatie Market Garden verder naar het noorden er niet in geslaagd om de brug bij Arnhem in te nemen. Hierdoor bevonden de Geallieerden zich in een smalle corridor door Nederland. De Amerikaanse 7de Pantserdivisie deed op 30 september een poging om deze corridor te verbreden door Overloon aan te vallen vanaf hun positie bij St Anthonis om te proberen deze corridor oostwaarts naar de rivier de Maas te verbreden, maar deze aanval mislukte.

Het 1ste Bataljon van het South Lancashire Regiment bleef bij Mook tot 8 oktober toen ze zuidwaarts trokken naar Wanroij. Er was besloten dat de Amerikanen zich zouden terugtrekken en het verbreden van de corridor door Overloon, Venray en Venlo aan de Britten zouden overlaten. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de aanval op Overloon op 11 oktober zou beginnen. Dit werd echter uitgesteld tot 12 oktober vanwege het zeer natte weer en de toestand van de grond.

Op 12 oktober begon de aanval ’s middags met een zeer zwaar spervuur van artillerie. Het 2nd East Yorkshire Regiment leidde de aanval op wat omschreven werd als Dog Wood ten westen van Overloon, terwijl het 1st Suffolks Regiment zich richtte op Overloon zelf. Beiden bereikten hun doel om 15.00 uur, maar er moest nog wat geruimd worden. Het 1st South Lancashire Regiment werd aanvankelijk in reserve gehouden, maar om 17.00 uur kregen A en D Companies het bevel om op te rukken om een resterend gebied te ontruimen met één troep van de 3rd Grenadier Guards ter ondersteuning van elke vooruitgeschoven compagnie. B en C Companies en nog een troep van de Grenadier Guards werden in reserve gehouden. Ze ondervonden weinig tegenstand en tegen de schemering waren ze in positie aan de voorste rand van een open plek. Het was echter op deze dag dat Leslie Joseph Smith helaas sneuvelde in de strijd, samen met vier anderen van zijn bataljon die die dag sneuvelden en nu naast elkaar begraven liggen.

John Walker, George Vickers, Dennis Roberts, Edward Roberts en Sydney Williamson.

  • Leslie on the left and one of his brothers, probably George

    Leslie on the left and one of his brothers, probably George

    Leslie on the left and one of his brothers, probably George

  • Letter from Harrie van Daal Gemeente Vierlingsbeek

    Letter from Harrie van Daal Gemeente Vierlingsbeek

    Letter from Harrie van Daal Gemeente Vierlingsbeek

Bronnen en credits

Ancestry diverse records en stambomen
The Lancashire Infantry Museum
Piet Peters voor achtergrondinformatie

Pauline Kershaw, nicht van Leslie Joseph Smith
Linda Adams voor samenstellen van de stamboom van de familie Smith

Research Anny Huberts

Lees verder

Walker John Robert

Walker | John Robert

  • Voornamen

    John Robert

  • Leeftijd

    22

  • Geboortedatum

    10-01-1922

  • Datum overlijden

    12-10-1944

  • Servicenummer

    11402946

  • Rang

    Private

  • Regiment

    South Lancashire Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    IV. B. 5.

  • John Robert Walker

    John Robert Walker

    John Robert Walker

  • Graf John Walker

    Graf John Walker

    Graf John Walker

Biografie

John Robert Walker (bij zijn familie bekend als Jackie) sneuvelde op 12 oktober 1944 in de buurt van Overloon. Hij was toen 22 jaar oud. Hij was soldaat in het1ste Bataljon van het South Lancashire Regiment (Servicenummer 11402946). Hij werd aanvankelijk begraven op het terrein van Weduwe Goemans, Overloon en herbegraven op 27 mei 1947 in graf IV. B. 5 op de Overloon CWG Cemetery. De inscriptie op zijn graf luidt: “Op een dag, ooit, zullen onze ogen de gezichten zien die in de herinnering blijven”.

Familieachtergrond

Jackie was de zoon van James Walker en Susan Paxton die in 1920 in Stockton on Tees in County Durham waren getrouwd. James Walker was geboren op 21/9/1897 in West Hartlepool en Susan op 11/10/1898 in Stockton. Jackie was een van de elf kinderen die tussen 1920 en 1940 werden geboren, hoewel er twee op jonge leeftijd stierven. Hij werd geboren op 10/1/1922 in Stockton.

In 1921 woonden James en Susan op 9, Smithfield, Stockton on Tees met hun eerste kind, Joseph, geboren in 1920. Dit was een huis met 9 kamers. Het hoofd van het huishouden was de vader van James, Thomas Walker, geboren in 1866 in Stockton. Zijn moeder, Mary E. Walker, was er ook, geboren in 1870 in Stockton. Verder woonden er nog 13 mensen. Hieronder waren vijf van Thomas’ ongetrouwde kinderen in de leeftijd van 10 tot 27 jaar. Ook aanwezig waren een getrouwde dochter, Maud Gatenby met haar man Ernest en een zoontje van 5 maanden en een getrouwde zoon, Henry R. Walker met zijn vrouw Margaret en drie van hun kinderen tussen de 9 maanden en 5 jaar oud.

Thomas werkte als een ijzermaler bij de Victoria Gas & Chemical Works maar zat zonder werk. Een van zijn zoons werkte daar ook en zat ook zonder werk. James werkte bij de Furness Ship Building Company in Haverton Hill, aan de noordelijke oever van de Tees. Twee van zijn broers werkten daar ook. Ook zijn zwager Ernest Gatenby werkte daar. Zijn broer Henry werkte bij Richardson, Duck and Coy. maar zat op dat moment zonder werk. Dit was een andere scheepsbouwer.

De scheepsbouw was in de 15e eeuw in Stockton begonnen en floreerde in de 17e en 18e eeuw. De Furness Shipbuilding Company was in 1917 opgericht als een noodscheepswerf om schepen te repareren die tijdens WO1 beschadigd waren geraakt. Tijdens WO2 werd het uitgebreid om aan de vraag in oorlogstijd te kunnen voldoen. Richardson, Duck and Coy. had in WO1 enkele marineschepen en ook veel koopvaardijschepen gebouwd. Het bedrijf werd in 1920 overgenomen door een ander bedrijf en kreeg in 1922 te maken met arbeidsconflicten en een gebrek aan orders. In 1925 ging het bedrijf failliet.

In september 1939 woonden James en Susan Walker in hun eigen huis op 6 Midbourne Road, Stockton on Tees. James werkte nu als algemeen arbeider. Zij hadden zeven kinderen, waaronder Jackie die werkte als boorder in een staalfabriek. De oudste, Joseph, was niet thuis en de jongste was nog niet geboren.

Militaire carrière

Jackie nam op 16/10/1941 dienst als boordschutter bij het 52e Anti Aircraft Driver Training Regiment van de Royal Artillery. Voor zijn indiensttreding was hij een shotblaster geweest.
Hij werd op 13/1/1942 overgeplaatst naar het 50th Light Anti Aircraft Regiment in Barnard Castle. Hij schijnt begin 1942 in Maryport, Eastleigh en Upton te hebben gezeten. In 1942 werd elk beschikbaar Light Anti Aircraft kanon ingezet bij de steden aan de zuidkust van Engeland om zich te verdedigen tegen vluchtaanvallen van Luftwaffe jachtbommenwerpers. Op 9/5/1942, mogelijk in Eastleigh, was hij twee uur afwezig zonder verlof waarvoor hij 10 dagen salaris moest inleveren. Hij kreeg ook 10 dagen soldij in mindering omdat hij niet zijn wapen bemandde toen hij op 21/2/1943 in Millbrook bij het detachement werd ingedeeld.

Hij schijnt vanaf 27/7/1943 een soort infectie te hebben opgelopen in een medische faciliteit in Clacton die er op uitdraaide dat hij op 5/8/1943 werd overgeplaatst naar het ziekenhuis van de Emergency Medical Service in Clacton of mogelijk Colchester. Hij werd na 10 dagen ontslagen naar Wansford.

Op 28/10/1943 werd hij overgeplaatst naar het South Lancashire Regiment en toegewezen aan het No. 19 Infantry Training Centre in Formby voordat hij op 22/2/1944 werd geplaatst bij de 101 Reinforcement Group in Leigh on Sea. Op 6/3/1944 sloot hij zich aan bij het 1ste Bataljon van de South Lancashires. Hij kreeg nog eens 5 dagen soldij in mindering omdat zijn geweer roestig en vuil was toen de compagniescommandant het op 1/4/1944 inspecteerde.
Op dat moment maakte het 1st Battalion of the South Lancashire Regiment deel uit van de 8th Infantry Brigade (waartoe ook het 1st Suffolk Regiment en 2nd East Yorkshire Regiment behoorden) die verbonden was aan de 3rd Infantry Division, bijgenaamd Monty’s Ironsides. Met deze divisie landde ze op D-Day (6 juni 1944) op Sword Beach.

Het lijkt erop dat Jackie op 27 juni 1944 gewond raakte door granaatscherven in beide schouders terwijl hij gelegerd was in Le Landel tijdens de aanval op Chateau de la Londe die deel uitmaakte van de slag om Caen.
Hij werd op 29/6/1944 geëvacueerd naar Engeland en op 1/7/1944 opgenomen in het Walton Hospital in Liverpool en op 17/7/1944 overgebracht naar een herstellingsoord. Hij werd op 3/8/1944 bij 30 Reinforcement Holding Unit geplaatst en op 22/8/1944 teruggestuurd naar Noordwest-Europa.

Ondertussen had zijn regiment in augustus deelgenomen aan de Slag om de Falaise Pocket.

Daarna bevonden ze zich op 20 augustus in Chappelle au Moine waar ze tot 3 september bleven. Dit gaf hen de gelegenheid om te trainen en wat te ontspannen. Dit zal het moment zijn geweest waarop Jackie zich weer bij hen voegde.

Op 3 september verhuisden ze van daar naar Les Andelys, ten zuidoosten van Rouen. Ze bleven ongeveer tot 16 september in dit gebied, namen deel aan verschillende routemarsen van 10 tot 20 km, ontvingen versterking van de nu opgeheven 59 Divisie, deden aan training en wat ontspanning.

Van 16 september tot 18 september trokken ze in drie etappes door België om Lille St Hubert te bereiken, net ten zuiden van de Nederlandse grens ten zuiden van Eindhoven. Hier moesten ze de East Yorks en Suffolk Regiments assisteren bij het maken van een bruggenhoofd over het Scheldekanaal dat ze op 20 september overstaken om Hamont te bereiken, net ten westen van de Nederlandse grens en vervolgens Weert in Nederland op de 22ste, ondanks dat de Geallieerden moeilijkheden ondervonden door bruggen die vernield waren.

Ze bleven in deze omgeving tot 25 september toen C Company oostwaarts trok naar Schoor als onderdeel van een plan om de westelijke oever van een kanaal dat verder naar het oosten lag vrij te maken. Het hele bataljon zou hier de volgende dag aan deelnemen, maar er was besloten dat ze die dag naar Maarheeze zouden trekken, dus nam alleen C Company hieraan deel. Hun vooruitgang was traag, dus kregen ze het bevel zich terug te trekken en na de rest van het bataljon verder te trekken naar Maarheeze. Op 27 september trokken ze weer verder om Bakel te bereiken, dat net ten noordoosten van Eindhoven ligt. De volgende dag trokken ze weer iets noordelijker naar Mortel om de Amerikaanse 7de Pantserdivisie het gebied bij Bakel te laten bezetten. De Amerikanen trokken door naar Sint Anthonis. Het bataljon bleef in Mortel tot 1 oktober toen ze verder noordwaarts trokken naar Heumen dat net ten zuiden van Nijmegen en ten noorden van Cuijk ligt en vervolgens naar het nabijgelegen Mook op 3 oktober.

Tegen die tijd was Operatie Market Garden verder naar het noorden er niet in geslaagd om de brug bij Arnhem in te nemen. Hierdoor bevonden de Geallieerden zich in een smalle corridor door Nederland. De Amerikaanse 7de Pantserdivisie deed op 30 september een poging om deze corridor te verbreden door Overloon aan te vallen vanaf hun positie bij Sint Anthonis om te proberen deze corridor oostwaarts naar de Maas te verbreden, maar deze aanval mislukte.

Het 1ste Bataljon van het South Lancashire Regiment bleef bij Mook tot 8 oktober toen ze zuidwaarts trokken naar Wanroij. Er was besloten dat de Amerikanen zich zouden terugtrekken en het verbreden van de corridor door Overloon, Venray en Venlo aan de Britten zouden overlaten. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de aanval op Overloon op 11 oktober zou beginnen. Dit werd echter uitgesteld tot 12 oktober vanwege het zeer natte weer en de toestand van de grond.

Op 12 oktober begon de aanval ’s middags met een zeer zwaar spervuur van artillerie. De 2 East Yorks leidden de aanval op wat omschreven werd als Dog Wood ten westen van Overloon, terwijl de 1 Suffolks zich richtten op Overloon zelf. Beiden bereikten hun doel tegen 1500 uur, maar er moest nog wat opgeruimd worden. De 1 South Lancs werden aanvankelijk in reserve gehouden, maar om 17.00 uur kregen A en D Companies het bevel om op te rukken om een resterend gebied te ontruimen met één troep van de 3 Grenadier Guards ter ondersteuning van elke vooruitgeschoven compagnie. B en C Companies en nog een troep van de Grenadier Guards werden in reserve gehouden. Ze ondervonden weinig tegenstand en tegen de schemering waren ze in positie aan de voorste rand van een open plek. Het was echter op deze dag dat Jackie Walker in de strijd sneuvelde, samen met vijf anderen van zijn bataljon die die dag sneuvelden en nu naast elkaar begraven liggen.

Leslie Joseph Smith, George Vickers, Dennis Roberts, Edward Roberts en Sydney Williamson.

Jackie’s 1939-45 oorlogsmedaille, de 1939-45 ster en de Frankrijk en Duitsland ster werden op 7/10/1949 aan zijn familie uitgereikt.

Jackie’s oudste broer, Joseph, stierf ook als gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Joseph bleek in 1939 niet bij zijn ouders te wonen. Het kan zijn dat hij al dienst had genomen als cavalerist bij de 3rd Carabiniers (Prince of Wales’s Dragoon Guards) van het Royal Armoured Corps (dienstnummer 4454878).

Joseph trouwde begin 1944 met Cora Steinmetz in de buurt van Stockton. Ze was geboren op 4/11/1922 en was de dochter van William en Susannah Steinmetz. William was geboren op 8/12/1895 en Susannah op 10/4/1897. In september 1939 woonden William en Susannah, Cora en twee andere kinderen op 28 Eastbourne Road, Stockton on Tees. William werkte als algemeen arbeider in een staalfabriek. Cora werkte in de huishouding.

Joseph stierf op 26/12/1945. Familie heeft aangegeven dat hij gewond raakte in de Tweede Wereldoorlog, maar stierf aan malaria. Hij ligt begraven in een graf van de Commonwealth War Graves Commission op de Durham Road Cemetery in Stockton. De inscriptie op zijn graf is als volgt:
“Trooper J. Walker 3rd Carabiniers Royal Armoured Corps 26 december 1945 leeftijd 25 jaar”.
Zijn broer John, South Lancashire Regiment, sneuvelde in Nederland 12.10.1944 op 22-jarige leeftijd”.

Cora trouwde in 1951 met Joseph T. Robinson en overleed in 2002 in Stockton.

De moeder van Jackie en Joseph, Susan Walker, stierf in 1975 en zijn vader, James Walker, in 1977.

Bronnen en credits

Van FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; Engelse volkstelling en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers.
Service Record van John Walker verkregen door Lennard Bolijn
“Researching WW2” website voor hulp met afkortingen gebruikt in WW2
1 South Lancashire Regiment Oorlogsdagboeken van Normandië Oorlogsgids en Sporen van Oorlog websites
Wikipedia voor informatie over het 1 South Lancashire Regiment
Nationaal Legermuseum voor informatie over het 1 South Lancashire Regiment
Wikipedia Richardson, Duck & Co
Foto en informatie van Michelle Fletcher, de achternicht van Jackie.

Research: Elske Dusselaar-van Kammen en Elaine Gathercole

  

Lees verder

Frost Norman

Frost | Norman

  • Voornamen

    Norman Stanley

  • Leeftijd

    25

  • Geboortedatum

    27-07-1919

  • Datum overlijden

    14-10-1944

  • Servicenummer

    6971086

  • Rang

    Serjeant

  • Regiment

    Lincolnshire Regiment, 2nd Bn.

  • Grafnummer

    I. C. 13.

Graf Norman Frost

Graf Norman Frost

Graf Norman Frost

Biografie

Norman Stanley Frost (Service No. 6971086) sneuvelde in actie op 14 oktober 1944 op 25-jarige leeftijd. Hij was sergeant in het2e Bataljon van het Lincolnshire Regiment. Hij werd aanvankelijk begraven op Begraafplaats De Kleffen en later bijgezet op 15 juli 1946 in graf I.C.13 op de Oorlogsbegraafplaats van het Gemenebest Overloon in Overloon. Zijn inscriptie luidt: “Zijn leven was zachtaardig, maar de natuur zou kunnen staan en tegen iedereen kunnen zeggen: ‘Dit was een man’ M.D.F.”

Militaire carrière

Het is niet bekend wanneer Norman in dienst ging, hoewel een militair dossier suggereert dat dit in 1941 kan zijn geweest.

Het lijkt erop dat hij ergens rond 8 juli 1944 gewond raakte na D-Day op 6 juni 1944. Op dat moment zat hij echter in het 4e Bataljon van het Lincolnshire Regiment. Dit was toen het bataljon betrokken was bij Operatie Charnwood. Dit maakte deel uit van de Slag om Caen, een belangrijk doel voor de Geallieerden tijdens de openingsfase van Operatie Overlord. Tegen de avond van 8 juli hadden de geallieerden de dorpen op hun pad gezuiverd en de buitenwijken van Caen bereikt. De operatie was echter kostbaar voor zowel de Geallieerden als de vijand en Caen werd pas een week later volledig veroverd. Dit laatste offensief omvatte ook Operatie Goodwood waaraan het bataljon deelnam.

Daarna trok hij in augustus en september door België en Nederland.

Na het mislukken van de inname van de brug bij Arnhem in Operatie Market Garden eind september, bleven de Geallieerden achter in een zeer precaire smalle salient door Nederland. Het doel van Operatie Aintree was om deze salient te verbreden door vanuit Nijmegen naar het zuiden te trekken om Overloon en daarna Venray in te nemen en uiteindelijk een Duits bruggenhoofd aan de Maas bij Venlo uit te schakelen.

Op 9 oktober 1944 bevond het bataljon zich in Haps, net ten zuiden van Nijmegen en ten noorden van Overloon. Ze kregen het bevel om op 11 oktober zuidwaarts naar Sint Anthonis te trekken, maar dit werd uitgesteld tot de volgende dag vanwege het slechte weer. De verplaatsing werd voltooid op 12 oktober en de volgende dag trokken ze iets verder naar het westen, maar met één gesneuvelde en drie gewonden.

Op 14 oktober, de dag waarop Norman stierf, was het plan dat B Company door een bos geleid zou worden dat in handen was van de Royal Ulster Rifles naar de voorkant, vanwaar ze een verkenning zouden uitvoeren om te controleren of een beek begaanbaar was en of de noordoostelijke hoek van een bos in het zuiden in handen van de vijand was. De gidsen waren echter laat en de tocht door het bos verliep langzamer dan verwacht, dus de verkenning ging niet door. Om 7u.30 begon de compagnie zuidwaarts op te rukken uit het bos. Maar voordat de compagnie 100 meter vooruit was, opende de vijand het vuur vanaf een spoor ongeveer 100 meter verderop. De opmars werd voortgezet, maar kwam zo zwaar onder vuur te liggen met zoveel slachtoffers dat de compagniescommandant het bevel gaf zich terug te trekken naar de positie van de Royal Ulster Rifles. Op dat moment waren één luitenant en 34 andere rangen gedood of gewond. Na een verkenning door de compagniescommandanten werd besloten om 15.30 uur een aanval in te zetten met de D en A compagnieën voorop. Men had de vijand zien bewegen in het gebied van de beek voor het bos. Men dacht dat de vijand die het doel van het bataljon bezette waarschijnlijk een compagnie sterk was. Meteen toen de aanvallende troepen in het open veld kwamen, werden ze blootgesteld aan intens artillerie- en mortiervuur, maar ze gingen gestaag door om hun doel te bereiken. Tijdens deze actie leed het bataljon zeer zware verliezen waaronder vier officieren die gedood werden en nog eens vier gewonden.

In totaal liggen 27 mannen van het 2nd Battalion van het  Lincolnshire Regiment die die dag sneuvelden naast elkaar begraven in Overloon, waaronder Sergeant Norman Stanley Frost.

Familie achtergrond

Norman Stanley Frost was de zoon van Harry en Florence Edith Frost die volgens de CWGC in Normanhurst 73 Westerham Road, Keston, Kent woonden.

Harry Frost trouwde met Florence Edith White in 1915 in Bedford, Bedfordshire.

Harry diende in de Royal Navy Air Service in WO1 vanaf 2/6/1916. Hij was eerst een Aircraftsman II, werd toen gepromoveerd tot Aircraftsman I op 1/9/1919, daarna Leading Aircraftsman op 15/12/1916 en uiteindelijk overgeplaatst naar de RAF als Corporal op 1/4/1918. Hij werd op 19/3/1919 ontslagen. Het lijkt erop dat hij een deel van de tijd op de Scilly Isles heeft gediend.

Harry en Florence kregen slechts twee kinderen: Norman Stanley Frost op 27/7/1919 en Freda D. Frost op 18/7/1922, beide in het Lewisham District, hoewel Norman specifieker werd beschreven als geboren in Brockley.

In juni 1921 woonden Harry, Florence en Norman op 116, Manwood Road, Crofton Road, Lewisham. Harry was ambtenaar-bediende voor het Ministerie van Arbeid bij de Employment Exchange in Deptford. Op 9/7/1930 meldde de West Kent Argus en Borough of Lewisham news dat Norman Stanley Frost uit Stillness Road, Brockley een Junior County Scholarship had gekregen van de London County Council. Het is ook bekend dat hij in de 13e Lewisham South Scout Group zat.

In september 1939 woonden Norman en Florence op 246 Conisborough Crescent, Catford, Lewisham. Harry werkte nu voor de Belastingdienst en was ook werkzaam als Air Raid Warden. Zowel Norman als Freda waren aanwezig. Norman werkte als klerk voor het elektriciteitsbedrijf. Hij was ook reserve officier bij het Army War Office. Freda werkte als ambtenaar bij His Majesty’s Work Office.

Helaas sneuvelde Norman Stanley Frost op 14/10/1944 bij Overloon.

Zijn zus, Freda D. Frost, trouwde in 1947 in Lewisham met Fredrick T. Perry. Ze schijnen twee kinderen te hebben gehad Kathleen H. Perry in 1949 in Lambeth en Christine R. Perry in 1952 in Bromley.

Norman’s moeder, Florence E. Frost, overleed in 1965 in Croydon.

Zowel zij als Norman worden herdacht op een grafsteen in Plaistowe Cemetery, Bromley.

Zijn vader, Harry Frost, overleed in 1975 in Bromley, Kent.

Zijn zus, Freda D. Perry, overleed in 1988 in Canterbury.

Bronnen en credits

 Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; volkstelling in Engeland en registers uit 1939; kiezerslijsten; militaire registers
Oorlogsdagboeken van het Lincolnshire Regiment via de website van Oorlogssporen
https://prod-cms.scouts.org.uk/media/21339/sww-roll-of-hon-06-january-2020.pdf
Wikipedia – informatie over het Lincolnshire regiment, Operatie Charnwood

Research Stichting Overloon War Chronicles

Lees verder

Sheppard Thomas

Sheppard | Thomas John

  • Voornamen

    Thomas John

  • Leeftijd

    22

  • Geboortedatum

    12-08-1922

  • Datum overlijden

    12-10-1944

  • Servicenummer

    6411760

  • Rang

    Private

  • Regiment

    Suffolk Regiment, 1st Bn.

  • Grafnummer

    III. C. 1.

Graf Thomas Sheppard

Graf Thomas Sheppard

Graf Thomas Sheppard

Biografie

Thomas John Sheppard stierf op 12 oktober 1944. Hij was 22 jaar oud en soldaat in het1e Bataljon van het Suffolk Regiment (Servicenummer 6411760). Hij werd aanvankelijk begraven in Armenhuizen in Vierlingsbeek in Overloon en later herbegraven in Graf III.C.I op de Oorlogsbegraafplaats Overloon op 19 mei 1947.

Er is nog geen foto van Thomas John Sheppard gevonden. Als iemand die dit leest een foto van hem heeft of meer informatie over hem – of als u hierna fouten in zijn biografie ziet, verzoeken wij u vriendelijk contact met ons op te nemen.

Annie Clay werd geboren op 22/3/1887 in Mile End Old Town in Londen. In 1891 woonde ze op 67, Maplin Street, Mile End Old Town. Daar woonde ook Harriet Clay, geboren in 1886, ook in Mile End Old Town. Ongebruikelijk genoeg werden twee weduwen allebei genoemd als hoofd van het huishouden. De ene was Sarah Stevens geboren 1830 in Herefordshire en de andere was Mary Clay geboren 1852 in Bromley, Londen. Mary werkte als wasvrouw. Zowel Annie als Harriet werden beschreven als dochters van het gezinshoofd, waarschijnlijk Mary Clay. Het is bekend dat Annie’s vader George Clay was, maar het lijkt erop dat hij tegen die tijd was overleden.

In 1901 woonden Annie en Harriet samen met een andere weduwe, Sarah A Clay, in 7, Bridge Street, Mile End Old Town, in het huishouden van Arthur en Matilda Robinson. Sarah was in 1856 geboren in Mile End. Ze werkte als wasvrouw. Arthur Robinson was een arbeider, geboren in Stepney in 1873 en Matilda was geboren in 1875 in Mile End. Harriet werkte als dienstbode. De relatie tussen Sarah Clay en de twee meisjes is niet bekend.

Annie trouwde aanvankelijk begin 1907 in Bethnal Green met William Henry Sheppard.

William zou de jongere broer zijn geweest van Thomas John Sheppard met wie ze uiteindelijk in 1917 trouwde en dat ze de zonen waren van Thomas J Sheppard en Emma E Cash die in 1866 in Bethnal Green waren getrouwd. Thomas en Emma Sheppard hadden de volgende kinderen: Emma 1867, Caroline 1869, Sarah Elizabeth 1871 (allemaal geboren in Bethnal Green), Thomas 23/9/1876, Henry Charles 1878, Eliza Annie 1881, Charles 1885 en William George 1886 (de laatste vijf geboren in Whitechapel). Het is echter vreemd dat deze William William George Sheppard heet, terwijl Annie getrouwd zou zijn met William Henry Sheppard.

In 1871 woonden Thomas (Snr) en Emma in Selby Street, Bethnal Green met hun eerste kind, Emma. Thomas was een Carman, geboren in Salisbury, Wiltshire in 1845 en Emma was geboren in Stepney in 1847. Het is niet bekend waar de familie in 1881 was. In 1891 woonden Thomas en Emma echter in Drivers Buildings, 11, Mile End Road, Mile End Old Town met hun zes jongste kinderen. Thomas (Snr) werkte als Brewer’s Dray Man. Thomas (Jnr) werkte op dat moment als koerier en zijn oudere zus Sarah werkte als huishoudelijke hulp.

In 1901 woonde de weduwe Thomas Sheppard als kostganger in het huishouden van Alfred en Sarah Bellinger en hun dochter in Blackwall Buildings, 87, Whitechapel, Londen. William Sheppard, geboren in Whitechapel in 1887, woonde daar ook. Het lijkt erop dat Emma Sheppard was overleden. Op dat moment werkte Thomas J. Sheppard als arbeider in de slaterij en woonde hij in bij Thomas W. Bird en zijn vrouw en drie kinderen in 125, Old Church Road, Mile End Old Town. In 1911 was hij weer inwonend, dit keer in het huishouden van Edward Charles en Louisa Anne Oliver en hun vier kinderen in 8 George Road, Chingford, Essex. Thomas John Sheppard werkte als slater en tegelzetter, net als Edward Charles Oliver.

Na hun huwelijk begin 1907 kregen Annie en William Sheppard hun eerste kind, William Charles Sheppard, op 10 juni 1907 en hij werd gedoopt in Christ Church, Stratford. Het gezin woonde toen op 2 Livingstone Road, Stratford, West Ham. William werkte als karman. Hij was geboren in Whitechapel in 1888. Annie en William blijken nog drie kinderen te hebben gekregen, als volgt: Alfred Thomas in 16/10/1908, Arthur T. in 1911 en James Walter in 1913. Alfred werd geboren in Mile End Old Town en de andere twee in West Ham.

In 1911 woonden William en Annie op 65 Livingstone Road, Stratford, West Ham. Alfred en Arthur waren aanwezig, maar niet hun oudste zoon William. Het is niet bekend waar hij op dat moment was.

Er wordt aangenomen dat Annie’s man William in WO1 is overleden. Ze trouwde toen met haar zwager Thomas John Sheppard in Christ Church, Stratford op 23 december 1917, zodat hij haar kon helpen met de opvoeding van haar vier zonen. Annie’s adres werd opnieuw opgegeven als 2 Livingstone Road. Thomas’ vader heette Thomas John Sheppard en was dokwerker. Annie’s vader heette George Clay.

Annie en Thomas kregen samen nog zes kinderen, als volgt: Annie Elizabeth 17/9/1919, Matilda Rosina 3/10/1920, Thomas John 12/8/1922, Henry C. 8/6/1924, George R. 24/3/1926, Leonard. 8/4/1928. Alle kinderen werden geboren in de wijk Stratford in West Ham.

In 1921 woonden Thomas en Annie nog steeds in 2, Livingstone Road, Stratford, West Ham, waar Annie had samengewoond met William. Thomas had geen werk, maar werkte als dakwerker en tegelzetter voor Ettridges Slate Merchants, Bethnal Green Road. Annie’s vier zonen uit haar eerste huwelijk waren allemaal aanwezig, net als haar eerste twee kinderen met Thomas.

In september 1939 woonden Thomas (Snr) en Annie nog steeds op hetzelfde adres en was Thomas nog steeds leisteenzetter. Alfred uit Annie’s eerste huwelijk was er ook – hij werkte als General Highway Labourer. Op Matilda na uit haar tweede huwelijk waren ze allemaal nog thuis, inclusief Thomas (Jnr) die op 12/8/1922 was geboren. Annie werkte als schraper en schoonmaker bij een Skin fabriek, Thomas als asfaltwerker en Henry als algemeen arbeider.

Drie van de andere kinderen woonden op dat moment in de buurt. William Charles Sheppard trouwde in 1931 met Ethel L. Cousins in de wijk West Ham. Ze kregen tien kinderen tussen 1935 en 1951, waarvan er één stierf bij de geboorte. In 1939 woonden ze als apart huishouden op 2 Livingstone Road, naast Thomas en Annie Sheppard. William werkte net als Thomas als asfaltwerker. Hun vier jongste kinderen waren bij hen.

Matilda Rosina Sheppard woonde ook op 2 Livingstone Road, in weer een ander huishouden – te zien aan de andere kant van Thomas en Annie aan William en Ethel. Ze was nog steeds alleenstaand en werkte als papierzakkenmaakster. Daar woonde ook Harriet F. Wheatley, geboren op 16/5/1886. Ze was weduwe en werkte als hulp in de huishouding. Dit was de zus van Annie Sheppard, Harriet Clay, die in 1915 getrouwd was met John T. Wheatley, maar hij was net overleden in 1939.

Arthur Sheppard woonde alleen op 59 Livingstone Road. Er werd gezegd dat hij getrouwd was, maar zijn vrouw was niet aanwezig en het huwelijk werd niet gevonden. Hij werkte als asfaltwerker, net als William en Thomas. Het is niet zeker waar James Walter Sheppard op dat moment was.

De nabijheid waarin het gezin nog leefde, suggereert dat het een hecht gezin was.

Militaire carrière 

Het is niet bekend wanneer Thomas zich aansloot bij het 1e Bataljon van het Suffolk Regiment.

Het was gestationeerd in Devonport als onderdeel van de 8e Infanterie Brigade, 3e Infanterie Divisie en diende van eind 1939 tot mei 1940 bij de British Expeditionary Force (BEF) in Frankrijk. Samen met de rest van de BEF werd het in 1940 geëvacueerd uit Duinkerken. De volgende vier jaar werden doorgebracht met trainen in het Verenigd Koninkrijk voor de invasie van Normandië in 1944, ook wel bekend als D-Day op 6 juni. Het 1ste Bataljon landde op Sword Beach en was betrokken bij de aanval en de inname van het Hillman Fort op D-Day zelf. Ze trokken verder door Frankrijk en België, inclusief zware gevechten die veel levens kostten bij Chateau de la Londe en bij Tinchebrai voordat ze in Nederland aankwamen, waar ze op 1 oktober Molenhoek bereikten, net onder Nijmegen. Van daaruit draaiden ze om naar het zuiden, via Mook en Rijkevoort om bezet Overloon vanuit het noorden te naderen. Het doel was om Overloon aan te vallen en de vijandelijke salient ten westen van de rivier de Maas te zuiveren in wat bekend stond als Operatie Aintree. De aanval op Overloon werd vertraagd door hevige regen en zeer modderige omstandigheden tot het middaguur op 12 oktober. Het plan was dat het 1st Suffolk Regiment rechts zou aanvallen terwijl het 2nd Battalion van het East Yorkshire Regiment links verder zou gaan. Bij die aanval op die dag werden één officier en 9 mannen van het 1ste Bataljon van het Suffolk Regiment gedood, waaronder Thomas John Sheppard, en nog eens 2 officieren en 55 mannen raakten gewond. Overloon werd op 14 oktober met succes bevrijd, maar ten koste van veel mensenlevens.

Thomas’ vader, Thomas J. Sheppard, stierf in 1950 in West Ham. Het is niet zeker wanneer zijn moeder, Annie, stierf.

Bronnen en credits

Van de FindMyPast website: Burgerlijke en parochiële geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters; volkstelling in Engeland en registers uit 1939; militaire registers, kieslijsten
Suffolk regiment oorlogsdagboek
Wikipedia en Friends of the Suffolk Regiment websites voor informatie over het regiment
Hulp van de nicht van Thomas, Gillian Sheppard Black.

Research Elaine Gathercole

  

Lees verder

volg ons op

e-mail: overloonwarchronicles@gmail.com
correspondentieadres:
Holthesedijk 2 a, 5825JG Overloon

Kvk nummer: 83346422
Banknummer: NL04 RBRB 8835 3869 69
t.n.v. Stichting Overloon War Chronicles
BIC / SWIFT code  RBRBNL21

©2021 Overloon War Chronicles